- Home - Archief - 1999 |
Uit: Ravage #288 van 23 juli 1999
De Situationisme Comeback Tour
Geen enkele politiek culturele beweging valt vandaag zo'n overwaardering en onderwaardering ten deel als het situationisme. Situationisme is terug. Op de golven van de retro revivals van Abba, disco, underground, punk en psychedelica spoelt ook het situationisme aan op de vervuilde stranden van onze debâcle maatschappij. Marketing deskundigen en revolutionairen, brandpickers en hackers, striptekenaars en eco activisten, dj's en vj's... iedereen kan wel iets gebruiken van de restanten van het situationistische gedachtengoed. Siebe Thissen hoorde filosoof René Sanders uit over het situationisme en haar Comeback Tour.
,,De revival van het situationisme komt voor mij als een volslagen verrassing'', zegt René Sanders, auteur van het meest gedegen werk dat ooit aan de Situationistische Internationale (1957 1972) werd gewijd: Beweging tegen de schijn. De situationisten: een avantgarde (1987/1989). Tegenwoordig is Sanders directeur van debatcentrum Tumult in Utrecht. Zijn genoemde studie verscheen kort voordat enkele Engelstalige werken via een onderzoek naar de wortels van punk en de Do It Yourself cultuur op het situationisme waren gestoten. Vooral Stewart Home's The Assault On Culture (1988) en Lipstick Traces (1989) van Greil Marcus hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan een hernieuwde kennismaking met de situationisten. Sanders: ,,De bronnen van die revival zijn echter volstrekt andere dan de bronnen waarmee ik bekend was: hegelianisme en marxisme. De nieuwe belangstelling voor het situationisme lijkt overgewaaid uit de Verenigde Staten - uit het radicale en anarchistische denken aldaar, waarvan een underground figuur als Hakim Bey een representant is.'' Actueel De nu bijna vijftigjarige Sanders komt in aanraking met het situationisme nadat hij in 1972 een exemplaar van Guy Debord's La Societé du Spectacle [De Spektakelmaatschappij] (1967) onder ogen krijgt. De Situationistische Internationale (SI) - waarvan Debord de spreekbuis was - was zojuist opgeheven. In die jaren vertoeft Sanders met enige regelmaat in Parijs waar hij in gesprekken en politieke discussies met het situationistische gedachtengoed wordt geconfronteerd. Sanders: ,,Ik studeerde filosofie en sociale geografie in Amsterdam en Utrecht en was onder de indruk van Debord. Zijn boek maakte een verpletterende indruk: zijn analyse was enorm actueel veel actueler en prikkelender dan de filosofische boeken die we eerder onder ogen kregen. Wij zagen dat de maatschappij ingrijpend van karakter was veranderd: van een productiemaatschappij naar een consumptiemaatschappij. We zijn toen in Nederland een lees en discussiegroep gestart waarin we ook terugkeerden naar de bronnen Hegel, Marx en Lefebvre, maar ook naar politieke groepen als Socialisme out Barbarie. Dat gebeurde in Nederland nog nauwelijks, alleen Nijmegen liep vooruit op die activiteiten. We hebben ook een aanzet tot een vertaling gemaakt. Onze groep bleef zo'n twee jaar bij elkaar. Er werd veel gediscussieerd, maar ook veel plezier gemaakt. Het situationisme bleef me echter bezighouden en eind 1976 besloot ik het materiaal serieus te gaan verzamelen.'' In dezelfde periode treedt Sanders toe tot de redactie van het anarchistische periodiek De Vrije Socialist. Hij maakt dan al deel uit van het Anarchisties Kollektief Utrecht (AKU) en schrijft in het radicale studentenblad Troof waar CPN'ers de dienst uitmaken. De artikelen die hij voor De Vrije Socialist schrijft ademden een situationistische geest. Hoe reageerde de lezer op de analyses van de spektakelmaatschappij? Sanders: ,,Men begreep