- Home
- Archief
- 1999

Uit: Ravage #280 van 19 maart 1999

Scheelzien met je oren

Jan Bervoets ontregelt het gekooide denken

Opstand der poëzie (8)*

'Indianen moeten/ voor de winter binnen zijn/ anders gaan de daken scheelzien/.' Met zijn surrealistische poëzie zet dichter anarchist Jan Bervoets de werkelijkheid naar zijn hand.

Het gesprek vindt plaats in Bervoets' prachtige Haagse woning, waar hij er een indrukwekkende letterkundige bibliotheek op nahoudt. Bervoets formuleert fraai, is soms lastig te volgen maar kan van één ding niet worden beschuldigd: oppervlakkigheid. Letterkundige en archivaris, dichter en anarchist. Jan Bervoets (1942, Amsterdam) stamt uit een links katholiek gezin. Dichten doet hij al vanaf z'n tiende. ,,Ik kan heel goed rijmelen; maar rijmelen is geen poëzie.'' Nederlands studerend in Nijmegen in de jaren zestig, was hij intensief betrokken bij de studentenbeweging. Hij werd daar geconfronteerd met de surrealistische beweging en bedreef experimentele poëzie, maar dichten stond nog op het tweede plan.

In 1970 hield Bervoets de interne machtsstrijdjes en het splijtgezwam in de studentenbeweging voor gezien (,,Ik verbrandde mijn schepen achter me'') en vertrok naar Den Haag. Hij woont en werkt er nog steeds, bij het Algemeen Rijks Archief (ARA). ,,Ik stuur ordening van archieven en gegevensbeheer aan. Kilometers papier tot een paar centimeters terugbrengen'', zo omschrijft hij zijn professie.

Vloekt deze ordentelijke arbeid niet met zijn verlangen naar anarchie c.q. zijn activiteiten in de vaak chaotische anarchistische beweging? Bervoets ontkent: ,,in beide gevallen ben ik bezig met informatie overdracht, de boodschap zo goed mogelijk over te brengen. Ik heb een heel ordelijke geest, alles moet precies op z'n plaats komen.'' Hij voegt eraan toe: ,,Het is gewoon arbeid. Overigens vind ik het belangrijk dat je ergens aan werkt en niet alleen maar zit te zwetsen.''

de letargie leeft en
gaat de deuren langs
zijn wekroep vindt
welwillende oren
die hij inzamelt en
in een pot verzegelt

Halverwege de jaren tachtig stortte Bervoets zich met hernieuwde overgave op de dichtkunst. Zijn taal is een rijk kleurenpalet waarmee hij de meest vreemdsoortige beelden schept. Soms denk je: wat moet ik hiermee, maar als je verder kijkt, vindt je een sleutel. Of je schiet gewoon in de lach. Wat ook een verdienste is.

Sinds 1995, met de bundel Het Klaarlichte Molest, is Bervoets ondergebracht in het fonds van uitgeverij IJzer uit Utrecht en daar voelt hij zich prima thuis. Recentelijk droeg hij voor in het Alkmaarse Provadja en het Haagse café Bordelaise; door hemzelf vertaald werk van onder meer René Char en Benjamin Péret. Opvallend is de hoge amusementswaarde van de toch niet eenvoudige poëzie. ,,Voordragen is net jazzmuziek; steeds is het weer anders. Zoals bij een improvisatie van Charlie Parker of Louis Armstrong. Als ik voordraag, ben ik medium van een steeds andere tekst.''

Naast poëzie schrijft Bervoets in allerlei tijdschriften variërend van Het Archievenblad tot en met het anarchistische De As. De ernst waarmee hij het schrijven bedrijft, belemmert niet dat hij van een goed glas bier houdt en dat hij graag swingt op Afrikaanse muziek.

Teveel bloemen

Over zijn schrijfarbeid heeft Bervoets uitgesproken opvattingen. In poëzie als een vorm van individuele expressie gelooft hij niet; bij het dichten schuift het ego aan de kant. ,,Pozie is voor mij: taalmateriaal, dat je treft en verwerkt. Mijn poëzie komt overal uit voort: uit écriture automatique, uit nieuwsberichten, uit Fehlleistungen, versprekingen van mezelf en anderen, herinneringen... als ik dicht, neem ik plaats in een stroom.''

