![]() |
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#10 Niet denken maar helpen
Een halve eeuw derde wereldbeweging
In 'De bewogen beweging' beschrijven Hans Beerends en Marc Broere de geschiedenis van de derde wereldbeweging in Nederland. Het boek bevat een uitputtende verzameling aan feiten en meningen maar ontbeert helaas een eigen visie en perspectief.
Voetbal is natuurlijk de absolute top in de massale beleving van het Oranjegevoel, maar na het koningshuis zou de nationale ontwikkelingshulp wel eens een goede derde kunnen zijn. We zijn al jaren ex aequo wereldkampioen ontwikkelingshulp, per inwoner, en maar al te blij dat we het daar - in de lengte en de breedte van de natie n nog altijd over eens zijn. We zijn op dat vlak ook uiterst praktisch: zien we dat ze in die losers-landen hun broek niet kunnen ophouden, dan gaan we gewoon helpen. Daar zeuren we niet over, dat doen we gewoon. Dat beeld wordt opgeroepen door het boek 'De bewogen beweging' van Hans Beerends en Marc Broere, dat begin juni feestelijk werd gepresenteerd. De ondertitel Een halve eeuw mondiale solidariteit is niet zo goed getroffen, voor zover deze de indruk wekt dat ook bewegingen in andere landen aan bod komen. De hoofdtitel echter des te beter, omdat die weerspiegelt dat de betrokkenen door sterke emoties zijn en worden voortbewogen.
Pleingroep De twee auteurs laten de halve eeuw beginnen in het voorjaar van 1954 toen in Den Haag op Het Plein gepreekt werd over vrede en armoede in de wereld. Met de zogenaamde Pleingroep werd volgens Beerends en Broere de Nederlandse derde wereldbeweging geboren. Vervolgens beschrijven ze in achttien hoofdstukken deels chronologisch deels thematisch de lotgevallen van die beweging tot in het afgelopen voorjaar. Beerends en Broere vergelijken de derde wereldbeweging met het bewogen deel van de middenklasse dat in het begin van de twintigste eeuw de kant koos van de arbeiders in hun belangenconflict met de kapitaalbezitters. Ze spreken dan ook van 'de derde speler', die in dit geval na de dekolonisatie de eisen van arme derde wereldlanden aan het adres van het rijke Westen heeft overgenomen. Daarmee is de derde wereldbeweging volgens hen een schoolvoorbeeld van het menselijk vermogen op te komen voor zaken die het directe eigenbelang overstijgen. Zoals in elke sociale beweging bestaan er in de derde wereldbeweging van het begin af aan diverse visies en benaderingen en daaruit voortvloeiende tegenstellingen en conflicten. Zo komt uitgebreid de richtingenstrijd aan de orde binnen de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand (Novib), een organisatie van het eerste uur die nauw verbonden was met genoemde Pleingroep. In de Novib bestonden drie stromingen: mensen die van de Novib een soort Rode Kruis wilden maken, anderen die de noodzaak van acties en bewustwording benadrukten en daar tussenin degenen die politieke bewustwording wilden combineren met de ondersteuning van projecten in ontwikkelingslanden. Geen wonder dat zich in de loop der jaren voortdurend twee hoofdstromingen hebben gemanifesteerd, die elkaar voor een deel versterkten en voor een deel in de weg zaten. De een primair gericht op de analyse van de oorzaken van de problemen en dus op fundamentele politieke verandering in een onbepaalde toekomst, de ander op het overbruggen van tegenstellingen en lenigen van noden die zich nu voordoen.
