Uit:
Ravage #5 van 9 april 2004
Spaanse
inlichtingendienst blundert
Terrorismebestrijding
in teken van incidentenpolitiek
De
aanslagen in Madrid hebben geleid tot een stroom nieuwe anti-terrorisme
maatregelen. Maar volgens Wil van der Schans en Rick van Amersfoort
zou men eerst eens moeten kijken naar de falende werkwijze van de
Europese inlichtingendiensten.
Het
opsporingsonderzoek naar de verdachten van de aanslagen in Madrid
verloopt voortvarend. Er zijn zoveel sporen achtergelaten door de
daders dat het merendeel vand e verdachten inmiddels achter slot
en grendel zit. Opmerkelijk is dat een deel van de arrestanten al
langere tijd door de inlichtingendiensten in de gaten werd gehouden.
Op
11 maart vond de aanslag. Twee dagen later arresteerde de Spaanse
politie vijf mannen; Jamal Z., Mohammed El Hadi C., Mohammed B., Vinay
K. en Suresh K. De arrestaties volgden na de vondst van een mobiele
telefoon die werd gevonden bij een niet ontplofte bom. Deze telefoon
leidde naar de winkel waar Jamal Z. werkt.
Jamal
Z. is voor zowel de Spaanse geheime dienst als die van de Europese
Unie en Noord-Afrika geen onbekende. Hij wordt door de Marokkaanse
autoriteiten al sinds 1993 in verband gebracht met radicale islamitische
groeperingen als The Group of Islamic Combatants of Morocco, Eternal
Lions en the Moroccan Combatants, waarvan de namen van de leden
onder Europese politiediensten circuleren.
Ook
zou Jamal Z. contacten hebben onderhouden met de mensen die de zelfmoordaanslagen
in de Marokkaanse stad Casablanca hebben gepleegd. Deze aanslagen
worden toegeschreven aan Salafija al-Djihadia, een groepering die
niet op de lijst van terroristische organisaties van het Amerikaanse
ministerie van Buitenlandse Zaken voorkomt. Jamal Z. zou ook contacten
hebben onderhouden met Mohamed F., een van de spirituele leiders
van Salafija al-Djihadia.
al-Qaida
Daarnaast
lijken Jamal Z. en Mohammed El Hadi C. ook bekenden van Barakat
Y., die door de Spaanse justitie wordt gezien als de leider van
de Spaanse afdeling van al-Qaeda. Barakat Y. zit al sinds 2001 met
diverse medeverdachten in Spanje in voorarrest.
Ook
Amer A. lijkt een goede bekende van de verdachten. Amar A. zou,
volgens een onderzoek van de Spaanse justitie uit 2003 en volgens
verslagen van verhoren van gevangenen op Guantanamo Bay van begin
dit jaar, een ondersteunende rol vervuld hebben bij de aanslagen
in Amerika van september 2001. Amer A. bevindt zich volgens de Spaanse
politie, die zich baseert op tapverslagen, in gezelschap van Abu
Musab Z.. Hij wordt door de Amerikanen verdacht van diverse bomaanslagen
in Irak.
De
contacten tussen Jamal Z. en Barakat Y. blijken uit tapverslagen van
een onderzoek van de Spaanse rechter Baltasar Garzón naar al-Qaeda
in Spanje. Garzón zette Jamal Z. echter niet op de lijst van
35 personen die van terroristische handelingen worden verdacht en
september vorig jaar in staat van beschuldiging werden gesteld. Tot
slot wordt Z. Er nog van verdacht de bomaanslagen in Casablanca mede
te hebben voorbereid.
Op
18 maart jl., zeven dagen na de aanslag in Madrid, arresteerde de
Spaanse politie nog eens vijf mannen. Een van de arrestanten zou
volgens de politie een leidende rol hebben vervuld bij de aanslag
en zou ook betrokken zijn geweest bij de aanslagen in Casablanca
(Marokko) in mei 2003.
In
het weekend van 20 en 21 maart werden er opnieuw vier mensen gearresteerd
in Madrid. Tot slot werden er op 25 maart nog vijf mensen aangehouden
waaronder drie verdachten die bij de Duitse justitie bekend staan
als "gevaarlijke jihadstrijders".