Hij vervolgt: ,,Belangrijk voor mij is dat het gedicht een spanningsveld heeft. Geconcentreerd moet het zijn. Als het me verveelt, als ik bijvoorbeeld teveel bloemen op teveel tepeltjes zet, dan schrap ik de hele handel en gooi het weg.''
Is zijn creatieve metaforengebruik louter een taalspel? Bervoets glimlacht om de vraag of hij als surrealist daadwerkelijk fietsen met vierkante wielen over straat ziet rijden. ,,Pozie ligt inderdaad op straat. Ik pak de woorden terug die de reclame steelt van de dichtkunst; dat is een soort oorlog voor me geworden.''
,,Wat nodig is'', zegt hij, ,,is 'scheelzien met je oren'.'' Daarmee verwijzend naar het motto van zijn laatste bundel, Loflied op de beschaving: 'indianen moeten/ vóór de winter binnen zijn/ anders gaan de daken scheel zien.' Een bundel die mede geïnspireerd is door de Golfoorlog. Bervoets geeft op originele wijze commentaar op de in zijn ogen schijnheilige christelijke beschaving.

bagdad

de straat ontwaakte zingend
een stem als een aambeeld betastte
de tepels van de huizen
hun grondvesten leverden splinters
hun gevels riolen
hun horizons werden met
raketten doorkruist

roze ratten rilden even
bij het zien van zo'n zonsopgang
en schudden hun dauwdruppels af

natrillend van dit genot
verwerkten portieren hun kippenvel

groepsgewijs stampten de vogels
(die weigerden ganzen te zijn)
plaveisels tot keizerlijk gruis

Bervoets beaamt dat mensen zijn poëzie moeilijk kunnen vinden. ,,Als je mijn poëzie met maar één gedachte wil kooien, tja, dan wordt het werken geblazen. Dan zeg ik: werk maar. Vindt maar een kooi. Ik doe geen concessies. Integendeel. En als er ergens een tegenspraak opduikt, wil ik die niet opheffen maar juist opvoeren.''
,,Waarom ik dat wil? Om het denken te ontregelen, het bestaande, het gekooide denken. Ik zou tegen mensen willen zeggen: kijk eens anders tegen taal aan! Je kunt de gevangene zijn van je taal. Maar taal is je enige instrument waarmee je tegen de orde kunt vechten. Waarmee jij tegenover de rest kunt staan. Je bent altijd meer dan je denkt dat je bent.''

Daar waar verzet ontstaat, waar opstanden bloeien, waar een mogelijke kiem van anarchie schuil gaat, daar wil Bervoets van de partij zijn. Zoals op de jaarlijkse anarchistische Pinksterlanddagen op Appelscha, waar hij dit jaar weer acte de présence zal geven. Bervoets, die een paar generaties dichters en anarchisten zag komen en gaan, voelt zich overigens totaal niet ontmoedigd door het huidige tijdsgewricht. Hij voorziet een nieuwe industriële revolutie: ,,Het kennis apparaat desintegreert. Internet creëert voor het eerst in de geschiedenis een situatie waarin de gebruikers aan de macht zijn en niet de bazen.'' De smeltkroes aan culturen die hij om zich heen waarneemt, maken het nieuwe proletariaat uit. Hij besluit: ,,We gaan een nieuwe jazz scheppen.''

Marc Hurkmans

* Sinds september '97 werden in 'Opstand der poëzie' geportretteerd: Evilette, Bart FM Droog, Nico van Apeldoorn, Harry Westerink, Def P., Menno Wigman en Diana Ozon.

 

Bibliografie Jan Bervoets:
Messalina Rz. (met tekeningen Tony Pusey, 1988)
Humaniora
Onder Andere Associatie (1989)
Esperanto in een oogopslag (1990)
Het klaarlichte molest (IJzer, 1995)
Loflied op de beschaving (IJzer, 1998)

 

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1999