Uit: Ravage #12 van 19 september 2003

Operatie Phoenix in Irak?

Nu de Amerikaanse bezettingsmacht in Irak, net als indertijd in Vietnam een pak slaag krijgt, dreigen de oude paardenmiddelen weer van stal te worden gehaald. Eindigt de bezetting van Irak ook in een genadeloze onderdrukking van de bevolking?

De Amerikaanse journalist David Ignatius betoogde onlangs in NRC Handelsblad dat de Amerikaanse regering geen extra troepen naar Irak moet zenden. In plaats daarvan beval hij de strategie van William Colby in Vietnam aan. Hij verwijst daarbij naar de "agressieve 'pacificatie'-operaties, zoals het omstreden Phoenix programma dat Colby van 1968 tot 1971 had geleid".

Als een dergelijk programma in Irak wordt ingezet vervalt ook het laatste Amerikaanse excuus voor de aanval op Irak: het bevrijden van de bevolking van het land. Het feit dat Operatie Phoenix als optie voor het Amerikaanse beleid in Irak ter sprake wordt gebracht, moet overal in de wereld alarmbellen doen rinkelen.

Slachting

Operatie Phoenix wordt gezien als de meest massale door een regering georganiseerde slachting onder burgers sinds de Tweede Wereldoorlog. Het Phoenix programma werd in 1967 in opdracht van de Amerikaanse regering door de CIA gestart. Doel was om in Vietnam de burgerlijke structuur, die de verzetsbeweging Vietcong ondersteunde, te vernietigen.

Om Vietcong-sympathisanten onder de Vietnamese bevolking op te sporen en uit te schakelen werd op basis van het geavanceerde computerprogramma PHMIS een nationaal systeem met profielen ter identificatie van verdachten opgezet. Vervolgens werden bij razzia's honderdduizenden mensen opgepakt. Iedereen die aan het computerprofiel voldeed was automatisch een verdachte. Daarnaast werden mensen afgevoerd op basis van geruchten, of omdat hun namen bij de ondervraging door anderen waren genoemd.

De opgepakte Vietnamezen gingen naar zogenaamde centrale ondervragingscentra, die de Amerikanen in alle 44 provincies en 242 districten van Vietnam bouwden. Daar werden ze massaal gemarteld en werd over hun lot beslist. Van enige rechtsbijstand was geen sprake. De Amerikanen hadden de leiding, het vuile werk werd aan Vietnamese medewerkers overgelaten.

Executies

Over het Phoenix programma zijn in Amerika tientallen boeken en duizenden artikelen gepubliceerd. Ook tijdens hoorzittingen door vier Congrescommissies kwam gedetailleerde informatie naar buiten. Verschillende leden van het Congres wezen erop dat het programma in strijd was met de Conventies van Genève, waarin de burgerbevolking in tijd van oorlog bescherming wordt gegarandeerd.

De Amerikaanse leiding van Phoenix decreteerde dat van alle opgepakte Vietnamezen minstens vijftig procent moest worden veroordeeld. Colby verdedigde deze maatregel later tijdens een hoorzitting voor het Congres: het doel was de medewerkers tot "een meer professionele aanpak" aan te zetten. Maar omdat Vietcong sympathisanten moeilijk te identificeren waren, nam door deze maatregel het martelen alleen maar verder toe.

Vervolging kon drie dingen betekenen: jarenlange opsluiting in een concentratiekamp, executie of gaan werken voor de CIA. Colby en zijn medewerkers stelden jaarlijks vast hoeveel Vietnamese burgers er per maand moesten worden "geneutraliseerd".

In 'Vietnam Information Notes', een publicatie van het State Department, van juli 1969 werd de doelstelling voor dat jaar vermeld: maandelijks 1800 executies. Elke provincie en elk district kreeg een eigen quotum. Aan de provinciale hoofden werd meegedeeld dat hun prestaties zouden worden afgemeten aan hun resultaten binnen het Phoenix programma.

Vrouwen en kinderen

Colby verklaarde voor een Congrescommissie dat tijdens de 2,5 jaar dat hij de leiding had 20.587 Vietnamese burgers werden geëxecuteerd, 28.978 gevangen gezet en dat 17.717 burgers "vrijwillig" voor de Amerikanen gingen werken. Hij verklaarde geen idee te hebben hoeveel van deze slachtoffers "loyale" Vietnamezen waren.

Het Amerikaanse State Department spreekt echter van 35.708 gedode burgers. In de publicatie 'Vietnam, towards peace and prosperity' van de Zuid-Vietnamese regering wordt gesproken van 40.944 executies. Andere schattingen lopen op tot 70.000. Zoals een van de getuigen voor het Congres verklaarde: het doodschieten van een Vietnamees is gemakkelijker dan al het papierwerk dat daarbij bij hoort. Volgens de lijsten van de slachtoffers blijkt een groot deel, volgens sommige getuigen zelfs het grootste deel, uit vrouwen en kinderen te bestaan; veel mannen zaten ondergedoken en dan werd dikwijls het opgepakte gezin gedood.

Niet alleen vermeende Vietcong aanhangers, ook politici die afweken van het door de CIA uitgestippelde beleid werden "subversief" verklaard en uit de weg geruimd. Tijdens de verkiezingen voor de Zuid-Vietnamese president Thieu in 1967 werd Phoenix ingezet om zijn opponenten te neutraliseren. De New York Times noemde Phoenix daarom "een instrument voor politieke massamoorden".

Later zijn door de Amerikaanse regering soortgelijke acties als Operation Phoenix in El Salvador, Guatemala en op de Filipijnen ingezet. Colby en zijn medewerkers zijn nooit door een oorlogstribunaal berecht. Colby werd daarentegen bevorderd tot hoofd van de CIA, totdat de huidige Amerikaanse president George Bush hem in 1975 opvolgde.

In datzelfde jaar vluchtten de Amerikanen bungelend aan hun helikopters uit Saigon. In opdracht van de CIA hadden ze nog geprobeerd om alle informatie over de massa-executies van burgers in het kader van Operatie Phoenix te vernietigen.

Sietse Bosgra



Naar boven

 

 



Ravage
Archief
Overzicht 2003
Overzicht #12

..