Voorgeschiedenis
Uit
het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat Jamal Z. en diverse
andere arrestanten al geruime tijd bekend stonden als sympathisanten
van al-Qaeda of aan al-Qaeda gelieerde groeperingen. Het waren geen
volslagen vreemden van de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Uit berichten in de media blijkt dat ze zelfs werden afgeluisterd,
maar werd er in de periode voor de aanslagen niets bijzonders vernomen.
Jamal
Z. en zijn medeverdachten konden ongestoord 100 kilo explosieven
in handen krijgen, hetgeen in een woning in de buurt van Madrid
tot bommen verwerkt werd. Zonder problemen kon het explosieve materiaal
vervolgens in vier treinwagons worden geplaatst.
'Ze
kwamen sinds een maand of twee geregeld langs', vertelt een benzinepomphouder
aan de Spaanse krant El Pais. Waarom zijn deze mensen die op diverse
lijsten van Europese politiediensten voor komen niet in de gaten
gehouden? Was Spanje niet in gevaar, waren er geen tekenen voor
een mogelijke aanslag?
Niets
is minder waar. Al sinds 1997 houden de Spaanse politie en geheime
diensten personen in de gaten die met al-Qaeda sympathiseren. Ramzi
B. die werd gearresteerd en nu gevangen zit op Guantanamo Bay, heeft
tijdens zijn verhoor verklaard dat de mensen die de aanslag op 11
september 2001 uitvoerden in de zomer van 2001 bij elkaar zijn gekomen
in de Spaanse stad Tarragona.
Rolf
Tophoven, een Duitse expert op het gebied van islamitisch terrorisme,
verklaarde in NRC Handelsblad dat Spanje al voor de aanslagen in
New York als een belangrijke vestigingsplaats van radicale moslimextremisten
in Europa gold.
Dat
de Spaanse justitie uitgebreid onderzoek deed, werd duidelijk in
november 2001 toen acht leden van de veronderstelde Spaanse al-Qaeda
afdeling werden gearresteerd. Een van de arrestanten was Barakat
Y.. Volgens onderzoeksrechter Garzón bestond er in Spanje
een stevige infrastructuur van al-Qaeda, maar er was geen sprake
van een directe dreiging.
Document
Deze
dreiging werd voor het eerst duidelijk in oktober 2003 toen Osama
Bin Laden opriep om aanslagen te plegen in de landen die de Verenigde
Staten steunden in Irak. Jorge Dezcallar, het hoofd van de Spaanse
geheime dienst (CNI), had al eerder laten weten dat ze in verband
met de Spaanse bijdrage aan de bezetting aanslagen in Spanje vreesden.
In
december 2003 werd er een document onder inlichtingendiensten verspreid
met de titel Jihadi Iraq, Hopes and Dangers. Het document was door
onderzoekers van de Norwegian Defence Research Establishment (FFI)
op internet gevonden en wordt toegeschreven aan Yusuf al-Airi, een
al-Qaeda lid die propaganda voor de groepering op het internet bedreef.
Het
42 pagina's tellende document beschrijft de mogelijkheden om de
landen die Amerika in Irak steunen onder druk te kunnen zetten met
als doel hun troepen terug te laten trekken. Een deel van het document
wordt specifiek gewijd aan Spanje. Volgens de onderzoekers van het
Noorse instituut kan worden opgemaakt dat Spanje door de aanwezige
anti-oorlogsbeweging als mogelijk eerste doelwit wordt aangemerkt.
Het
document staat niet op zichzelf. In januari dit jaar arresteerde
de politie in Baskenland een man van Algerijnse afkomst die had
gedreigd dat er binnen twee maanden een hoop mensen in Madrid zouden
omkomen en 'dat het station bij Atocha met lijken zou worden gevuld'.
De politie liet de man gaan, maar leek wel in hoogste staat van
paraatheid.
Elf
dagen voor de aanslag werden er in en rond de hoofdstad wegblokkades
opgezet om auto's te kunnen controleren op het vervoer van explosieven.
Twee dagen voor de aanslag werd de controle op vliegvelden, treinstations,
stadions en overheidsgebouwen geïntensiveerd.