er maar weinig van. Vooral de oude garde van het anarchisme, met name de noordelijke leden, keek met argusogen naar het radicalisme van de Randstad. Zij waren allereerst moralisten die niet wilden afwijken van de oude leer een ethisch anarchisme waarin het motto 'denkende arbeiders drinken niet' hoog in het vaandel stond. Bovendien waren wij geïnteresseerd in andere facetten van de anarchistische beweging, zoals de Mokerjongeren en de 'Klaas Blauw affaire', zaken waar niemand nog over wilde spreken. Maar ook de kraakbeweging kon weinig met de situationistische ideeën. Wij hekelden het reformisme van die beweging, zeker toen ze met kraakspreekuren begonnen. Dat vond ik helemaal niets, alsof kraken alleen maar een antwoord op woningnood is. Tenslotte wezen we de arbeid af, een strijdpunt dat vooral aansloeg onder jongeren en studenten.'' Traditie Drie jaar later heeft Sanders De Vrije Socialist weer verlaten en doceert hij filosofie aan een sociale academie. Het biedt hem een mogelijkheid het situationisme intensiever te bestuderen door middel van werkgroepen. De libertaire uitgeverij waarvan hij dan inmiddels deel uitmaakt - Spreeuw - dient daarbij als platform. Zo vertaalt hij teksten van de Amerikaanse eco anarchist Murray Bookchin, maar ook van denkers als Gilles Deleuze. Spreeuw is de eerste uitgeverij die Deleuze & Guattari's Rhizoom (1978) uitbrengt, aangespoord door studenten psychologie en psychiatrie die in dit 'schizofrene' denken aanknopingspunten vinden voor de anti-psychiatrie en de emancipatie van gekken. In het voorwoord schrijven de vertalers: "Zucht. Voor ons heeft links als voorstelling, als prediking, als heilige zwarte steen afgedaan. Schluss! Er is altijd aksie, altijd subversie, niet op je mooie representatieve manier, niet op een manier waarmee je voor de dag durft te komen, maar veelmeer op alle mogelijke manieren van vlucht: het enige dat in de linkse beweging nog opstandig is, is ons darmkanaal. Het gaat erom hoe je je verlangens laat stromen, tegen de klippen op". In die periode geeft Het Wereldvenster De Spektakelmaatschappij (1976) in het Nederlands uit, gevolgd door Raoul Vaneigem's Handboek voor de jonge generatie (1978) de situationistische 'klassiekers' van Mei 1968. De Nederlandse vertaling van Debord volgt op een gekopieerde, handgeschreven vertaling van Hanne Willighagen uit Leiden die al een jaar lang circuleert in een kleine kring van Nederlandse activisten. Sanders: ,,Via het situationisme kwamen we ook bij andere radicale Franse filosofen uit, zoals Michel Foucault, Gilles Deleuze en Felix Guattari. In 1978 publiceerden we Deleuze Guattari's Rhizoom, een prachtige aanval op het autoritaire en hiërarchische denken. Een absolute eye opener die al snel was uitverkocht. De radicaliteit van Deleuze Guattari was de radicaliteit van Debord. Alleen staat Debord veel meer in de moderne, intellectuele filosofische traditie, terwijl Deleuze Guattari al een doorbraak hebben gemaakt naar een andere manier van denken die we postmodern zijn gaan noemen. Debord staat in de lijn van Hegel en de jonge Marx wier teksten hij steeds verdraait hij noemt dat 'détournement'. Ruim tachtig van zijn stellingen in De Spektakelmaatschappij zijn verdraaiingen van uitspraken van Hegel, Marx, Breton en Lautréamont. Debord was voor mij het breekijzer dat ik nodig had om Deleuze te begrijpen. Deleuze gaat namelijk volstrekt anders om met kritiek en cultuur, zonder terug te vallen op een intellectuele traditie. Vooral in Nijmegen en Amsterdam Eric Bolle promoveerde daar op Deleuze werd dit denken opgepikt. Omdat velen vandaag in onze complexe samenleving teruggrijpen op Deleuze & Guattari bracht