![]() |
||
|
|
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#8
Uit: Ravage #8 van 11 juni 2004 Wie houdt er nog van Afrika?
Wat een spetterende finale had moeten worden van ruim een jaar lang discussiëren over Afrika, werd een duffe vertoning. Kenners van Afrika en Afrikaanse Nederlanders hielden elkaar tijdens 'Shaping a New Africa' vooral voor dat er in dit werelddeel ook heel veel goede dingen gebeuren en dat de tijd rijp is voor een nieuw elan.
De conferentie 'Shaping a New Africa', 26 mei gehouden in het Haagse Concordia, vond geheel in het Engels plaats. Alsof de organisatoren hadden ingecalculeerd dat het grote publiek zich allang van Afrika heeft afgekeerd. Geen wonder dat de vaderlandse media het en masse lieten afweten. De discussie die aan de conferentie voorafging behelsde een vijftal debatten in de Amsterdamse Balie en een reeks van zeven online debatten via internet over aspecten van de beleidsnota 'Sterke mensen, zwakke staten', waarmee de regering in november 2003 haar 'nieuwe' Afrika-beleid lanceerde. De drijvende krachten achter het geheel waren de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO), het Nederlands instituut voor Zuidelijk Afrika (NiZA) en AfroNeth, een nieuwe organisatie van in Nederland woonachtige Afrikanen.
Aanbevelingen Voor de afsluitende conferentie in Den Haag waren er drie thema's gekozen: politiek leiderschap, conflictbeheersing en voedselzekerheid. Vertegenwoordigers van de NCDO, het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en AfroNeth kregen de gelegenheid hun verontwaardiging uit te spreken over het wijdverbreide Afro-pessimisme. Maar ook zichzelf aan te prijzen als pleitbezorgers van álle Afrikanen van goede wil. Vervolgens werden de naar schatting 150 deelnemers onderverdeeld in workshops om te komen tot aanbevelingen aan het adres van de Nederlandse regering over de drie genoemde thema's. Het resultaat werd voorgelegd aan drie back-benchers uit de Tweede Kamer - Thea Fierens (PvdA), Kathleen Ferrier (CDA) en Zsolt Szabo (VVD) - die onlangs na een gezamenlijk werkbezoek aan Mozambique nog de pers hadden gehaald als voor- en tegenstander van de gangbare ontwikkelingshulp. De meest concrete aanbeveling was dat de regering een veel hogere prioriteit moest toekennen aan de landbouw in ontwikkelingslanden, maar Szabo had daar geen mening over terwijl zijn twee collega's het roerend met de aanbeveling eens waren. Waarom de landbouw in de Nederlandse hulpverlening uit beeld is geraakt, bleef in het luchtledige hangen. Dat was typerend voor het karakter van de conferentie: de somberheid in de publieke opinie over ontwikkelingen in Afrika wordt niet serieus genomen. Van een analyse van de achtergronden van alle man-made rampen in het recente verleden is nauwelijks sprake en het besef van medeverantwoordelijkheid voor die rampen is helemaal ver te zoeken.
Afrofielen Je vraagt je af wie zich in Nederland nog echt iets gelegen laat liggen aan Afrika. Waar zijn de Afrofielen gebleven die in de jaren zestig en zeventig het continent in hun hart hadden gesloten en enthousiast over hun ontdekkingen terugkeerden in de polder? Een deel is waarschijnlijk opgeslokt door de ontwikkelingshulp als nieuwe bedrijfstak, waar nu eenmaal heel wat geld omgaat en je prima carrière kunt maken. In die kringen bestaat onverschilligheid van het grote publiek gewoon niet. Als iemand van tijd tot tijd maar roept dat 'het draagvlak' nog volledig intact is, blijft het geld binnenstromen en is iedereen tevreden. De grote uitdaging voor hen die écht iets met Afrika hebben, lijkt me dat je emotionele betrokkenheid combineert met intellectuele koelbloedigheid. Emoties hebben we in de afgelopen decennia voldoende gezien. Gebeurtenissen in Afrika waren vaak en herhaaldelijk aanleiding emoties te tonen en met anderen te delen of op anderen over te brengen. Maar de gebeurtenissen in Afrika zijn en blijven een ver-van-mijn-bed show, iets heel anders dan een ramp in eigen land waar je persoonlijk getuige van bent en duidelijke oorzaken of schuldigen voor kunt aanwijzen. Als dan de gebeurtenissen zich min of meer herhalen en zelfs verhevigen, zonder uitzicht op verbetering of tenminste een bevredigende verklaring, dan zijn intellectuele integriteit en koelbloedig handelen vereist. Dat betekent dat je de werkelijkheid tot je laat doordringen en je verzet tegen psychische mechanismen zoals selectieve perceptie en projectie, om maar te zwijgen van desinformatie en andere doelbewuste pogingen de werkelijkheid te manipuleren.
