Uit: Ravage #11 van 29 augustus 2003

Wie controleert de rijksrecherche?

De rijksrecherche komt in actie zodra het handelen van de overheid in het geding is. Maar het opsporingsapparaat is door diezelfde overheid in het leven geroepen. Wat heeft dit gevolgen voor haar onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid van het onderzoek?

Op 6 augustus werd de 33-jarige Dris Arbib in een eethuis aan het Mercatorplein in Amsterdam neergeschoten door een politieman. De dodelijke kogel drong zich dwars door het lichaam van het slachtoffer om vervolgens de ruit van het eethuis te doorboren. Het had weinig gescheeld of een terrasganger zou als tweede slachtoffer zijn gevallen.

Volgens het verhaal van de politie bedreigde Dris de agent met een keukenmes. Deze zou pas na sommatie geschoten hebben. Getuigen spreken dit tegen. Dris had weliswaar een mes in z'n handen maar hij zou daarmee geen moment de politie hebben bedreigd. Getuigen beweren dat de agent schoot om te doden. Volgens de instructies gebruikt een agent in een dergelijke situatie pepperspray.

Onafhankelijk

Een inderhaast opgericht comité, organisator van de demonstratie tegen 'zinloos politiegeweld en discriminatie', eist nu de instelling van een onafhankelijke onderzoekscommissie die de moord op Dris en de achterliggende omstandigheden daarvan onderzoekt. Men trekt de onafhankelijkheid van de rijksrecherche, de officiële instantie die het schietincident onderzoekt, openlijk in twijfel.

Een woordvoerder van de rijksrecherche vindt de eis ronduit belachelijk. ,,Als er iets onafhankelijk opereert, is het de rijksrecherche.'' Ook Jaap Timmer, onderzoeker bij het Centrum voor Politiewetenschappen aan de VU, is ervan overtuigd dat de rijksrecherche objectiviteit nastreeft. ,,Elders in Europa worden schietincidenten binnen het politiekorps onderzocht. Tel je zegeningen!''

Toch kan ook Timmer zich wel voorstellen dat er burgers zijn die gerede twijfels hebben. Hij beschouwt het als een taak van het openbaar ministerie om duidelijk uit te leggen hoe de rijksrecherche functioneert. ,,De rechercheurs zijn opsporingsambtenaren die weliswaar ervaring hebben opgedaan binnen het politie-apparaat, maar onder een nieuwe leiding opereren. Dat moet voldoende waarborg zijn voor onafhankelijkheid en objectiviteit.''

Advocaat Gerard Hamer, die zo'n twintig zaken heeft behandeld waarbij de rijksrecherche in geding was, denkt dat de gemiddelde rijksrechercheur op zich wel van goede wil is. Hij twijfelt daarentegen aan de juistheid en objectiviteit van het totale onderzoek. Als voorbeeld noemt hij de bijzondere positie die de hoofdofficier van justitie inneemt.

Afhankelijk van het district waarbinnen het schietincident plaats gevonden heeft krijgt de hoofdofficier van justitie uit zo'n district de leiding in handen van het onderzoek. Hamer:

,,Zo'n man is in het dagelijks leven afhankelijk van dezelfde politie die door de rijksrecherche wordt onderzocht. Dat is toch gek.''

Schietincidenten

De rijksrecherche valt onder het gezag van het college van procureurs-generaal, het hoogste orgaan binnen het openbaar ministerie. De organisatie bestaat uit circa tachtig medewerkers, werkzaam binnen vier regio's. De onderzoeksorganisatie wordt ingeschakeld als het handelen van de overheid in het geding is.

Alle onderzoeken resulteren in een proces-verbaal of rapport. Het onderzoeksresultaat wordt ter beschikking gesteld van de betreffende hoofdofficier van justitie of het college van procureurs-generaal. De hoofdofficier van justitie beslist, al dan niet na overleg met het college, op grond van de onderzoeksresultaten of de betrokken ambtenaar strafrechtelijk wordt vervolgd.

