Uit:
Ravage #6 van 30 april 2004
Leugens
domineren het straatbeeld
Mede
als gevolg van het terugtreden van de overheid heeft de greep van
de commercie op de openbare ruimte onacceptabele vormen aangenomen.
De fel verlichte en opdringerige vitrines in het straatbeeld spelen
een belangrijke rol in dit proces. Wie eist de straat terug?
Op
tv, radio en internet, in dag- en weekbladen, over de telefoon,
in de brievenbus, op tram en bus, in het sportstadion en de schouwburg,
op de strippenkaart, in de winkel, op school en kleding; reclame
heeft ons leven behoorlijk in de greep. De rol van commerciële
communicatie is dermate dominant, dat je je afvraagt of we ooit
nog zonder kunnen.
Veel
reclame wordt overigens straal genegeerd door het individu. Loop
eens door een willekeurige schreeuwerige winkelstraat en bedenk
aan het eind wat je zoal aan reclameboodschappen bent tegen gekomen.
Waarschijnlijk weet je je vrijwel niets meer te herinneren, overdaad
schaadt. En de mens wordt er moe van, heel moe.
Met
de zapper in de hand worden reclameboodschappen op radio en tv vrijwel
automatisch geëxecuteerd, terwijl velen een extra zintuig hebben
ontwikkeld om advertenties in de geschreven en digitale media over
te slaan. Met een "nee nee" sticker weten we ongewenst drukwerk
tot het minimum te beperken, en ook aan commerciële prietpraat
over de telefoon valt wat te doen.
Aanstootgevend
Toch
is er een vorm van reclame waar we niet om heen kunnen: het affiche
in de abri's, mupi's en op het billboard. Ze staan middenin het
straatbeeld, meestal langs drukke verkeersaders, en worden 's nachts
fel verlicht. Straatmeubilair, zo luidt het jargon voor deze in
het oog springende commerciële objecten.
Vrijwel
iedereen heeft zich er wel eens aan geërgerd, staande in het
wachthokje voor bus of tram. De aanstootgevende reclames waarbij
schaars geklede dames, en in toenemende mate heren, producten aanprijzen
waar eigenlijk niemand op zit te wachten. Voor de een druist het
in tegen de goede zeden, voor de ander is het seksistisch. Maar
de reclamemaker heeft z'n doel bereikt.
Maar
het kan erger. In de jaren negentig was 'provocatie' het sleutelwoord
om de aandacht van het publiek te trekken. Wie herinnert zich niet
de wereldwijde ophef over de Benettoncampagne, met foto's van kussende
nonnen en stervende aids-patiënten. Hiermee vestigde Benetton
de aandacht op maatschappelijke problemen alsmede het eigen bedrijf.
De
Reclame Code Commissie werd overspoeld met klachten nadat Mazda
op een billboard de verschillende kleuren van het nieuwste automodel
uitbeelde in de vorm van een bont en blauw geslagen vrouwelijk oog.
Op een ander omstreden affiche werden houten testpoppen afgebeeld
die in verschillende standen de liefde bedreven, daarmee aantonend
dat de auto's van Mazda de meeste arm-, been- en hoofdruimte bieden.
Ontsiering
In
vrijwel alle gevallen is er sprake van selectieve verontwaardiging.
Zelden wordt de buitenreclame in z'n algemeenheid ter discussie
gesteld. Dat was in de jaren twintig van de vorige eeuw wel anders,
toen er sprake was van een ware wildgroei van commerciële boodschappen
in de openbare ruimte.
Buitenreclame
was ontsierend en verstoorde op brutale wijze het decor van talloze
steden, dorpen en natuurgebieden in ons land. Dat was de opvatting
van de Amsterdamse architect J. Leliman, van wie in 1915 de brochure
De ontsiering van de stad en land en hare bestrijding verscheen.
(1)
Daarin
waarschuwde hij voor de gevaren die het publieke domein bedreigden.
'De voor onze oude stadsgezichten kenmerkende vereeniging van schilderachtigheid
met voornaamheid, wordt in het bijzonder wreed verstoord door eene,
met tergende brutaliteit optredende leelijkheid die zich vertoont
in den vorm van schreeuwende gekleurde reclameborden, welke tot
zelfs de daken bedekken.'
Ook
buiten de grenzen van steden en dorpen constateerde Leliman een
toenemende 'verlelijking'. 'Hoevele mooie natuurtaferelen worden
niet geschonden door opzichtige reclame die, tot overmaat van ramp,
uit den aard der zaak, zich juist op de meest in het oog vallende
punten nestelt!' Nederland stond volgende deze architect bloot aan
een algehele esthetische onttakeling.