Blunders
De
aard van de voortekenen van de aanslag in Madrid kan men verschillend
interpreteren. Deels lijkt het erop dat de Spaanse justitie ze wel
serieus heeft genomen, maar zich blind heeft gestaard op een mogelijke
ETA-aanslag. Of deze wel of niet gepland was, is onduidelijk. De
Spaanse politie beweert in de weken voor de aanslag twee mannen
en een grote hoeveelheid explosieven te hebben onderschept, maar
dit kwam pas op de dag van de aanslag in het nieuws.
Het
ligt veel meer voor de hand dat de Spaanse geheime dienst zich niets
heeft aangetrokken van de waarschuwingen van de Marokkaanse justitie
die Spanje voor een aanslag waarschuwde. De Marokkaanse justitie
heeft zelfs een lijst van zestien verdachten aan de Spaanse politie
overhandigd waaronder die van Jamal Z.
De
Marokkaanse krant Aujourd'hui Le Maroc (Morocco Today) schrijft
dat premier Aznar niet met de Marokkaanse geheime dienst wilde samenwerken.
'De verdachten werden niet eens geschaduwd', betoogt de krant. 'De
Spaanse geheime dienst bespioneerde meer Marokko dan dat het met
het land samenwerkte'. Een bron binnen de Europese inlichtingenwereld
voegt daar in de Britse The Guardian aan toe dat iedereen wist dat
er een grote aanslag op komst was.
Diverse
tekenen van een op handen zijnde bomaanslag, gevoegd bij een lijst
van bekende mensen die betrokken zijn bij al-Qaeda of vergelijkbare
groeperingen, zouden eigenlijk voldoende moeten zijn geweest om
politie en justitie te alarmeren. Blijkbaar waren ze wel gealarmeerd,
maar zijn er grote blunders gemaakt.
De
Spaanse krant El Mundo wijdde er een uitgebreid artikel aan. In
de maanden voor de aanslag werd het aantal politie-eenheden dat
verantwoordelijk is voor het in de gaten houden van mogelijke leden
van al-Qaeda met de helft teruggebracht. Jamal Z. werd dus niet
langer geschaduwd terwijl het moeilijk is hem af te luisteren omdat
hij teveel mobiele telefoons bezat en regelmatig van telefoon wisselde.
Spanje
en Marokko raakten verwikkeld in een diplomatieke oorlog over het
minuscule eiland Perejil, visrechten en immigratie. In de maanden
voorafgaande de aanslag werd uit een kolenmijn honderd kilo explosieven
ontvreemd. In een land met een hoge paraatheid op het gebied van
terrorismebestrijding is het opmerkelijk te noemen dat deze verdwijning
onopgemerkt is gebleven.
Naast
Jamal Z. is er over de andere arrestanten weinig duidelijk. Het
waren in elk geval bekenden van diverse geheime diensten in Europa
en Noord-Afrika. Van de zes verdachten waar de Spaanse justitie
nu nog naar zoekt, wordt beweerd dat zij ook al jaren als potentiële
terroristen te boek staan.
Incidenten
De
doos van pandora opende zich al enkele uren na de aanslag in Madrid.
De Spaanse regering zag haar kans schoon en probeerde zo vlak voor
de verkiezingen de ETA de aanslag in de schoenen te schuiven. Nadat
de leugen eenmaal achterhaald was, straften de Spanjaarden de Partido
Popular onmiddellijk af. De socialisten wonnen zo op een wel heel
absurde manier de verkiezingen.
Vervolgens
was het de beurt aan onze zuiderbuur, de Belgische premier Guy Verhofstadt,
die opriep tot de vorming van een Europese inlichtingen- en veiligheidsdienst.
Blair, Chirac en Schröder waren er als de kippen bij om duidelijk
te maken dat één gezamenlijke dienst hen toch een
stap te ver ging. Nauwer samenwerken oké, maar dan wel in
klein verband.
De
analyse van wat er na Madrid moest gebeuren (en óf er wat
moest gebeuren) werd verbazingwekkend snel getrokken. Het laat weer
eens zien hoe incidenteel de samenwerking in Europa is. Op incidenten
wordt direct gereageerd, een visie en beleid voor de toekomst wordt
amper vastgesteld.