In de periode 1978-2002 werden er 69 burgers gedood door een politiekogel, waarvan 11 door een 'ongewild' schot. Daarnaast raakten 328 personen gewond door een politiekogel, waarvan 33 door een ongewild schot. Gemiddeld overlijden er drie burgers per jaar als gevolg van een politiekogel, zo concluderen onderzoekers van de Vrije Universiteit (VU) in het jaarrapport van de rijksrecherche.

Van 1978 tot en met 1995 werden er in totaal zeven politieambtenaren voor schietincidenten door de rechter gestraft. In vier gevallen veroordeelde de rechter de politieambtenaar tot een (voorwaardelijke) boete en in drie gevallen tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf. De hoogste straf die werd opgelegd, was twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. (1)

Openbaarmaking

De onderzoeksrapporten van de rijksrecherche blijven geheim. Slechts de raadsman kan namens de nabestaanden van het slachtoffer inzage krijgen. Bij wijze van uitzondering kreeg Jaap Timmer voor de samenstelling van het rapport 'Onder Schot' inzage in zo'n 400 dossiers met betrekking tot schietincidenten.

Het openbaar ministerie is niet verplicht te vervolgen. Men maakt vooraf de inschatting of een strafrechter een verdachte schuldig zal bevinden en een straf oplegt. ,,In veel gevallen ziet de hoofdofficier van justitie af van vervolging. De agent zou al genoeg te lijden hebben gehad na het schietincident of er blijkt binnen het korps al een disciplinair onderzoek naar de man te zijn gestart.''

Maar er zijn ook incidenten bekend waarbij het OM ondanks de geringe kans op veroordeling overgaat tot vervolging. Enkel om het publiek duidelijkheid te verschaffen. ,,Denk hierbij aan zaken die als zodanig in de publiciteit zijn gekomen dat ze maatschappelijke commotie hebben veroorzaakt. Zoals de zaak Bouelij in Den Bosch (2000) en het schietincident in Rotterdam tijdens een huldiging van Feijenoord (1999).''

Drie jaar geleden pleitte Boris Dittrich (D66) voor meer openheid van de rijksrecherche. De dienst moest de conclusies van in beginsel al haar onderzoeken openbaar maken. Juist omdat de speciale politiedienst het functioneren van publieke functionarissen (bestuurders, politie en andere ambtenaren) tegen het licht houdt, heeft iedere burger het recht te weten of er sprake is van enige misdraging, vindt Kamerlid Dittrich.

Timmer ziet niets in het voorstel. ,,Neem een schietincident. Dat is in beginsel een onderzoek van het OM en moet als zodanig behandeld worden. Zodra je voor openbaarheid bent moet je ook álle strafdossiers, dus bijvoorbeeld ook winkeldiefstal, openbaar maken en accepteren dat verdachten met naam en toenaam in de media komen. Daarmee krijg je Amerikaanse toestanden.''

De onderzoeker constateert een stijgende lijn in de kwaliteit van het onderzoek door de rijksrecherche. ,,De dossiers worden met het jaar dikker'', zegt hij. ,,Ze nemen steeds meer facetten mee in het onderzoek en verdiepen zich in toenemende mate in specialismen. De dossiers worden steeds vollediger, systematischer en inzichtelijker.''

Interviewbureau

De bevindingen van Timmer staan haaks op die van de commissie Staal, die drie jaar geleden op verzoek van minister Korthals het functioneren van de rijksrecherche onderzocht. Volgens deze commissie ontberen rijksrechercheurs deskundigheid en doortastendheid, hun verhoren 'missen diepgang' en hun onderzoeken duren 'onacceptabel lang'.

Uit het advies van de commissie Staal blijkt dat amateurisme en stuurloosheid troef zijn: 'De rijksrecherche wordt veeleer aangemerkt als interviewbureau dan als een kritisch doorvragende opsporingsinstantie'. Minister Korthals stelde de commissie Staal destijds in omdat de rijksrecherche in toenemende mate onder vuur kwam te liggen, onder meer in de Tweede Kamer.

