Uit: Ravage #10 van 19 juli 2003

Integreer!

Afscheid van het multiculturalisme

Sinds een aantal jaren waait er een nieuwe wind door multicultureel Nederland. Integreren is al langer het devies. Nieuw is dat de eigen taal en cultuur van migranten daarbij steeds vaker als een belemmering wordt gezien. De roep om aanpassing wordt luider.

Onderwijsminister Van der Hoeven reageerde vorige maand furieus nadat twee Rotterdamse basisscholen aankondigden met Turkstalige lessen aan Turkse kinderen te beginnen. Van der Hoeven wilde hier niets van weten: "Het leren van Turks aan Turkse kinderen hoort niet onder schooltijd thuis. Het staat haaks op het beleid dat onderwijs in het Nederlands wordt gegeven".

De Onderwijsinspectie moest onmiddellijk een onderzoek instellen. Diezelfde onderwijsinspectie staat echter al jaren toe dat op minstens tien basisscholen in Nederland Turkstalige lessen worden gegeven. Voor het leren beheersen van de Nederlandse taal is het goed dat de moedertaal wordt ontwikkeld, zo meent de inspectie.

De ervaringen op openbare basisschool de Noordlinde in Enschede lijken dit te bevestigen. De school bestaat voor de helft uit Turkse kinderen die in groep 1 nog nauwelijks een woord Nederlands spreken. Om ervoor te zorgen dat deze kinderen niet teveel achterop raken krijgen ze op de Noordlinde al twintig jaar lang een groot deel van de dag in het Turks les. "Mét goedvinden van de inspectie", benadrukt directeur Scheltens tegenover een verslaggever van NRC Handelsblad.

Volgens Scheltens is deze methode succesvol. Turkse kinderen die les krijgen in hun moedertaal scoren bij CITO-toetsen aan het eind van groep 4 bijna even hoog als autochtone leerlingen. Daarvoor was dat volgens de schooldirecteur wel anders en bleven ze vrijwel allemaal minstens één keer zitten.

Volgens Tiba Bolle van het Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Anderstaligen (ITTA) van de Universiteit van Amsterdam zijn de ervaringen op de Noordlinde niet uniek.

Tiba: ,,Het is nooit echt bewezen dat voor het leren van een tweede taal goede beheersing van de eerste taal noodzakelijk is. Wel is de ervaring dat onderwijs in de eigen taal, mits gegeven door een goede leerkracht met een goede aansluiting op de school en de andere leerkrachten sociaal emotioneel een positief effect heeft op de leerlingen. Als deze lessen vakinhoudelijk aansluiten op de andere lessen, kan dat zeker de leerprestaties vergroten.''

Ondanks het succes van deze methode heeft Van der Hoeven onlangs laten weten dat de Noordlinde en andere basisscholen die in het Turks of Arabisch les geven onder schooltijd daar onmiddellijk mee moeten stoppen. Het argument? "Lessen horen in het Nederlands te worden gegeven". Punt uit.

Gastarbeiders

Er waait al een tijdje een nieuwe wind door multicultureel Nederland. Het tijdperk van de tolerantie en vrijblijvendheid is afgesloten. Integreren of ophoepelen lijkt nu het devies.

Al sinds 1998 dienen nieuwkomers van buiten de Europese Unie (en Noorwegen en IJsland) die zich voor langere tijd in Nederland willen vestigen zich te melden voor het volgen van een inburgeringstraject. Het nieuwe kabinet wil nu ook mensen die al jaren in Nederland wonen een inburgeringsexamen laten afleggen waarin hun kennis van de Nederlandse taal en cultuur wordt getest.

Vooral voor de eerste generatie migranten, toen nog gastarbeiders genoemd, moet dit een zure appel zijn. Toen zij in de jaren zeventig hierheen kwamen, probeerde de overheid juist te voorkomen dat zij zouden integreren. Men ging er van uit dat de gastarbeiders na gedane arbeid weer terug zouden keren naar het land van herkomst. Het minderhedenbeleid was volledig op deze 'mythe van de terugkeer' afgestemd.

Integratie was uit den boze, omdat dit de kans dat de gastarbeiders zouden blijven, zou verhogen. Vooral migrantenorganisaties die de onderlinge verbondenheid vergrootten kregen overheidssteun, evenals het onderwijs aan kinderen in hun eigen taal. Voorkomen moest worden dat kinderen niet zouden terugkeren omdat zij het Turks of Marokkaans niet machtig waren.

Verzuiling

Pas begin jaren tachtig, met de komst van de postkoloniale migranten uit Suriname, ontstond het besef dat migranten niet vanzelf meer vertrekken. Of men het nu leuk vond of niet, Nederland was op weg een 'multiculturele' samenleving te worden waarin mensen met een verschillende culturele achtergrond met elkaar samen moeten leven.

Het regeringsbeleid ging zich vanaf die tijd meer richten op integratie van al deze groepen in de Nederlandse samenleving, maar hierbij stond nog steeds het behoud van de eigen cultuur voorop. Onderwijs in eigen taal en cultuur (OETC) werd gestimuleerd.

