- Home
- Archief
- 1999

Uit: Ravage #281 van 2 april 1999

Motieven van een bewuste afhaakster

Voor Gaike was actievoeren jarenlang de voornaamste bezigheid. Toch voelde ze zich daarbij nooit echt fantastisch. Pas de laatste tijd begrijpt ze waarom en heeft ze besloten bewust af te haken. Echter niet voordat ze heeft uitgelegd wat er volgens haar schort aan de huidige actiebeweging.

Van afhakers wordt wel gezegd dat ze 'persoonlijke ambities' zijn gaan nastreven. Ik vind dat merkwaardig. Er bestaan kennelijk persoonlijke en politieke ambities. Is onze politiek soms niet meer persoonlijk en is het persoonlijke niet meer politiek?

Ik denk dat de huidige manier van politiek maken en actievoeren niet meer persoonlijk kán zijn. Nog steeds beginnen mensen vol frisse moed nieuwe actiegroepen en steeds dienen interne conflicten zich op noodlottige wijze aan. Ik vind het logisch dat strijd waar je niet met je hele wezen in staat niet creatief en inspirerend kan zijn. Mensen blijven weg, haken af of er wordt toch 'stug doorgewerkt', vol goede voornemens elkaar ook persoonlijk te ondersteunen. Er is echter iets mis met de structuur waarin we (politiek) bezig zijn.

Strategisch denken

Het denken in de actiebeweging is te veel op de actiepraktijk gericht. Ik denk dat ik daar wel een verklaring voor heb.

Een kenmerk van acties is dat ze veel tijd in beslag nemen en je je daardoor min of meer maar met één ding tegelijk kunt bezighouden. Die beperking leidt ertoe dat er behoefte ontstaat aan een strategie: een behoefte aan een analyse waar actiedoelen (aanvalsobjecten) uit af te leiden zijn en waar bovendien uit blijkt dat die objecten een strategische functie hebben in het systeem. Daarvoor is het nodig dat bepaalde macht of uitbuitingsverhoudingen als dé belangrijkste worden gezien. Waarom? Omdat er zonder hoofduitbuitingsverhoudingen geen stukjes systeem aan te wijzen zijn die strategisch zijn. Zonder dat is het immers niet mogelijk het systeem effectief (een term die bij strategie hoort) te bestrijden.

In de beweging zijn veel analyses die bepaalde machtsverhoudingen zien als dé oorzaak van alle anderen. Enorme kronkels worden bedacht om alle uitbuiting en vervreemding bij slechts enkele of zelfs maar bij één hoofduitbuitingsverhouding onder te brengen. De bedoeling daarvan is dat het uiteindelijk nuttig lijkt je alleen op die ene hoofduitbuitingsverhouding toe te leggen, je te specialiseren. De strategische analyse maakt van specialistisch op één ding gericht handelen, iets allesomvattend, het creëert revolutionair elan.

De uitbuitingsverhouding arbeid kapitaal is de kern van een systeem dat kapitalisme genoemd wordt. Er zijn echter ook andere uitbuitingsverhoudingen. Wat is nu de neiging van anti kapitalisten? Als andere uitbuitingsverhoudingen al erkend worden, of als wezenlijk gezien worden, wordt er gezocht naar een arbeids/kapitaal verhouding binnen die andere onderdrukkingsverhouding. Dat lukt natuurlijk altijd wel. Onderdrukking heeft altijd ook een materiële kant. Het leidt echter niet alleen tot een eenzijdige kijk op die andere onderdrukkingsverhouding, maar het is ook de zelfbevestiging dat het systeem voornamelijk kapitalistisch is.

Seksisme bijvoorbeeld wordt op die manier gezien als een soort arbeidsverhouding, maar het is natuurlijk veel meer. Ook racisme wordt primair gezien als iets dat is gericht op eigen materieel gewin, als een manier voor ondernemingen om mensen te kunnen uitbuiten. Het klopt allemaal wel een beetje, maar het is eenzijdig. Er zijn andere mensen die juist weer overal seksisme en rolpatronen in zien, ook dat is goed te doen. Ze noemen het systeem vervolgens het patriarchaat. Zo zijn er nog enkele te bedenken.

Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de neiging om alles onder één machtsverhouding te scharen, in feite een uitdrukking is van het geloof in die ene machtsverhouding. Het is het in de ban zijn van de macht. Door alles er aan vast te plakken, wordt er eigenlijk alleen maar meer macht en invloed toegeschoven aan die macht. De macht wordt werk uit handen genomen. In Orwelliaanse zin is strijd hier het je aangetrokken voelen tot de macht, in plaats van het je er van losmaken. Ik geloof niet dat het systeem bij de horens te vatten is. Er zijn geen strategische (kwetsbare) punten aan te wijzen en dus hoeven we ons daar ook niet in te specialiseren.