Kleur bekennen Het boek biedt een compacte massa informatie en je moet bijzonder gemotiveerd zijn om die in één ruk, van voren naar achteren, tot je te nemen. Het leent zich beter voor het gebruik als naslagwerk, maar dan heeft de lezer helaas slechts houvast aan de titels van de hoofdstukken en de per hoofdstuk opgesomde onderwerpen. Om de een of andere reden ontbreekt zowel een namen- als een zakenregister. Ook het lijstje aanbevolen literatuur is uiterst mager en nogal eenzijdig. Van een schrijvende activist (Beerends) en een geëngageerde journalist (Broere) mag je natuurlijk geen academisch verantwoorde historische uiteenzetting verwachten, maar wie zich waagt aan een dergelijk onderwerp moet weten dat hij bezig is gebeurtenissen in het verleden te interpreteren en te rangschikken tot er een geheel ontstaat. In dit geval kreeg ik de indruk n het boek bevat geen inleiding over doel en werkwijze n dat de auteurs niet goed raad hebben geweten met hun rol van historicus. De interpretatie van het verleden laten ze in feite over aan een hele reeks gesprekspartners, van wie een aantal zeer uitgebreid aan het woord komt en daardoor een stempel drukt op een bepaalde organisatie, gebeurtenis of wat dan ook. Weliswaar is sprake van een grote verscheidenheid aan feiten en meningen, zodat iedereen in het geheel wel iets van zijn of haar waarheid kan terugvinden, maar op den duur vroeg ik me toch steeds vaker af: waar staan de auteurs zelf? Wanneer bekennen ze nu eindelijk kleur? Waarom spreken ze niet tegen wat deze figuur zegt, ze kunnen toch tenminste tekst en uitleg vragen. Een simpel voorbeeld. Op pagina 169 staat de zin: "Ook de duurzaamheidsdoelen van de VN-conferentie in Rio de Janeiro zijn volgens Helmich nadrukkelijk geïntegreerd." Het gaat hier over de zogenaamde Millenniumdoelen van de Verenigde Naties die tegenwoordig het speerpunt zijn van zowel de huidige als de voorgaande minister voor Ontwikkelingssamenwerking en van de Nationale commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling (NCDO), waarvan Helmich directeur is. Klopt dat wel, hebben jullie daar zelf geen mening over? Ik ga dan niet het hele boek doorbladeren om een gesprekspartner van de auteurs te vinden, die Helmich op dit punt tegenspreekt.
Teleurgesteld Wie zoals ik had verwacht dat Beerends en Broere in het slothoofdstuk meer hun nek zouden uitsteken, slaat het boek teleurgesteld dicht. Hiervoor zijn drie redenen aan te geven. In de eerste plaats omdat in het boek verrassend weinig aandacht wordt besteed aan de aard van de ontwikkelingshulp die nu al sinds een halve eeuw op allerlei manieren aan mensen in ontwikkelingslanden wordt geboden. Zowel voor de regering als voor vele particuliere organisaties, die gezamenlijk een groot deel van de derde wereldbeweging uitmaken, stond die hulp centraal. Toch vind je vrijwel nergens in het boek concrete, positieve of negatieve, informatie over wat die hulp in de praktijk inhield. En dat terwijl zeker in Den Haag duizenden rapporten moeten liggen waarin projecten en programma's van alle kanten worden geïnspecteerd en geëvalueerd. Een uitzondering is het hoofdstuk 'Doe-het-zelvers in ontwikkelingshulp', dat gaat over de recente golf van initiatieven van Nederlanders die zelf ergens een probleem of behoefte hebben ontdekt en daarmee aan de slag gaan. In een artikel van hun hand in dagblad Trouw (29 mei) laten Beerends en Broere blijken dat ze daar moeite mee hebben, maar in het boek overweegt de sympathie van gevestigde hulporganisaties die spontane hulpacties van bewogen mensen aanmoedigen in het kader van de versterking en verjonging van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking.
Blinde vlek De tweede reden sluit nauw aan bij de vorige, maar behoeft in mijn ogen afzonderlijke vermelding. Ondanks hun grote kennis en betrokkenheid bij het onderwerp blijken de auteurs namelijk niet te verschillen van het overgrote deel van de beweging dat een blinde vlek heeft voor de effecten van langdurige en eenzijdige hulpverlening op de samenleving aan de ontvangende kant. Vooral wanneer je een tijdje aan die kant staat, kun je heel goed merken met welke vanzelfsprekendheid hulpverleners van buiten vaak hun materiële en immateriële diensten opdringen en hoe weinig oog ze hebben voor de ontwrichtende werking ervan. De gebruikelijke tegenwerping dat 'ze' toch om die hulp gevraagd hebben, gaat voorbij aan de volstrekt ongelijke (en niet in de laatste plaats door de hulpverlener gecultiveerde) relatie en is je reinste kul. Het zou de bedrijfsleiders in de hulpsector goeddoen als ze zich eens vergeleken met hulpverleners in de Nederlandse verslaafdenzorg en zich eens voorstelden wat een cold turkey-behandeling in hun sector zou betekenen. Misschien komen ze dan tot de conclusie dat je het beste gratis dope kunt verstrekken, maar dan hebben ze in ieder geval eens een poging gedaan zich te verplaatsen in de positie van een cliënt. Ik vrees echter dat de mentaliteit in de hulporganisaties al zo ver op die in het bedrijfsleven is gaan lijken dat de continuïteit van het eigen bedrijf langzamerhand absolute voorrang heeft. Het fundamentele debat over de klassieke ontwikkelingssamenwerking anno 2004, die Bas de Gaay Fortman in het boek voorstelt, zal dus nog wel een tijdje op zich laten wachten.