ik vorig jaar een nieuwe vertaling van Rizoom uit". Royementen In 1987 komt er een einde aan Sanders' verzamelwoede en promoveert hij te Amsterdam op een studie van het situationisme: Beweging tegen de schijn (twee jaar later verschenen in een handelsuitgave). Hij had helemaal geen plannen te promoveren, maar halverwege de jaren tachtig vraagt de VPRO hem een radioprogramma te maken over het situationisme voor een serie uitzendingen over avantgarde. Hij gaat daarvoor op bezoek bij Nederlandse ex leden van de SI, zoals de kunstenaars Constant, Armando en Jacqueline de Jong. Het gesprek met de eerste ging moeizaam en de tweede kon zich niets meer herinneren. Er zit nog veel frust bij deze kunstenaars die in 1960 de SI verlieten, nadat Debord zich vernietigend uitliet over het feit dat ze met hun kunstwerken geld verdienden. Constant heeft die breuk nauwelijks kunnen verkroppen omdat hij dacht unieke aanvullingen op het situationisme te geven, zoals zijn idee van het unitair urbanisme [de stad moet geen socio economische eenheid zijn, maar een psycho sociale waarin stemmingen en emoties tot uitdrukking kunnen komen, ST]. De Jong - die met de situationist Asger Jorn bevriend was - geeft Sanders echter een mooie schets van de 'Umwelt' van het situationisme. Sanders: ,,Jacqueline de Jong was de assistente van Willem Sandberg, de directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, en beiden waren zeer geïnteresseerd in alles dat avantgarde was. Het Stedelijk kocht ook werk van situationistische kunstenaars. Sandberg kende Asger Jorn en Constant al voordat ze tot de SI toetraden. Debord vond dat gedoe maar niks. Als je zonodig een museum wilde inrichten dan diende dat museum even labyrintisch te zijn als Amsterdam zelf. Hij zou het liefst met een bulldozer door de muren van het museum zijn gescheurd om dat doolhof zelf te creëren. ,,De Jong toonde zich solidair met de kunstenaars uit Scandinavië en Duitsland die in 1962 geroyeerd werden en keerde de situationisten eveneens de rug toe. Debord was eigenlijk een autoritaire figuur de SI had stalinistische praktijken. Hij vond dat je je rug recht moest houden. De Franse politiek kent een lange traditie van royementen, kijk maar eens naar de surrealistische beweging waar Paus André Breton het ene naar de andere lid eruit knikkert. Ook de lettristen, waar de SI uit voortkwam, vormden zo'n club: het enige dat ze deden was elkaar verrot schelden in pamfletten. Ook onder situationisten blijkt royement de klok te slaan: zo wordt een goede vriend van Debord, Gil Wolman, al geroyeerd voordat de eerste bijeenkomst van de SI plaatsvindt! Ook met zijn goede vriend Alexander Trocchi verbreekt hij alle contacten. De Italiaanse situationist Pinot Gallizio, burgemeester van een piepklein dorpje, werd in 1960 geroyeerd. Huilend bonkte hij bij Debord in Parijs op de deur, smekend om weer toegelaten te worden tot de SI. Hij royeerde ook mensen die hem en de beweging financieel steunden, zoals de talentvolle kunstenaar Asger Jorn, die overigens ook later nog geld bleef overmaken.'' Post situ's
Met die interviews op zak besluit Sanders het materiaal tot een boek te bundelen. Zelfs Franse kunstenaars en politieke activisten waren veelal nog onbekend met de denkbeelden van de beweging. En dat terwijl de boeken van Debord en Vaneigem zo'n grote rol hadden gespeeld in het roerige studentenverzet van mei 1968. Sanders heeft inmiddels afscheid genomen van zijn baan als docent die hij 'spuugzat' is geworden. Hij wordt huisman en gaat voor zijn twee kinderen zorgen. Sanders' Beweging tegen de schijn is een wat saaie en taaie verhandeling, vol met filosofische uitstapjes naar obscure