Uit:
Ravage #6 van 30 april 2004
'De
reclame praat ons toe, wij praten terug'
Robert
Johnson versus de reclameboys
Binnenkort
doet de Franse rechtbank uitspraak in een aanklacht die het metrobedrijf
RATP heeft ingediend tegen een groep anti-reclame activisten. Zij
hebben de strijd aangebonden met de billboards in de metrogangen
en luisteren naar de naam Robert Johnson. Een nieuw fenomeen in
een lange traditie van anti-reclame activisten.
Individuele
reacties zijn er altijd al geweest op de reclamelawine die passanten
in de Parijse metro dagelijks overdondert. Velen konden de verleiding
niet weerstaan om met een pen commentaar te krabbelen op de reusachtige
'vier bij drie's' (vernoemd naar de maat van de affiches in meters).
Al was het maar omdat je toch even stond te wachten.
Sinds
de openlijke oproep van Robert Johnson in het najaar van 2003 om
de aanval te openen op de reclame in de openbare ruimte, lijken
echter alle hekken van de dam. Groepen van tientallen vrolijke kladderaars
golven door de metrogangen en laten de tunnels en stations volledig
ondergekalkt achter. Als wapen gebruiken ze meestal geen pennetje
of potlood maar grote spuitbussen. Regelmatig worden reclameposters
volledig van de muur afgerukt.
Strooptochten
Na
een voorzichtig begin in Parijs ten tijde van het Europees Sociaal
Forum ontaardde de aanval op de reclameborden en -vitrines al snel
in wekelijkse strooptochten. Via de internet-tamtam roepen verschillende
groepen tegelijkertijd op om pad te gaan, meestal op vrijdagavond.
Naast
deze wekelijks tochten vonden er diverse semi-spontane anti-reclame-oproeren
in andere steden plaats, zoals in Marseille, Grenoble, Lille, Rennes,
Avignon en Toulouse. Af en toe werden er landelijke momenten uitgeroepen
waarbij iedereen tegelijk aan de slag ging.
Op
een van de anti-'pub' websites was een contactadres terug te vinden
van ene Robert Johnson die in oktober 2003 een eerste manifest heeft
uitgebracht. Voor wie zijn klassieken kent, was onmiddellijk duidelijk
dat hier sprake was van een neefje van Luther Blisset. De naam 'Robert
Johnson' dook de afgelopen jaren in Frankrijk regelmatig op en werd
door activisten gebruikt om 'anoniem en toch zichtbaar' te zijn.
Het
taalgebruik van Johnson verraadt dezelfde inspiratiebron; de situationistische
terminologie doorspekt elk betoog. Postmoderne filosofen als Félix
Guattari en termen uit het arsenaal van Toni Negri's Empire worden
met name genoemd.
Desondanks
tuinden veel media er aanvankelijk in en probeerden contact te leggen
met Robert Johnson. Deze beantwoordde vragen per email en ging soms
zelfs lijfelijk in een café een ontmoeting aan. Totdat het
de media opviel dat het uiterlijk van de verschillende Johnsons
nogal verschilde.
Rechtszaak
Het
hoogtepunt van de publiciteitsgolf over de anti-'pub' beweging werd
bereikt nadat op 10 maart jl. 62 mensen voor het gerecht gedaagd
werden door het metrobedrijf RATP en hun reclame-afdeling Metrobus.
De meeste van hen waren eerder gearresteerd bij een reclame-actie
en hadden allen dezelfde naam opgegeven. Juist, Robert Johnson.
Honderden
sympathisanten verschenen bij de rechtbank, die de aangeklaagden
het recht weigerde om een drietal bekende deskundigen - de veteraan
antireclame-activist Yvan Gradis, de schrijver Frédéric
Beigbeder en reclamemaker Oliviero Toscani - te laten getuigen.
Volgens het metro-bedrijf is er bijna een miljoen euro schade geleden
door de acties en moeten de gedaagden daar voor op draaien.
De
activisten verdedigen zich met verve en beeldend taalgebruik. De
retorische strijd over het thema leent zich blijkbaar voor bloemrijke
taal. Datzelfde geldt voor de acties zélf waarbij vaak commentaar
op de reclames gegeven wordt. Ook worden de letters op de affiches
gebruikt door ze te omcirkelen of een gedeelte door te strepen.
Wat
de anti-pubs drijft, wordt wel duidelijk uit hun werk op de billboards.
Ze verwijten de adverteerders onder meer "Stront in ons hoofd" te
produceren.