Globalisten De derde reden voor mijn teleurstelling betreft het pleidooi van Beerends en Broere voor de aansluiting van de Nederlandse derde wereldbeweging bij de beweging van andersglobalisten die sinds de wereldhandelstop in Seattle (1999) als een veenbrand over de aardbol trekt. Dat klinkt op zich prachtig, maar als ik vervolgens het actieprogramma van negen punten zie die ze de derde wereldbeweging als 'derde speler' voorhouden, denk ik eerder aan de wereld van Helmich, Herfkens en Van Ardenne dan aan de andersglobalisten. Te meer omdat ze er zelf bij aantekenen dat de doelen die ze in het programma stellen niet nieuw zijn en in het verleden al herhaaldelijk op de agenda hebben gestaan. Op één na, en dat is de groeiende nadruk op de mogelijkheid via consumentenacties druk uit te oefenen op het bedrijfsleven, opdat het zich in ontwikkelingslanden meer sociaal verantwoordelijk zou gaan gedragen. Maar zelfs dit punt vind ik niet overtuigend, want op 9 juli jl. konden XminY en Attac-Nederland niet eens een bus vol krijgen voor een werkbezoek aan Brussel met als doel een beter inzicht te krijgen in de lobbystrategieën van het internationale bedrijfsleven. Voorlopig zie ik nog heel wat licht tussen de derde wereldbeweging van Beerends en Broere en de andersglobalisten. De eerste zit, lijkt het wel, klem in een houding van solidariteit met anderen en hun problemen. De tweede gaat er in mijn perceptie van uit dat we allemaal n waar ook ter wereld - in hetzelfde schuitje zitten en is bezig, stap voor stap, de problemen te benoemen waar we gezamenlijk voor staan. Niet voor niets hanteren andersglobalisten graag de slogan 'Onze wereld is niet te koop'. Dat is een directe verwijzing naar de aard van het heersende financieel-economische systeem en het ontwikkelingsmodel dat daaraan ten grondslag ligt. Als de derde wereldbeweging dat eenmaal door krijgt en de consequenties ervan accepteert, heet ze geen 'derde wereldbeweging' meer.
Verbrokkeling In dit derde punt ligt ook mijn belangrijkste bezwaar tegen het boek opgesloten, namelijk dat de auteurs er niet toe komen de contouren te schetsen van een nieuwe sociale beweging in Nederland, waarin het thema 'ontwikkeling' centraal staat en allerlei aspecten die met de toekomst van onze samenleving op lokaal, nationaal en internationaal niveau te maken hebben samenkomen. Ex-minister Jan Pronk heeft hun, in het aan hem gewijde hoofdstuk, nog uitdrukkelijk een dergelijk perspectief voorgehouden, maar dat heeft niet mogen baten. Andere gesprekspartners die op hetzelfde spoor zitten, hebben daarmee eveneens aan het kortste eind getrokken, voor zover ze al niet als Don Quichottes waren weggezet (Waagmeester en Juffermans). Wreekt zich hier dan toch het feit dat het boek 'mede mogelijk is gemaakt' door de NCDO en het ministerie van Buitenlandse Zaken c.q. Ontwikkelingssamenwerking? Hoe dan ook, het is duidelijk dat Beerends en Broere uiteindelijk in hun hok blijven zitten, net als al die anderen die zich evenmin kunnen onttrekken aan de beslotenheid van hun afzonderlijke organisatie of sociale beweging. Zo duurt de verbrokkeling in de Polder voort en krijgt Waagmeester meer dan ooit gelijk met zijn constatering dat "Nederland geen prominente rol meer speelt in het internationale ontwikkelingsdebat". (p. 172).
Theo Ruyter
www.derdewereldbeweging.nl
Marc Broere en Hans Beerends, De bewogen beweging; Een halve eeuw mondiale solidariteit. Uitgeverij KIT, paperback, 270 pagina's, 18,95 euro. ISBN 90 6832 545 0
|