Inzicht Het komt er wat Afrika betreft meer dan ooit op aan inzicht te verwerven, te begrijpen waarom bepaalde dingen zich voordoen, incidenteel of bij herhaling. Dat kost moeite en moed, zoals de Afrika-redacteur van Le Monde Stephen Smith het afgelopen jaar mocht ervaren. Die beschreef in 'Négrologie' namelijk hoe (slecht) het continent er in zijn ogen voor staat, hetgeen hem niet in dank werd afgenomen. Hij hield evenwel voet bij stuk, want hij had uitdrukkelijk als uitgangspunt gekozen dat Afro-optimisme een misdaad is tegen de vrijheid van informatie. In Nederland is in de afgelopen eeuw heel wat informatie over Afrika binnengekomen. De belangrijkste boodschappers waren aanvankelijk vooral wetenschappers, missie en zending. Na de tweede wereldoorlog werden deze aangevuld door diplomatieke vertegenwoordigers, zakenlui en de medewerkers van ideële organisaties die op allerlei terreinen hun diensten aanboden. Het merendeel van de informatie uit al die bronnen bereikte slechts een klein aantal direct betrokkenen. Op een enkele uitzondering na - beleidsmedewerker Roel van der Veen van Buitenlandse Zaken met zijn handboek over Afrika is een recent voorbeeld - zijn nauwelijks pogingen gedaan systematisch informatie bij elkaar te brengen en voor een breed publiek toegankelijk te maken. Het verbaast dan ook niet dat het publieke debat over Afrika, als je daar al van mag spreken, nooit veel diepgang gekregen heeft. Afrika, als gespreksthema en als werkterrein, is in Nederland eigenlijk het domein bij uitstek van Afrika-pessimisten. Ondanks hun onderlinge verschillen - de een ziet Afrika als een hopeloos geval en denkt aan een bodemloze put, terwijl de ander er eerder meer dan minder geld heen wil sturen - hebben ze één ding gemeen: ze zoeken de oorzaak van de problemen bij de Afrikanen zelf. Daarmee zijn ze de erfgenaam van de ethische onderstroom in het Europese kolonialisme, waar Afrika werd bestempeld als 'the white man's burden'.
Bedrijfstak In de hedendaagse ontwikkelingshulp is dat nog altijd de dominante benadering: ze kunnen het zelf niet aan, dus moeten wij het voor hen opnemen. Een tijd lang, in de beginfase van de hulp, gold als politiek correct adagium nog 'geef ze een hengel' zodat de ontvanger zelf kon gaan vissen en de gever zich overbodig zou maken. Die tijd is allang voorbij: de hulp is een bedrijfstak geworden zoals alle andere en dan is de hoofdzaak natuurlijk dat je je eigen bedrijf in stand moet zien te houden. Het nieuwe Afrika-beleid van deze regering is dan ook maar zeer ten dele wat het zegt te zijn. Het is slechts nieuw, omdat voor het eerst sinds de dekolonisering van Afrika het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken als zodanig Afrika in zijn taken en verantwoordelijkheden heeft geïntegreerd. Maar hoewel minister Bot nu ook Afrikaanse zaken in zijn agenda heeft staan, zal het nog wel even duren voor de dagen van 'Bor in Afrika' (recente sleutelroman van de destijds jonge diplomaat Richard Osinga) daadwerkelijk voorbij zijn. Voor het overige is het het oude liedje: Nederland biedt zich aan als redder in de nood en weet wat goed is voor de Afrikanen. Tegenwoordig ook, en vooral, op het terrein van vrede, veiligheid en stabiliteit. De beleidsnota 'Sterke mensen, zwakke staten' waarop dit beleid is gebaseerd, is een schoolvoorbeeld van ambtenarenretoriek om een vooraf vastgesteld politiek doel te rechtvaardigen. Het document wekt de schijn van onbevangen analyse door elke bronvermelding achterwege te laten, maar laat de lezer met de indruk achter dat ook de regering door de bomen het bos niet meer ziet.