Concurrentie

Binnen de actiebeweging zie of voel je vaak concurrentiestrijd over wat de kern van onderdrukking is. En dus ook over wat het meest 'effectieve' actieterrein is en daarmee wat het meest revolutionair is. Dat leidt er toe dat acties lijken op een uitverkoop, in dit geval van de analyse en de strategie. De actie als bewijs dat de strategie en analyse niet alleen maar theorie is, maar ook praktijk kent en 'dus' (?) perspectief heeft. Na een paar acties doet men zelfs al alsof er sprake is van continuïteit.

Dit totaal in zichzelf gekeerde denken verhult niet dat acties sporadisch voorkomen. De concurrentieverhoudingen in de actiebeweging staan echter onder druk. De pretentie dat er totaalstrijd gevoerd wordt en er een 'breed front' moet zijn, maakt dat mensen die andere hoofdonderdrukkingsverhoudingen aanhangen serieus genomen moeten worden. Verder is er natuurlijk ook de verliefdheid die uitbreekt op die andere ideeën en bijbehorende mensen als gevolg van de eigen eenzijdigheid. Hoe dan ook, er zijn vaak open oren voor anderen maar tegelijkertijd is er de neiging tot inlijving. Het strategisch denken maakt het je zonder meer verbonden voelen onmogelijk. Het gevolg is dat interne strubbelingen, de mogelijkheid van verraad, en desillusie, duizend maal meer energie van ons wegnemen dan het systeem. Natuurlijk gaat het hier om het systeem dat in onszelf werkzaam is.

Veel strategieën en analyses plaatsen 'de vijand' zoveel mogelijk buiten zichzelf en schilderen deze ook zoveel mogelijk af als een directe bedreiging (of dat nu zo is of niet). Op die manier wordt het punt waarop je geweld zou gaan gebruiken vanuit een irrationele angst, dichterbij gehaald. Hierdoor mobiliseren wij onszelf op angst en ik vraag me af of de keuze om geweld te gebruiken eigenlijk wel zo bewust gemaakt wordt als wordt beweerd. Het taboe op de geweldsdiscussie in de beweging doet me wat dat betreft het een en ander vermoeden.

Ik kies er nu rationeel voor om geen geweld te gebruiken. De veranderingen die ik wil zijn vernieuwingen en die kun je niet 'afdwingen'. Die kun je alleen van de grond af aan zelf opbouwen. Misschien lukt het om met geweld op korte termijn kleine veranderingen te bewerkstelligen. Het is echter tijdelijk en niet inhoudelijk. Het heeft geen perspectief en geeft mij dus geen energie. Bovendien moet iedere verandering die met geweld is afgedwongen worden bewaakt met geweld. Voor je leven ben je dan getekend.

Ik ben overigens nog nooit van gedachte veranderd omdat anderen mij daartoe dwongen, het tegendeel is waar. Het is ook helemaal niet mogelijk. Gedachten veranderen is bij uitstek iets dat je zelf moet doen en dat doe je alleen als je perspectief ziet in iets anders.

Daadwerkelijk verzet

Ieder mens is consument en potentieel producent en kan door het maken van bewuste keuzes proberen zich op die vlakken los te maken van de macht die daarin is doorgedrongen (wat zou ik daar eigenlijk veel liever over schrijven). Zo bouw je eigen kracht op en dat is iets wat je met elkaar hebt en is vanzelf tegen de macht. Maar in de militante actiepraktijk heerst de opvatting dat die materiële bijdrage moet komen uit het gebruik van geweld, het aanrichten van 'daadwerkelijke' schade.

Er is echter maar één manier waarop ik het effect van die acties kan begrijpen en dat is militair. Als oorlog dus. Meteen realiseer ik me dan dat het effect van die acties ook miniem moet zijn want in het voeren van oorlog hebben maar weinig mensen zin en bovendien is de vijand er duizend keer beter in. De militante actie werkt niet eens als verkooptruc voor je ideeën omdat ie niet voor zich spreekt en de media er dus van kunnen maken wat ze willen. En dat wat je er zelf van maakt is noodzakelijkerwijs weer de 'verklaring' waarin alle tegenstrijdigheden moeten worden goedgepraat en dat kan alleen door het geloof in dé strategie en één hoofdonderdrukkingsverhouding te prediken. Bovendien ben je dan al weer bezig op het ideologisch en sociale vlak waar je je juist van probeerde los te maken. Kortom, de militante actie is in het geheel geen materiële of daadwerkelijke bijdrage aan verandering.

Een vorm waarin de neiging tot inlijving in de actiebeweging zich manifesteert is de manier waarop het woord solidariteit wordt gebruikt. Solidariteit is vaak niet meer dan dat mensen en groepen volgens de theorie van een hoofdonderdrukkingsverhouding met hetzelfde bezig zijn. Omdat die theorie een eenzijdige kijk op de werkelijkheid is, is solidariteit hier iets heel magers. De tegenstelling tussen solidariteit aan de ene kant en vriendschap en directe verbondenheid aan de andere kant, is altijd al groot geweest en doet mij twijfelen over de diepgang van solidariteit en het nut ervan als aparte term. In de actiebeweging wordt solidariteit echter alleen maar gebruikt voor de bekrachtiging van het geloof in een hoofdonderdrukkingsverhouding. Als bevestiging van dé analyse.