Gerard Hamer kan zich volledig vinden in deze kritiek. Als advocaat behartigde hij onder meer de belangen van de nabestaanden van de 18-jarige Moravia Ramsahai, die in de zomer van 1998 in de Bijlmer werd doodgeschoten. Twee politiemannen hadden hem achtervolgd nadat hij op het Kwakoefestival in het Bijlmerpark een scooter had gestolen.

Tussen de flats had Moravia volgens de agenten een vuurwapen op hen gericht, waarna één van hen hem in de hals schoot. De familie was er allerminst van overtuigd dat de agent uit noodweer handelde en dat hij uit paniek zo hoog schoot. Na onderzoek door de rijksrecherche besloot de hoofdofficier niet over te gaan tot vervolging van de schutter. Inmiddels probeert Hamer de zaak aanhangig te maken bij het Europese Hof.

Hamer uit scherpe kritiek op de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt. ,,Het sporenonderzoek na het schietincident is meestal in handen van de technische recherche van het korps waartoe de agent behoort die heeft geschoten. Dat werkt vriendjespolitiek in de hand. De onderzoeken duren ook veel te lang terwijl de agent die het schot heeft gelost in de watten wordt gelegd.''

Getuige

Medio 2000 heeft het college van procureurs-generaal de rijksrecherche en het openbaar ministerie de opdracht gegeven om agenten in dergelijke onderzoeken in beginsel te verhoren als getuige en niet als verdachte. Het college gaat er namelijk vanuit dat een agent in beginsel gewoon zijn werk doet als hij geweld gebruikt en niet de opzet heeft om in strijd met de wet iemand te mishandelen of erger.

,,De agent van het schot verneemt ruim van tevoren wanneer het verhoor plaatsvindt en wordt daarbij steevast vergezeld door een advocaat'', aldus Hamer. ,,Terwijl jij als burger als verdachte wordt beschouwd, ook als je getuige bent geweest van een schietincident. Dat doen ze bewust, want daarmee stijgt de kans dat je iets loslaat in het belang van het onderzoek.''

Zodra de insteek van het onderzoek door de rijksrecherche puur strafrechtelijk is, spelen persoonlijke omstandigheden van de agent nauwelijks een rol, weet Hamer. ,,Een agent die schiet zal zich al snel beroepen op 'noodweer'. Terwijl de man misschien wel overhoop ligt met zijn echtgenote en veel te lang heeft gewerkt? In zo'n geval had hij nooit de straat om mogen gaan met een pistool. Dergelijke wezenlijke zaken komen we dus niet te weten.''

Dat de familie van het slachtoffer niet bij het onderzoek van de rijksrecherche wordt betrokken en van het verloop op de hoogte wordt gehouden, vindt Gerard Hamer eveneens vreemd. ,,Men mag niet meedenken. Hierdoor blijft het een gesloten intern onderzoek.'' De familie van het slachtoffer zou sowieso standaard een door de overheid betaalde advocaat aangeboden moeten krijgen, vindt Hamer.

Hamer pleit ook voor de instelling van hooguit twee vaste hoofdofficieren van justitie die zich enkel met het werk van de rijksrecherche bezighouden. Verder zou elk schietincident uitgebreid gereconstrueerd moeten worden. ,,Twijfel standaard aan de verklaringen van de betrokken agenten, hou ze gescheiden van elkaar, verhoor ze onmiddellijk na het incident.''

Alex van Veen

1. 'Onder Schot' - Vuurwapengebruik van de politie (1978-1995), samengesteld door Jaap Timmer, Jan Naeyé en Magrete van der Steeg. Verbonden aan het van Centrum voor Politiewetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. Een samenvatting tref je aan op: www.politiewetenschappen.nl

 

Dris zou zijn vermoord

,,Jullie hebben nog twintig minuten voor sluitingstijd om brood en melk te halen.'' Met deze woorden sloot een spreekster de betoging 'Tegen zinloos politiegeweld en discriminatie' af. Ze was nog niet uitgesproken of een groepje jongeren bestormde de supermarkt aan het Amsterdamse Mercatorplein voor een proletarische onderneming.