Eenstemmig
waren de leiders het eens: er moet beter en nauwer worden samengewerkt.
Bovendien gaat het allemaal te traag, een aantal landen heeft de
maatregelen genomen na september 2001 nog steeds niet ingevoerd.
Coördinator
Nog
geen twee weken na de aanslagen nam de Raad van Ministers van de
EU op 24 en 25 maart een pakket maatregelen aan dat vooral de wetgevende
mogelijkheden en de juridische samenwerking benadrukt. Een speciale
terrorisme coördinator, onze eigen Gijs de Vries, moet de boel
gaan aanjagen. Gijs de Vries' expertise ligt trouwens meer op het
wetgevende terrein dan op het operationele vlak.
Alle
lidstaten moeten zo snel mogelijk de maatregelen op 11 september
2001, waaronder een Europees arrestatiebevel, kaderbesluit terrorisme
en het instellen van Joint Teams, uitvoeren. Destijds werd door
veel deskundigen al de vraag gesteld wat deze maatregelen nu eigenlijk
verbeteren aan de bestrijding van terrorisme. Zo was uitlevering
van terroristen amper een probleem en kreeg het Europees arrestatiebevel
een algemener karakter.
Ook
van de Joint Teams, die destijds als een van de oplossingen voor
nauwere politiesamenwerking werden gepresenteerd, is het twijfelachtig
of het daadwerkelijk iets oplevert in de strijd tegen het terrorisme.
In
de verschillende EU-lidstaten werken zoveel verschillende diensten
aan de bestrijding van terrorisme dat het maar de vraag is of dat
wel in een team te vatten valt, terwijl samenwerking vanuit verschillende
teams wel werkt.
Scorebord
Maar
het nieuwe plan behelst niet alleen het aanjagen van de oude plannen.
Opvallend is de eensgezindheid over de leidende rol die de Verenigde
Naties moeten nemen bij de internationale bestrijding van terrorisme.
Onder het kopje 'de beperking van de toegang van terroristen tot
financiële en andere economische bronnen' is wederom een rijtje
maatregelen te bewonderen die ook na september 2001 de revue zijn
gepasseerd, zoals het bevriezen van de tegoeden van terroristen.
Ook
beloven de regeringsleiders alles in het werk te zullen stellen
om maximale capaciteit in EU-organisaties (lees Europol, Eurojust
en Tas Force Police Chiefs) en de lidstaten in te zetten voor de
bestrijding van terrorisme.
Effectieve
en systematische samenwerking tussen de diensten en uitgebreide
informatie-uitwisseling zouden moeten gaan leiden tot preventie,
opsporing en vervolging. Daarnaast moet terrorismebestrijding een
essentieel onderdeel gaan vormen op andere beleidsterreinen, zoals
transport, grensbewaking en reisverkeer.
Het
is maar een deel van de maatregelen, die terug zijn te vinden op
de website van het onderzoeksinstituut Statewatch (www.statewatch.org.)
Naast de maatregelen heeft Statewatch een scorebord gepubliceerd
waarin wordt geanalyseerd met welke rechtvaardiging de maatregelen
zijn genomen en wat de gevolgen ervan zijn.
Volgens
Statewatch hebben 27 van de 57 maatregelen weinig tot niets met
de bestrijding van terrorisme van doen, maar betreft het voorstellen
die misdrijven in z'n algemeenheid betreffen. Een aantal voorstellen
introduceert mogelijk zelfs een volledig systeem van controle in
de EU: het vastleggen van alle telecommunicatie, bijhouden van alle
vliegverkeersgegevens in de EU en van en naar de EU en het opnemen
van vingerafdrukken in een nieuw paspoort.
Registratie
De
uitvoering van de maatregelen wordt zonder debat direct ter hand
genomen. De eerste maatregel werd al door de JBZ-Raad van 30 maart
geloodst. Er lag al een ouder voorstel van Spanje om de persoonsgegevens
van mensen die per vliegtuig naar de EU reizen door te geven aan
de grenscontrole- en immigratiediensten.
Het
voorstel was bedoeld om illegale migratie tegen te gaan. Nu is het
omgebouwd tot een algemenere maatregel, waarbij de gegevens van
een ieder die naar de EU vliegt nu ook in handen van politie en
justitie komt ter controle op mogelijke banden met terrorisme.
