Rotterdams
Filmfestival vraagt totale onderdompeling
Teveel
films en te weinig tijd geldt nog steeds als motto voor het Filmfestival
Rotterdam. Het programma mag dit jaar dan ingekrompen zijn van 300 naar
250 producties, de keuze is nog steeds meer dan overweldigend.
Uit de film
Lunacy.
foto: International Film Festival Rotterdam
tekst
Ulrik van Tongeren
Een
opsomming en overzicht van alle programma's en programmalijnen is in een
kort bestek ondoenlijk. Wat een constante is, en misschien wel meer dan
ooit, is de aandacht voor jonge, grensverleggende en experimenterende
filmmakers. Sommigen zullen de toekomst bepalen van de wereldcinema, terwijl
anderen onvermijdelijk in de vergetelheid zullen geraken.
In
het Tiger Awards programma bevinden zich de jonge talenten, maar ook in
het omvangrijke programma van korte films krijgt het talent een podium.
Het publiciteitscircus rond het festival vertoont overigens bizarre trekjes.
Journalisten lijken zich voornamelijk druk te maken over de eventuele
komst van filmster en regisseur George Clooney, wiens film Good Night,
and Good Luck als slotfilm dienst doet.
Home-cinema
Anno
2006 is het bijna anachronistische onderneming, een filmfestival als dat
van Rotterdam. Voor de 35e maal wordt een totale onderdompeling gevraagd
in de talloze bioscoopzalen en andere vertoningsplaatsen op het festival.
Terwijl er tegelijkertijd een revolutie gaande is in de beleving van de
audiovisuele media, waardoor de klassieke bioscoopvertoning op het tweede
plan dreigt te geraken. Via dvd in de home-cinema, en de ondertussen talrijke
mobiele mediaspelers zoals I-Pod, mobiele telefoons en laptops, kan film,
tv en de game-ervaring op elke plek op de planeet beleefd en geleefd worden.
De
onderbelichte secties van het festival zoals Exposing Cinema en Exploding
Television zijn secties die talloze voorbeelden laten zien van het snel
veranderende medialandschap. Ze zitten vol woeste experimenten voor de
avontuurlijke festivalganger. Zo is er onder meer een nieuwsgierig makende
The Vanitas Record van de Belgische beeldend kunstenaar Koen Theys
te zien in de Kunsthal, waarin duizenden slakken figureren.
De
sectie Time & Tide wordt gepresenteerd als polsslag van de wereld.
Er worden speelfilms en documentaires vertoond waarmee filmmakers hun
sociaal-politieke en culturele engagement tonen. Zoals de Cubaanse Habana
Blues van regisseur Benito Zambrano, die op het eerste gezicht een
aandoenlijke muziekfilm over twee jonge muzikanten die hogerop willen
komen, lijkt te zijn. Maar de film heeft wel degelijk een scherpe politieke
lading: de onderdrukkende en benauwende realiteit van het hedendaagse
Cuba wordt onderhuids verbeeld.
Politieke
voetzoeker
Dat
het nog veel harder kan, bewijst de Braziliaanse regisseur Sérgio
Bianchi. Met zijn What Is It Worth heeft hij een politieke voetzoeker
zonder weerga gecreëerd. Het is ook meteen een politieke film die
in zijn rauwe verbetenheid allerlei taboes over de sociale werkelijkheid
in Brazilië te lijf gaat. De
film begint als een exposé over het slavernijverleden van Brazilië.
Op plastische wijze presenteert de regisseur diverse methoden waarmee
de slaven werden geketend en voorbeelden van zogenaamde liefdadigheid
ten opzichte van de slaven als masker van onderdrukking.
Op
briljante wijze schakelt de film tussen het beladen verleden en heden.
De regisseur toont een hedendaags Brazilië waar dezelfde onderdrukkende
mechanismen hun vernietigende werk doen. Onder het mom van liefdadigheid
zorgt een marketing firma voor donatie van computers in een achterstandswijk.