Volgens de organisatoren van de betoging van 16 augustus in de Baarsjes kan de dood van Dris Arbib niet los gezien worden van het huidige klimaat in Nederland dat is ontstaan na '11 september' en de oplopende spanningen in het Midden-Oosten. Ook de voortdurende benadering van Marokkanen en migranten in het algemeen als zijnde 'veiligheidsrisico' zou tot stigmatisering en xenofobie leiden.

Dris, van Marokkaanse afkomst, kwam 6 augustus in een eethuis aan het Mercatorplein om het leven door een politiekogel. Hij zou de agent hebben aangevallen met een mes, zo luidt het verhaal van de politie. Na de schietpartij werd het onrustig op en rond het Mercatorplein. De onrust onstond met name onder Marokkanen die het dodelijke schot als een aanval op hun gemeenschap zagen.

Diverse organisaties, waaronder het Komitee Marokkaanse Arbeiders en de Internationale Socialisten, grepen het incident aan, of zo je wilt, buitten de situatie uit door onomwonden te stellen dat Dris was vermoord en dat discriminatie ten grondslag lag aan de schietpartij. Het adhoc-comité riep op voor een betoging en eist een onafhankelijk onderzoek naar het incident.

Met deze beschuldigingen verscherpt het comité ongewild de tegenstellingen tussen de Marokkaanse en Nederlandse gemeenschap. De uitspraken zijn koren op de molen van dát deel van de Marokkaanse jongeren dat toch al uit het gareel loopt en zich nauwelijks verwant voelt met deze maatschappij. De opstelling van het comité wekt polarisatie in de hand, iets wat ze juist de overheid verwijt.

De betoging begon met sprekers op het Mercatorplein. Een malloot was op het lumineuze idee gekomen om middels een reclamevliegtuigje z'n steun te betuigen aan de politie. Er ontstond hierdoor wat onrust onder de naar schatting duizend aanwezigen. Diverse sprekers benadrukten dat de betoging hoe dan ook rustig diende te verlopen.

Hiervoor waren honderd begeleiders op de been gebracht, terwijl namens de politie het vredesdetachement (met pistool en pepperspray in de holster) de situatie scherp in de gaten hield. Een groep van vijfhonderd betogers trok op door de straten van de Baarsjes, fanatiek religieuze leuzen scanderend. Spreekkoren gericht tegen de politie of discriminatie werden niet getolereerd...

Na afloop deed een groep van zo'n vijftig jongeren alsnog dát waar zoveel Marokkanen zich door gestigmatiseerd voelen: men vernielde een tiental auto's, gooide ruiten in van woningen en plunderde wat winkels. De politie, die geen vat kreeg op de zich snel verplaatsende groep, verrichtte drie arrestaties.

Of dit nu de aanleiding was of dat er sprake was van de bekende druppel; de vernielingen hebben er inmiddels toe geleid dat de burgemeester overweegt het verloop van een betoging mee te laten wegen in de beoordeling of een volgende van vergelijkbare aard toegestaan wordt. Een uitspraak die indruist tegen het recht op demonstreren.

Het zal ook niemand verbazen dat de media de demonstratie vooraf in een kwaad daglicht stelde. De betoging zou uitmonden in een veldslag. Diverse vertegenwoordigers uit de Marokkaanse gemeenschap distantieerden zich in kranten en op radio en tv van het initiatief en riepen op tot kalmte.

Een spreekster van de Internationale Socialisten veroordeelde de rol van de media na afloop van de demonstratie dan ook met felle bewoordingen, maar riep de demonstranten tegelijkertijd op voor applaus "wegens goed gedrag". Hoe dubbel kan een mens zijn. (AvV)



Naar boven

 

 



Ravage
Archief
Overzicht 2003
Overzicht #11

..