Ook
de ambtenaren van de Europese Commissie zijn direct aan het werk
gegaan. Eind maart lanceerden ze een dertig pagina's tellend voorstel
over de uitwisseling van informatie en samenwerking betreffende
terrorisme. Waar Statewatch al voor waarschuwde in het plan van
de Europese Raad van Ministers komt ook in dit voorstel terug.
Benadrukt
wordt dat er tot nu toe weinig is gekeken naar de samenhang tussen
georganiseerde misdaad en terrorisme. Volgens de Europese Commissie
zou het Gemeenschappelijk Optreden van 21 december 1998 (over verbod
op lidmaatschap van een criminele organisatie) ge-update moeten
worden. Terroristische organisaties die ter voorbereiding van hun
daden criminele activiteiten plegen, zouden dan eerder kunnen worden
aangepakt.
In
een al tot Raadsbesluit uitgeschreven voorstel over nauwere samenwerking
worden de mogelijkheden van registratie en gegevensuitwisseling
flink opgerekt. Niet alleen informatie over organisaties die op
de bevriezingslijst staan moet worden uitgewisseld, ook informatie
over misdrijven die voor komen in het Kaderbesluit Terrorismebestrijding
moeten aan Europol en Eurojust worden doorgegeven.
De
ambtenaren hebben nauwelijks de moeite genomen om de problemen te
analyseren. Wat er nu uit de koker van de Europese Unie komt, neigt
toch weer naar harmoniserende maatregelen. Aan het verbeteren van
de organisatie wordt nauwelijks aandacht besteed.
Samenwerking
Dat
de Europese inlichtingendiensten niet altijd even nauw samenwerken
is geen groot geheim. Een uit januari van dit jaar daterend rapport
van het Europese Institute for Security Studies (ISS), getiteld
'For your eyes only' somt nog eens alle (on)mogelijkheden op van
nauwere samenwerking tussen de inlichtingendiensten.
Om
te beginnen opereren de diensten bij uitstek in het eigen landsbelang.
Daarnaast worden inlichtingen alleen uitgewisseld als er iets bruikbaars
voor in de plaats komt. Een ander obstakel is de vrees dat de inlichtingen
doorgegeven worden aan derde landen.
Dit
betekent niet dat er momenteel niet wordt samengewerkt. In allerlei
wisselende coalities en in informele verbanden, zoals bijvoorbeeld
de Club van Bern, zitten de inlichtingendiensten met elkaar aan
tafel. Dat er binnen die verbanden wel degelijk nauw wordt samengewerkt,
ook in de bestrijding van terrorisme, is de afgelopen twee jaar
gebleken. Bij terrorisme-zaken in Nederland heeft de AIVD samengewerkt
met andere (Europese) landen. Die samenwerking heeft tot veel arrestaties
en veroordelingen geleid.
Bij
nauwere samenwerking van inlichtingendiensten komt, nog meer dan
bij politiesamenwerking, de controle, het toezicht en de sturing
in geding. Het zijn vragen die de afgelopen weken angstvallig uit
de weg zijn gegaan. Welke gegevens mag een inlichtingendienst eigenlijk
uitwisselen? Wie controleert de aangeleverde gegevens van een andere
dienst? Welke infiltranten worden waar ingezet? Hoe en met welk
doel worden gezamenlijke operaties uitgevoerd?
Het
zou goed zijn eerst eens te kijken naar het optreden van de inlichtingendiensten
in de bestrijding van terrorisme tot nu toe, voordat er weer van
alles uit de kast wordt getrokken.
Nederland
voorop
Maar
de pawlov-reactie wint het gemakkelijk van het nuchter verstand.
Ook de ministers Remkes en Donner volgden hun Europese vakgenoten
in nog meer specifieke landelijke anti-terrorisme maatregelen.
Er
wordt nu definitief een regeling ontworpen die het mogelijk maakt
om AIVD-informatie in te zetten bij strafprocessen. Ook wordt een
wetsvoorstel ingediend die het mogelijk maakt om rechtspersonen
die op de afknijplijst van de Europese Unie staan te verbieden.