Decaux
Tot
halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw werd het straatbeeld
in de stad bepaald door een wirwar aan reclameboodschappen. De voornaamste
verspreider van de affiches was het bedrijf Publex. Met de introductie
van de abri's (bus- en tramhokjes) en de mupi's (vrijstaande reclamezuilen)
kwam er enige ordening in de commerciële chaos.
De
Fransman Jean Claude Decaux was in de jaren zestig in Frankrijk
op het idee gekomen bushokjes aan gemeenten te schenken in ruil
voor het recht om er reclame op te maken. Hiermee verloste Decaux
de gemeenten van de zorg voor het onderhoud van de hokjes.
Na
het Franse succes nam Decaux in 1985 de helft van de aandelen van
het Nederlandse bedrijf Publex over en richtte Abribus Citymedia
op, een bedrijf gespecialiseerd in abri's. Binnen drie jaar werden
er met ruim dertig steden contracten afgesloten, waarmee de verabrisering
van de publieke ruimte een feit was.
Behalve
Publex stortten ook andere exploitanten zich op het 'voor-wat-hoort-wat'
systeem, waaronder Alrecon. de NS-dochter breidde haar activiteiten
uit en bood behalve in de stations ook op andere locaties pachtplaatsen
aan. Eerst waren de zijkanten van stads- en streekbussen aan de
beurt, daarna volgden de abri's en billboards.
Symbool
Het
abri-concept is inmiddels in 1300 steden geïmplementeerd. De
Decaux Groep heeft 460.000 buitenreclame-displays in 33 landen en
draaide in 2003 een omzet van 7,9 miljard Franse francs. Daarmee
is Decaux marktleider in straatmeubilair en voert ook de wereldranglijst
van 'buitenreclame op vliegvelden en metrostations' aan.
Op
dit moment levert JC Decaux Nederland zowel reclame dragend als
niet-reclamedragend stadsmeubilair aan 44 steden in Nederland, waaronder
veertien van de vijftien grootste steden. Het billboard-netwerk
van Publex in Nederland telt ca. 1500 billboards. Over het algemeen
ontvangen gemeenten een kwart van de reclame-inkomsten.
Ondanks
de opzichtigheid is de komst van het commerciële straatmeubilair
rimpelloos verlopen. Enkel in Amsterdam werden in de begintijd de
ruiten van de mupi's herhaaldelijk aan diggelen geslagen. De verlichte
vitrines stonden symbool voor de cityvorming en de veryuppisering
van de stad.
Naast
de controverses in de jaren negentig lijken we de uitbating van
de openbare ruimte stilzwijgend geaccepteerd te hebben. Enkel aanstootgevende
reclames leiden er soms toe dat de vitrines worden beklad of beplakt.
Komen we dan nooit af van deze rotzooi, die de burger aanspoort
eerder meer dan minder te consumeren?
Waardering
Wellicht,
want er gloort een licht aan het einde van de tunnel. Sinds 1992
groeide de omzet van buitenreclame, die jaarlijks honderd miljoen
euro bedraagt, niet meer. Dankzij het Europese verbod op tabaksreclame,
goed voor 20 procent van de omzet, is het marktaandeel van de buitenreclame
begin deze eeuw zelfs flink gekelderd.
Ook
loopt de waardering voor buitenreclame terug in Nederland. Reclame-uitingen
die via billboards en andere vormen van buitenreclame worden vertoond,
vallen bij steeds minder Nederlanders in de smaak. Dit blijkt uit
de nieuwste meting van het onderzoek Euro Life & Living van
NFO Trendbox dat eind 2003 is uitgevoerd.
In
1997 keek nog 24 procent van de Nederlanders graag naar buitenreclame.
Daarmee was dit mediumtype toen het populairst. Eind 2003 was dit
gezakt naar 16 procent. Als mogelijke oorzaken kunnen verzadiging,
gebrek aan provocatie en een dalende tolerantie voor opdringerige
objecten in het straatbeeld worden aangegeven.
Hiermee
lijkt de tijd rijp om op creatieve wijze de strijd aan te gaan tegen
de uitverkoop van de openbare ruimte. Mede als gevolg van het terugtreden
van de overheid heeft de greep van de commercie op de openbare ruimte
onacceptabele vormen aangenomen. In Frankrijk, bakermat van de verabrisering
van de samenleving, geven anti-globalisten een inspirerend voorbeeld.
Wie volgt?
Alex
van Veen
1.
Geschiedenis van de reclame in Nederland, Wilbert Schreurs, Het
Spectrum, 2001.
Naar
boven |