Dat de computers niet werken is geen verrassing, want de kanslozen moeten
vooral kansloos blijven en de bovenlaag rijk. What
Is It Worth verbeeldt in uitdagende scènes de raciale tegenstellingen,
zoals bij de opnamen van een tv-commercial waar de acteurs geselecteerd
worden op huidskleur. Op vileine wijze worden hier de ingewikkelde en
wurgende stereotypen getoond die welhaast onvermijdelijk tot opstandigheid
leiden.
Geniale
grootmeester
In
de sectie Kings & Aces wordt werk vertoond van gevestigde auteurs
dat mag dienen als voorbeeld voor het aanstormende jonge talent. Dat de
Tsjechische grootmeester Jan Svankmajer hierin niet mag ontbreken is duidelijk.
Met zijn Lunacy over een jongeman die in een krankzinnigeninstituut
belandt, heeft hij een soort horrorfilm gemaakt met live action
en animatie.
De
film zit vol geniale uitwijdingen over vlees, met onder meer biefstukken
die tot leven komen, en filosofeert duchtig over de vage grens tussen
normaal en krankzinnigheid. Enig nadeel van de film is dat de regisseur
zijn gebruikelijke bondigheid heeft losgelaten en breedsprakig de toeschouwer
toespreekt. De film is hierdoor minder subversief en spannend dan bijvoorbeeld
zijn briljante verbeelding van Alice in Wonderland.
Ook
een regisseur als Abel Ferrara was vaak te zien op het festival. Met onheilspellende
films als Bad Lieutenant zaaide hij in het verleden onrust. Vorig
jaar nog was er een meeslepende documentaire over zijn leven en werk te
zien. Nu presenteert hij de hedendaagse bijbelvertelling Mary,
wat ook weer een ongemakkelijke kijkervaring zal zijn.
Wat
de Tsjechische grootmeester en de Amerikaanse dwarsligger Ferrara gemeen
hebben is hun totale weigering om onderdeel uit te willen maken van welke
mainstream dan ook. Svankmajer gebruikt zijn tomeloze fantasie en vaardigheid
als animatiefilmer om greep op de werkelijkheid te krijgen, Ferrara werkt
graag in en buiten zijn producties om met drugs. Dat idee krijg je in
elk geval bij het zien van zijn films, maar misschien leeft de man wel
op limonade.
White
Light
Een
zeer in het oog lopend deel van het festivalprogramma is de sectie White
Light, een programma met films over drugs. Circa dertig speelfilms en
documentaires over de zegeningen en verschrikkingen van het gebruik van
drugs kunnen tot ontregelende ervaringen leiden. Filmtitels als Cocaine
Angel, Dealer, Eternal Junkie, Methadonia, Pusher, Reefer Madness
en Stoned roepen ogenblikkelijk de gebruikelijke associaties op
van zakjes wit poeder, injectienaalden en uitgemergelde gezichten.
Dergelijke
clichébeelden zitten niet in Running Stumbled van de Amerikaanse
regisseur John Maringouin. Het is een ontluisterend portret van een door
drugs en geweld verscheurd gezin, waarin de filmmaker als zoon des huizes
probeert het verleden te reconstrueren. Niet veel van dat bewogen verleden
wordt duidelijk: er lijkt niets veranderd, papa is nog steeds bezig pillen
te scoren en de overige familieleden en buren lijken permanent bevroren
te zijn in hun roes.
Is
dit een eerlijke analyse van de gevolgen van drugsgebruik, is het allemaal
bedoeld als een waarschuwende antidrugsfilm, of is het een exploitatie
hiervan door een ambitieuze filmmaker? De waarheid zal wel ergens in het
midden liggen. Desondanks is het een film waar je naar blijft kijken.
De
fascinatie voor drugsfilms is een gegeven, dergelijke films onttrekken
zich terloops aan de normale filmwetten; de toeschouwer wil ook deelnemen
aan de euforie en roes van het drugsgebruik en de daaraan verbonden afgrond.
Daarom hebben notoire anti-drugsfilms als Reefer Madness, waar
trouwens een remake van op het festival te zien is, uit 1936 ook propagandawaarde:
ze kunnen juist aanzetten tot drugsgebruik. We willen allemaal ontsnappen
aan de banale realiteit, al is het maar als toeschouwer in een bioscoopzaal.