In de actiebeweging leeft het idee dat er door het voeren van actie een collectiviteit wordt opgebouwd als tegenhanger van dat wat wordt vernietigd aan het systeem. Wat stelt die collectiviteit voor? Ik geloof dat het niet meer is dan het gemeenschappelijke geloof in de analyse en het gemeenschappelijk slikken van alle tegenstrijdigheden en stress. Het is gelijkheid in eenzijdigheid. Door die eenzijdigheid blijkt de actiegroep zich niet te lenen voor vriendschappen die dieper gaan en is ze emotioneel dus afhankelijk van de scheiding tussen politiek en privé. Het heet dan dat door de collectiviteit het vriendje of vriendinnetje te dichtbij komt. Onzin natuurlijk. Collectiviteit staat hier voor werksfeer, discipline en concurrentieverhoudingen die lichamelijkheid, liefde en spel onmogelijk maakt.

Ontmoetingsplek

De actiebeweging had tot nu toe betekenis als ontmoetingsplek voor hen die de eerste stappen uit de burgerlijke structuren wilden maken. Het heeft die functie tot nu toe gehad bij gebrek aan beter. Het verlangen werkelijk iets met elkaar op te bouwen wordt steeds geblokkeerd door de sfeer die ontstaat vanuit het idee dat je je in eerste instantie met elkaar verbindt om 'politiek' te maken en dus om elders veranderingen 'af te dwingen'. Die constructie maakt het mogelijk om altijd en eindeloos over bevrijding, openheid, strijd, verlangen en alternatieven te praten met het ingebouwde excuus het nooit te hoeven doen.

We beschuldigen politieke partijen van het opbouwen van institutionele macht, maar in feite is iedere vorm van strategie, thematische aanpak en campagne precies dat. We geloven de macht strategisch te kunnen bestrijden en gaan ons vervolgens 'noodgedwongen' verdiepen in de eindeloze details van de onderdrukker (documenten, rapporten, politiearchieven enz). In plaats van bij elkaar te blijven en heel te worden verknippen we onze persoonlijkheid en nemen actieberoepen aan (waar blijft de actieberoepskeuze test?).

Echter, strijd die niet strategisch is, herkent de vijand (de structuren dus) in álles en bouwt in álles eigen kracht op. Zonder strategie verwordt alles tot actiedoel. De consequentie is dat je jezelf van top tot teen als politiek ervaart. Ruimte voor specialisatie is er dan niet meer. Totaalstrijd, maar ook totaalleven, leent zich niet voor een strategische en thematische aanpak.

Andere vaste bijverschijnselen van institutionele macht die ook al zo'n alledaagse relatie hebben met geweld, zijn de media. Net als geweld zijn zij de vermaterialisering van de scheiding tussen middel en doel. Net als actiegroepen en politieke partijen staan de media onze directe verlangens en mogelijkheden in de weg. Tenminste zolang we ons er op fixeren. Net als actievoeren en parlementaire politiek bedrijven, is journalistiek dan ook een vorm van niet betrokkenheid. Het is het suggereren van betrokkenheid en kennis.

De media concurreren met de oorspronkelijke media van mensen. Dat is de aanwezigheid; de stem, het lichaam, de beweging en misschien zelfs de gebeurtenis. De media zijn het systeem en staan borg voor afstand, vervlakking en centralisme. En van de media moet je het met actievoeren voor een groot deel hebben. De media suggereren betrokkenheid, de politieke partijen suggereren zeggenschap en de actiebeweging suggereert op vergelijkbare wijze het opbouwen van eigen kracht. Bij strategie hoort ook de scheiding tussen middel en doel en dus kunnen we ons nogal wat veroorloven. Het revolutionaire sfeertje creëert de morele goedkeuring onbeperkt auto's te bezitten; een consumptieve vliegtuigzonvakantie aan de Middellandse Zee heb je toch wel 'verdient' na een jaartje stress, conflict en opoffering.

We geloven te veel in de 'openbaarheid', in het politieke platform (ook wel scene genoemd). En als dat geen vlucht is voor onze verlangens en mogelijkheden, dan komt het wel omdat de schijn totaalstrijd, waarin militant wordt verward met radicaal, ons heeft verblind en er toe heeft geleid dat nog maar weinigen zich (zonder schuldgevoelens) hebben verdiept in de 1001 mogelijkheden die er zijn om eigen kracht op te bouwen. Dat is waar ik me van nu af aan alleen nog maar mee bezig ga houden.

Gaike

 

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1999