interpretaties van hegelianisme en marxisme, maar ook een avontuurlijk werk waarin de voetnoten en de kennismaking met marginale scenes de lezer aanmoedigen verder te spitten om vervolgens zijn eigen fascinaties in kaart te brengen. In die zin is Beweging tegen de schijn de 'gereedschapskist' waarover Deleuze & Guattari spreken. Behalve over situationisme leert zijn boek ons veel over het radicale denken in het Frankrijk van na de Tweede Wereldoorlog. Na zijn boek te hebben gepubliceerd acht Sanders het voorlopig welletjes. Bovendien raakt hij geïrriteerd door zogenaamde 'post situationisten' - zoals Roberto Ohrt - die nog radicaler en rechtlijniger zijn dan hun voorgangers. Sanders: ,,Debord hield de deur voor de post situ's gesloten. Hij had zich na de opheffing van de SI afgekeerd van het spektakel, van de wereld. Die terugtrekking kwam zeker ook voort uit de beruchte Lebovici affaire. Deze uitgever, geldschieter van de beweging, en vriend van Debord, werd in 1984 doodgeschoten in een parkeergarage. De kranten doken in zijn levensloop en stoten op Debord en het situationisme. Debord werd verdacht gemaakt, maar de zaak werd nooit bewezen. Het bood hem wel weer een kans om te laten zien hoe de media en het spektakel werken. Voor de post situ's had Debord dus ook geen belangstelling. Post situ's als Sadie Plant en Roberto Ohrt hebben Beweging tegen de schijn gebruikt om verder te denken. Je moet niet vergeten dat ik als eerste de relatie legde tussen Debord en Deleuze. Daarvoor was ieder denken over zo'n postmoderne verwantschap 'not done'. ,,Toen Ohrt zijn grote boek over situationisme schreef had ik bijna dagelijks contact met hem hij wilde inzage in mijn proefschrift dat nog niet was gepubliceerd. Ohrt richtte zich meer op de artistieke lijn, terwijl ik de politieke lijn vooral beschreef. Onze boeken zijn innig met elkaar verweven. Ohrt was een merkwaardige figuur: hij vond dat hij als post situ deel uitmaakte van de situationistische beweging. Hij dacht met terugwerkende kracht alsnog lid te kunnen worden! Hij heeft zijn boek geschreven alsof hij een situationist was. Toen ik hem ooit in Hamburg ontmoette bleek hij helemaal geobsedeerd door zijn onderzoek hij praatte alleen maar over situationisme. Ik werd er bijkans gestoord van. Ik stelde voor een biertje te gaan drinken en over andere dingen te babbelen. Hij reageerde furieus: "Hoe kan je dat nou in vredesnaam doen! Je bent een kenner van het situationisme, je doet net of je er afstand van hebt genomen. Ik ben er dag en nacht mee bezig, slaap drie uur per nacht, en jij wil een biertje gaan drinken in een kroeg?" Ik wilde de situationistische kritiek graag documenteren, maar had niet de illusie een situationist of post situ te zijn. Met dat gedoe wil ik niets te maken hebben. Debord boog het hoofd en wie ben ik dan om fier overeind te blijven?'' Spektakel Nu de namen en verhalen me gaan duizelen is het tijd om weer terug te keren naar het situationisme. Wat is situationisme eigenlijk?, vraag ik de expert Sanders. Want toen Debord ooit tijdens een persconferentie gevraagd werd wat situationisme was, antwoordde hij: "We zijn hier niet gekomen om kutvragen te beantwoorden", waarop hij met zijn medestanders de zaal weer verliet. Sanders: ,,Situationisme bestaat helemaal niet. In het eerste nummer van het tijdschrift van de SI zeggen ze dan ook dat 'situationisten' een benaming is waarmee de spektakelmaatschappij hen stigmatiseert. Maar ze hebben drie dingen voor ogen: allereerst het creëren van situaties, van vrijplaatsen of 'tijdelijke autonome zones'. Dan is daar de idee van de psycho geografie: door zonder plan of doel door de stad te dolen, door