Tegen
beide voorstellen zijn in het verleden veel bezwaren geuit. De regering
legt deze nu naast zich neer. In beide gevallen wordt de positie
van verdachten flink verzwakt en wordt ook de mogelijkheid beschuldigingen
te weerspreken ernstig aangetast.
Een
andere vlucht vooruit die Remkes en Donner willen uitvoeren is de
introductie van 'Rasterfahndung' in Nederland. Volgens Donner en
Remkes lijken 'de aanslagen in Madrid te wijzen op een veel diffusere
werkwijze bij de organisatie en voorbereiding.' Een ietwat vreemde
conclusie aangezien van tal van verdachten juist bekend is dat ze
een link hebben met radicaal islamitische terroristische organisaties.
'Minder
dan voorheen kan de aandacht zich beperken tot bepaalde groepen,
organisaties en daders', zo vervolgen Donner en Remkes. 'Waar daders
en organisaties zich verschuilen onder hun potentiële slachtoffers
en schuil gaan achter een patroon van ogenschijnlijk normale maatschappelijke
activiteiten, zullen ook het speuren naar informatie, de bewaking
en eventuele onderzoeken en controles minder gericht kunnen zijn.'
Dat
betekent dat meer dan voorheen door uitwisseling van informatie
tussen uiteenlopende overheidsdiensten, door koppeling van gegevensbestanden
en door uitwisseling en coördinatie van informatie getracht
zal moeten worden om de 'verdachte afwijking' te vinden. Dit houdt
in dat afwijkingen van het vaste patroon al kunnen gaan leiden tot
vermoedens of verdenkingen.
Voorarrest
In
Marokko zitten sinds de aanslag in Casablanca van mei 2003 duizenden
mensen in voorarrest. Een van de hoofdverdachten van de aanslag
in Casablanca, Moul E., overleed in gevangenschap. Het lijkt erop
dat hij gemarteld is.
Mohammed
al-Gerbouzi, een Marokkaanse zakenman die al meer dan dertig jaar
in Groot-Brittannië woont en Brits staatsburger is, wordt verdacht
van betrokkenheid bij de Casablanca aanslag. Hij is bij afwezigheid
veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf.
Al-Gerbouzi
zegt in een interview met the Guardian dat hij diverse malen is
verhoord door de Marokkaanse en Britse geheime dienst over zijn
reizen naar Pakistan en Turkije. Groot-Brittannië wil hem niet
uitleveren omdat ze de bewijslast gebrekkig of erg onvolledig vinden,
terwijl al-Gerbouzi reeds veroordeeld is. Vroeger bezocht hij Marokko
regelmatig en schuwde het niet kritiek te leveren op de Marokkaanse
overheid. Volgens al-Gerbouzi is dit de reden voor zijn veroordeling.
De
mensen die november 2001 in Spanje werden gearresteerd, zitten nog
steeds in voorarrest. Ook de mensen die werden gearresteerd naar
aanleiding van de bomaanslag in Madrid wacht zeker twee jaar voorarrest,
of onder de Spaanse anti-terrorisme wetgeving zelfs vier. De eerste
periode van hun voorarrest en tijdens hun verhoren hebben ze geen
recht om een advocaat te spreken of te zien.
Vaak
wordt verwezen naar Guantanamo Bay, maar in Europa zitten mensen
even lang zonder vorm van proces gevangen. Zo wordt de democratische
rechtsstaat bij elke nieuw aanslag opgerekt. De aanslag in Madrid
is vreselijk, maar is niet gepleegd door superslimme 'terroristen'
die ongezien Spanje zijn binnen geslopen. Feitelijk waren de daders
bekenden van politie en justitie en was er een duidelijke dreiging,
maar is er niet gereageerd.
Dat
is pijnlijk, ernstig en zou tot een diepgaand onderzoek naar de
handel en wandel van de Spaanse geheime dienst moeten leiden. Niet
tot 57 nieuwe repressieve maatregelen en een systeem van Rasterfahndung
die de samenleving slechts verharden. Dat lijkt op politiek bedrijven
over de ruggen van de slachtoffers van een aanslag.
Wil
van der Schans
Rick
van Amersfoort
Buro
Jansen & Janssen
Naar
boven |