Discussie
Door
alle acties en de commotie rond de rechtszaak is er in Frankrijk
een maatschappelijke discussie ontstaan over reclame, met name over
die in de publieke ruimte. Hoewel velen sympathiseren met de activisten
en vinden dat ze in hun recht staan, zou uit een enquête blijken
dat bijna zeventig procent van de inwoners van Frankrijk geen bezwaar
heeft tegen reclame.
In
een ingezonden stuk in Le Monde op de dag van de rechtszaak valt
de filosoof Robert Redeker de antireclame-activisten frontaal aan.
Hij beschuldigt hen van censuur en verwijt hen tegen vrolijke beelden
en kunst te zijn. De activisten hebben hun weerwoord echter klaar:
'De reclame praat ons toe, wij praten terug.'
Op
de website van BAP (Brigade Anti Pub) geeft Michael Löwy repliek
aan de fulminade van Bedeker in Le Monde: 'Je moet wel een aanhanger
zijn van de meest morbide vormen van het ascetisme om in te zien
dat het zo vrolijke en sierlijke reclamebedrijf niets anders is
dan een gluiperige commerciële manipulatie van de geesten,
van het bewustzijn en de verlangens.'
Inspiratie
In
een interview met het weekblad Politis vertelt Robert Johnson dat
de activisten geïnspireerd zijn door de eco-strijders van Grenoble
en bewondering hebben voor de post-autonome neosituationistische
bewegingen in Italië.
Weekblad
Le Nouvel Observateur heeft een aantal van de 62 aangeklaagden geïnterviewd
en probeert te begrijpen hoe de actievoerders in de praktijk te
werk gaan. Het blad weet alvast te melden dat de activisten de metrogangen
binnenkomen door 'gewoon een ticket te kopen, om het openbaar vervoer
te steunen'...
De
activisten zouden onder andere voortkomen uit de beweging die de
straat opkwam ten tijde van de regering Raffarin, de Mouvement Spontané
des Peuples. Een beweging 'zonder chefs, statuten, stemmen of lidmaatschappen'.
Naast massale acties die via websites of emaillijsten bekend worden
gemaakt, zijn er ook kleinere vriendenclubjes die juist 'een dag
eerder of later' hun slag slaan.
Het
reclamebedrijf van de metro probeert de activisten af te kopen met
een speelhoekje waar ze naar hartelust mogen kliederen. Dat aanbod
is natuurlijk met veel gelach van de hand gewezen.
Doc
Sarvis
De
strijd tegen reclame in de openbare ruimte is al zo oud als de reclame-uitingen
zelf. De aartsvader van de billboardactivisten komt uit het land
waar de billboards misschien niet uitgevonden zijn, maar in ieder
geval groot (en dan ook echt groot) geworden zijn, de Verenigde
Staten. Oorspronkelijk waren ze bedoeld om de inzittenden van langsrazend
snelwegverkeer commerciële boodschappen in te peperen. Pas
later zijn billboards ook de binnensteden gaan bevuilen.
Doc
Sarvis was van de eerste personen die zich ernstig stoorde aan de
reclameborden. Hij is een van de hoofdpersonen in het befaamde boek
The Monkey Wrench Gang van Earth First!-oprichter Edward Abbey.
Doc begon zijn carrière als saboteur en legde met de kettingzaag
reclameborden om. Soms stak hij ze ook in brand. Later ging hij
met z'n tijd mee en leerde hij de snijbrander hanteren.
Een
andere pionier is BUGA UP, een groep feministen uit Australië.
Ze beschilderden reclameborden die ze seksistisch vonden. Soms met
een 'platte' kritiek, maar soms ook door de boodschap te veranderen
of om te keren. Daarmee kwam de adbust in zicht.
Mede
door fotoboekjes van de fotografe Jill Posener, werd het werk van
BUGA UP al begin jaren tachtig buiten de eigen stad bekend. Posener
vereeuwigde in haar boeken Louder than Words en Spray it Loud ook
feministische graffiti van wereldklasse. Zoals "If they can put
one man on the moon, why not all?".
Cultuurkrakers
In
de jaren negentig werden al deze, maar ook nieuwe praktijken, geschaard
onder het begrip culture jamming. In 1993 schreef Mark Derry beroemde
pamflet Culture Jamming, Hacking, Slashing and Sniping in the Empire
of Signs dat uit de doeken doet welke mogelijkheden internet en
de beeldmaatschappij bieden om sommige communicatieprocessen grondig
te verstoren.
Uit
Duitsland volgde in 1997 het Handbuch der Kommunikationsguerrila.
Hierin staat veel theorie, maar het boek bevat ook een rijkelijk
gevuld arsenaal aan hilarische voorbeelden.