je te laten meevoeren door de stemming van de stad - dat noemen ze 'dérive' - brengen ze een nieuwe emotionele stad in kaart. Het idee komt van Thomas de Quincey's Confessions of an English Opium Eater (1821), een boek waaraan Debord en Trocchi verknocht waren. Ten derde is daar de tactiek van de 'détournement' of verdraaiing die al teruggaat tot dada en het surrealisme. Door teksten, beelden en boodschappen van media en reclame te verdraaien wordt verwarring in de cultuur en maatschappij gezaaid. Maar deze elementen raken halverwege de jaren zestig op de achtergrond, omdat de analyse van het spektakelbegrip alle aandacht opeist. De gedachte is dat we worden geregeerd door de schijn, door reclame, door spektakels. Het echte leven heeft plaatsgemaakt voor levensstijlen die je moet kopen van het spektakel. Dat spektakel is geen versiering van de consumptiemaatschappij, maar het hart daarvan. ,,Het spektakel slorpt alles op, ook kritiek, dus het wordt lastig om kritiek te ventileren die niet wordt gerecupereerd. Daarom hanteerde Debord de methode van de verdraaiing: teksten zo verdraaien dat ze niet kunnen worden opgenomen door het spektakel. Hij geloofde nog dat het mogelijk was om niet met het spektakel in zee te gaan, door zich af te zonderen in eigen vrijplaatsen, en op afstand kritiek uit te oefenen. Alleen in die afzondering kon kritiek worden geleverd. Daarom heeft hij zich ook nooit laten interviewen. In Debord leeft een panische angst hij wil geen deel uitmaken van de heersende orde. Situationisme moest een avantgarde zijn: los van alle bewegingen en los van alles. Hier moet je ook zijn royementen uit verklaren. De SI was een secte. Hij sprak van de situationisten als 'enfants perdu': de vooruitgeschoven, verloren kinderen. Tot ver in de jaren zeventig reisde hij door Europa, op zoek naar radicale bewegingen. Uiteindelijk heeft Debord het hoofd in de schoot geworpen toen hij zag dat zelfs verdraaiing en vrijplaatsen niet veilig waren voor de tentakels van het spektakel. Enkele jaren voordat hij zichzelf door zijn hoofd schoot stond hij zelfs toe dat er een tv documentaire over hem werd gemaakt. Canal+ zond bij zijn dood in 1994 zijn zelden vertoonde film De Spektakelmaatschappij (1973) uit.'' Proletariaat In de jaren negentig gedenken velen het situationisme vanwege haar aanvallen op werk en arbeidsethos. 'Werk Nooit!' luidde immers een van de meest populaire slogans die de Parijse muren in 1968 sierden. De werkloze, baanweigeraar of slacker die De Spektakelmaatschappij uit de bibliotheek haalt zal echter steil achterover slaan van de syndicalistische retoriek waarmee Debord de revolutionaire rol van het proletariaat beklemtoont. Abstracte termen en spektakel categorieën als 'proletariaat' en 'arbeid' worden door Debord op onsituationistische wijze niet verdraaid, maar klakkeloos van betekenis voorzien. Ook Vaneigem ontkomt in zijn The Book of Pleasures (1979) niet aan een even abstract en spectaculair vertrouwen in 'liefde' en 'sex' als vrijplaatsen in de spektakelmaatschappij. Hoe zit dat? Sanders: ,,Ja, dat is gek, want Debord had helemaal niks op met het proletariaat! Het meest opmerkelijke aan Debord is dat hij geen enkele analyse maakt. Hij vraagt zich nooit af wat voor sociaal economische of metafysische implicaties zijn denken heeft. Het wordt allemaal gebruikt, ingepast in zijn radicale theorie, maar hij doet er verder niets mee. Uitermate wonderlijk. Je zou toch verwachten dat hij nadenkt over sociaal economische veranderingen die sinds de Tweede Wereldoorlog hebben plaatsgevonden. Maar nee. Hij is een idealist in de meest ware zin van het woord, iemand voor wie idee en