Ongeloofwaardig Het gezag dat de regering zich desondanks aanmeet in Afrikaanse zaken, is dan ook uiterst bedrieglijk. Het hoofd van de afdeling sub-Sahara-Afrika van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Roeland van de Geer, presteerde het tijdens de conferentie in Den Haag zelfs het gebrek aan belangstelling voor Afrika in de Nederlandse samenleving af te zetten tegen het Nederlands buitenlands beleid waarin Afrika naar zijn zeggen 'altijd een hoogst belangrijk onderdeel' is geweest. Alsof hij nu al is vergeten dat decennia lang alleen het Zuid-Afrika van de apartheid werkelijk meetelde in dat beleid. Zo is het evenmin geloofwaardig, om niet te zeggen lachwekkend, als minister voor Ontwikkelingssamenwerking Van Ardenne weer eens een waarschuwing uitdeelt aan een Afrikaanse regering, zoals de laatste tijd aan due van Soedan vanwege de massale moordpartijen in Darfoer. Haar voorganger Pronk heeft zich mettertijd in bepaalde landen een zeker gezag verworven, als surrogaatminister van Buitenlandse Zaken, maar haar gezag gaat voorlopig niet veel verder dan de omvang van de geldbuidel in haar handtas.
Als de overheid of de particuliere sector bij een breed publiek serieuze en blijvende aandacht voor Afrika wil (terug)winnen - wat me geen onzinnig doel lijkt, als je jezelf én je zorg voor Afrika serieus neemt - moet je tenminste het beestje bij de naam kunnen en willen noemen.
Hulpzucht In de eerste plaats door ronduit te erkennen dat Afrika er volgens gewone menselijke maatstaven slecht voor staat en de hoeveelheid explosief materiaal nog lang niet is uitgeput. De oorlog in West-Soedan, die pas sinds een aantal maanden een plaatsje krijgt in onze media, zal niet de laatste zijn en de vergelijking van Stephen Smith met de 30-jarige oorlog in Europa (1618-1648) is misschien zo gek nog niet. In de tweede plaats zouden we als publiek van de hulpverleners en hun geldschieters mogen verlangen dat ze eens wat kritischer naar zichzelf kijken. Dan denk ik niet alleen aan de hulp als medicijn tegen alle kwalen, maar ook aan de achterliggende ideeën over 'ontwikkeling'. Jaren lang is er met veel verbaal geweld ingeramd dat hulp moet en zowel bij de PvdA als bij het CDA zit de hulpzucht ingebakken, zodat het benul van de gevolgen volkomen is weggezakt. Het meest fnuikende gevolg is dat ontelbare mensen door de hulp - ongeacht de intentie van de gever - voor onbepaalde tijd de status van bedelaar krijgen toebedeeld. Zeker zo belangrijk is dat via de hulp een ontwikkelingsmodel werd opgedrongen, dat in ieder geval in Afrika sociaal en ecologisch gezien desastreus is uitgepakt. Al geruime tijd voor het einde van de Koude Oorlog - vanaf het begin van de jaren tachtig - werd het continent door de BV Wereldeconomie in Washington bouwrijp gemaakt voor de 'wilde mondialisering' van de jaren negentig. (Zie bijvoorbeeld 'Le mythe de développement' van Oscar de Rivero.) Opeenvolgende Nederlandse regeringen hebben daar met hun steun voor Wereldbank en Internationaal Monetair Fonds actief aan bijgedragen en het maatschappelijke middenveld, waar de particuliere hulp vandaan komt, heeft eerder meegehuild met de predikanten van liberalisering en privatisering dan tegenwicht geboden.
Theo Ruyter
meer info: www.oneworld2.nl/index.php?page=6_0
|