Adbusters,
het Canadese blad rond de berouwvolle advertentie-ondernemer Kalle
Lasn, is van later datum. Het blad is inmiddels uitgegroeid tot
een succesvolle glossy met een oplage van 120.000 stuks. De nadruk
ligt steeds meer op het commentaar op de (reclame)wereld en steeds
minder op de directe busts.
Lasn
heeft in 2000 zijn - niet altijd even optimistische - denkbeelden
in het boek Culture Jam neergelegd, dat in 2002 in het Nederlands
bij Lemniscaat is uitgegeven onder te titel Cultuurkrakers.
Subvertise
In
Nederland heeft het georganiseerd reclamepunken nooit een grote
omvang gekregen. Wel werden her en der reclameborden aangepakt,
waarbij vooral autoreclames het moesten ontgelden. Een uitzending
van het VPRO tv-programma Bonanza uit 2002 bevatte interviews met
Lasn en Naomi Klein en wekte de suggestie dat er ook in Nederland
adbusters op pad waren, maar dat was in scene gezet voor het programma.
Op
het internet vind je Paradigm Shift (www.paradigmshift.nl) tevens
oprichter van subvertise.nl. Ook www.lazyartist.nl heeft menig reclamebord
aangepast en mooie nieuwe advertenties gemaakt.
Het
maandblad Onze Wereld besteedde in mei 2003 een artikel aan het
fenomeen en ondergetekende mocht daarin opmerken dat het tijdperk
van het adbusten wellicht alweer voorbij was aangezien de pr-adviseurs
binnen bedrijven hadden leren reageren op deze vormen van kritiek
en reclamemakers soms de busts alvast incorporeerden in het ontwerp.
Misschien is het weer tijd voor de ouderwetse wapens van Doc Jarvis.
Ondertussen
is het monster verder ons leven ingekropen en heeft het nu ook de
wc's van café's en universiteiten bereikt. Bouwsteigers vertonen
ineens midden in de stad reclames van een formaat waarbij de Amerikaanse
billboards verbleken. Het wordt een strijd op leven en dood.
Kees
Stad
Hoe
schud ik een dreumes leeg?
De
reclamebusiness is een van de meest perverse vormen van centenmakerij
die er bestaat, maar er is een branche die nog veel erger is:
de speciale bureaus die zich op kinderen richten. Zij ontwerpen
voor bedrijven reclamecampagnes om argeloze wurmen in te prenten
dat ze zakken chips moeten hebben of plastic rotzooi uit de speelgoedwinkel.
De campagnes worden over de kids uitgestort via tv-zenders als
Nickelodeon en allerlei kinder- en jongerenbladen.
Neem
KidsBizz (www.kidsbizz.nl), waarvan de website trots meldt dat
de oprichtster zelf moeder van een dreumes is en dus heel goed
weet hoe je die leegschudt. Kidsbizz is in 1999 opgericht en volgens
de website in een korte tijd uitgegroeid tot een 'full service
organisatie' voor producten, diensten en merken met kinderen van
0 tot 12 jaar en hun ouders als doelgroep.
Voor
talrijke projecten werd al regelmatig een beroep gedaan op de
communicatiespecialisten van Down Under op het gebied van creatie,
vormgeving, pr en internet. Zo startten beide bedrijven gezamenlijk
het succesvolle kidsportal www.coolkids.nl. Vanaf september zal
de samenwerking nog intensiever worden en zullen alle projecten
van KidsBizz door een groter en vooral zeer professioneel team
worden opgepakt.
Op
het kinderfront zijn tientallen reclamebedrijven actief. Ze bedenken
bijvoorbeeld het concept voor een populaire popgroep dat een machtig
instrument is om kinderen van hun spaarcenten te beroven.
Neem
het popgroepje Chipz dat veilinghallen vol met schreeuwende peuters
schijnt te kunnen vullen. De groep lijkt op het eerste gezicht
uit een stel omhooggevallen vroegoude rockimitatoren te bestaan,
maar is door een aantal bedrijven bedacht.
'Chipz
ontstond in 2003 na een uitgebreid marktonderzoek onder 650 jongeren
en een auditieronde onder maar liefst 8.000 kanshebbers', meldt
de website www.sterrenbeurs.nl. Deze informatie is op website
van de 'band' zelf niet lezen. Een van de bedrijven achter dit
treurige limonademuziekgezelschap is C&A, dat blijkbaar hoopt
dat de fans opgejut zullen worden om alleen daar nog spijkerbroeken
te kopen.
Naar
boven |