levenswijze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het is het ideaal van de bohémien, een puur hedonisme. Kijk ook naar zijn liefde voor de alcohol. Hij dronk veelvuldig, begon 's ochtends steevast met een drankje, maar wist zijn alcoholisme wel te controleren. Ook bij de situationisten werd eerst hard gewerkt, bijvoorbeeld het schrijven van een tekst, en pas daarna mochten de flessen worden ontkurkt. Ze hadden strakke schema's.'' Grabbelton Afgezien van de artikelen van Johny Lenaerts - die in het Vlaamse eco periodiek VerZ regelmatig schrijft over situationisme en arbeidersstrijd en hierover momenteel een boek voorbereidt - zijn de meeste verwijzingen naar situationisme vandaag gebaseerd op ideeën uit de vroegste periode van de SI: de autonome zones (situaties), non lineaire netwerken (dérive), sampling/cut up (détournement), en virtual reality/drugs (psycho geografie). In een digitaal tijdperk, waarin de alomtegenwoordigheid van het spektakel iedere autonomie onmogelijk maakt en iedere betekenis ondermijnt, zijn andere inzichten en strategieën wenselijk. De disciplineringsmaatschappij (Foucault) is immers overgegaan in een controlemaatschappij (Burroughs). De korte geschiedenis van het situationisme en hun nagelaten teksten bieden echter een duizelingwekkende ideeëngrabbelton en een vocabulaire die geschikt lijken om hedendaagse ontwikkelingen te beschrijven. Beroemde kunsttijdschriften zoals October wijden nummers aan het situationisme. Het tijdschrift Anarchy. A Journal of Desire Armed publiceert Vaneigem's Handboek voor de jonge generatie. Er duiken overal psycho geografische comités op: in Seattle, New York, Londen en Bologna (veelal graffiti gangs, radiomakers, dj's, muzikanten en autonome astronauten); tal van neo situationistische periodieken als Datapanik zijn in omloop; we zien tentoonstellingen over situationisme, doorwrochte studies over de relaties tussen situationisme en rave culture, populaire introducties tot het situationisme en bloemlezingen; enzovoorts. Sanders: ,,Die fixatie op de vroege periode, en zelfs op de jaren vijftig, is inderdaad interessant. Je ziet dat menig kunstenaar teruggrijpt op het situationisme. Zo is de psycho geografie op dit moment in Japan een van de belangrijkere stromingen. Er worden dérives door Tokio georganiseerd en er verschijnen kunsttijdschriften die geheel aan de psycho geografie zijn gewijd. Er is schijnbaar een nieuwe visie op de stad nodig waarin tijd en ruimte, stemmingen en architectuur anders worden geduid. ,,Ook in het anarchisme en de underground heeft men het over tijdelijke autonome zones, wat natuurlijk niets anders is dan het creëren van situaties. De idee van de dérive toont weer een verwantschap met de idee van de rizoom Deleuze heeft het bij de situationisten vandaan gehaald, hij geeft dat volmondig toe in interviews. Ik vind het wel verwonderlijk te constateren dat Debord opschoof naar een analyse van de spektakelmaatschappij waarmee niemand meer uit de voeten kan. In Utrecht is veel gaande en veel initiatieven zijn inderdaad tijdelijke autonome zones: een pand of galerie wordt tijdelijk in bezit genomen en even tijdelijk vinden hier activiteiten plaats. De vraag: "Van wie is de ruimte?" wordt door krakers, hackers, kunstenaars, hoeren, ravers, junkies en activisten voortdurend gesteld. Bovendien heeft het kapitalisme geen centrale locatie meer, is het geen centraal symbool meer. Alles is steeds minder gebonden aan vaste plekken waardoor andere mensen die plekken op hun beurt weer in bezit kunnen nemen. Je kan niet meer buiten het spektakel staan, zoals Debord nog wenste". Siebe Thissen
geselecteerde bronnen: Naar boven Naar Jaargang 1999 |