Voortbordurend op het idee van de verzuiling kreeg elke minderheidsgroep de gelegenheid om eigen voorzieningen te creëren waarbij het ontmoetings- en gezelligheidskarakter vaak belangrijker werd gevonden dan het idee van emancipatie in eigen kring. Van inburgeringscursussen was nog geen sprake en migranten die graag Nederlands wilden leren waren vooral aangewezen op vrijwilligers.

In de loop van de jaren tachtig, wanneer zowel de werkloosheid als immigratie toenam, stonden er voor het eerst 'deskundigen' op die riepen dat de integratie dreigde te mislukken. Het behoud van de eigen identiteit en integratie leken eerder strijdige dan elkaar ondersteunende doelen, zo vonden zij.

De WRR constateerde dat de 'andere' cultuur van allochtonen - ze heten nu niet langer minderheden - hen soms belemmerde in hun proces van integratie. Ze gaf de overheid het advies om het beleid meer te concentreren op de bestrijding van achterstanden, en het behoud van eigen identiteit over te laten aan het initiatief van de betrokkenen zelf.

Het optimistische geloof in multiculturaliteit als slechts een andere vorm van verzuiling en pluriformiteit maakte plaats voor een meer doelgericht en zakelijk streven naar integratie met meer verplichtingen en minder ruimte voor vrijblijvendheid.

Vanaf 1994 werd minderhedenbeleid definitief integratiebeleid. Hoewel integratie vooral als de eigen verantwoordelijkheid van allochtonen werd beschouwd, werd er ook gedacht aan maatregelen als positieve actie als middel om integratie te bevorderen.

Het behouden en ontwikkelen van de eigen cultuur was voortaan de verantwoordelijkheid van de groepen zelf - wel bleek het nog steeds mogelijk hiervoor subsidie te krijgen. De nadruk kwam echter steeds meer te liggen op de individuele verantwoordelijkheid van allochtonen en de roep tot verplichte inburgeringstrajecten werd steeds luider.

Inburgeren

Hoewel aanvankelijk controversieel werd het verplichte inburgeren tenslotte opgenomen in de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) die in 1998 in werking trad. De inburgeringscursus van zeshonderd uur bevat naast lessen Nederlands ook maatschappij-oriëntatie. Na de inburgeringscursus dient in overleg met het CWI een opleiding te worden gevolgd of een baan te worden gezocht.

Geheel in lijn met de huidige tijdgeest gaat dit gepaard met contracten tussen onderwijsinstelling en migrant waarin ze wederzijds verplichtingen aangaan en waarbij vooral voor de migrant allerlei boetes en sancties, zoals het stopzetten van de uitkering, in het verschiet liggen mocht hij of zij zich niet aan de afspraken houden. "We zijn de vrijblijvendheid voorbij", aldus minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie.

Volgens Tiba Bolle is het op zich niet zo vreemd dat de overheid iets terugverlangt van migranten. ,,Zolang de inburgeringsplicht de overheid ook verplicht iets aan de kwaliteit van de cursussen te doen, is dit geen slechte ontwikkeling. De overheid steekt er tenslotte miljarden in. De vraag is alleen of die cursussen zodanig worden vormgegeven dat migranten er ook wat aan hebben en er rekening wordt gehouden met hun wensen en mogelijkheden?'', aldus Tiba.

Belevingswereld

Een groot probleem is dat zowel de inburgeringscursussen als de meeste taalcursussen nauwelijks aansluiten bij de belevingswereld van migranten. ,,Wij hameren er altijd op dat het leren van de Nederlandse taal moet worden gekoppeld aan het perspectief en de belevingswereld van de cursist'', zegt Tiba.

Ze is van mening dat de directe werk- en leefomgeving de belangrijkste bron van leren zou moeten zijn. ,,Nu nog zouden bedrijven die ons vragen om anderstaligen Nederlands te leren, graag zien dat dat in eigen tijd gebeurt. Scholen voor beroepsonderwijs laten anderstaligen een aantal jaar aparte lessen Nederlands volgen voordat ze een opleiding mogen beginnen.''

Tiba is voorstander van het betrekken van de werkomgeving bij het leren van het Nederlands en het volgen van een opleiding terwijl je Nederlands leert, niet apart en vooraf. ,,Niet alleen om didactische redenen (een taal leren gaat zo veel sneller), maar ook omdat anders de verantwoordelijkheid weer geheel en al bij de anderstaligen wordt gelegd: leer eerst maar eens Nederlands en dan zien we wel verder''.

Deze werkwijze kan volgens Tiba leiden tot wederzijds begrip, respect en ondersteuning. ,,Het leren van de taal, met behulp van je collega's, medecursisten en docenten betekent dat deze laatsten zich zullen moeten aanpassen: ze zullen begrijpelijker moeten praten, meer moeten visualiseren en voordoen, geduldiger moeten luisteren, vaker moeten controleren of ze echt begrepen worden, veel moeten herhalen, woorden uitleggen en duidelijkere bedrijfs- en vakteksten moeten aanbieden. Kortom het is niet alleen aan de anderstalige om de betekenis te achterhalen of iets proberen duidelijk te maken, er moet over betekenis onderhandeld worden. De communicatie moet écht zijn en van twee kanten komen.''

In de praktijk wekt deze aanpak soms weerstand op. Nederlandse collega's willen anderstaligen best helpen, maar als ze merken dat zij zich zelf ook anders moeten gaan gedragen, zich moeten aanpassen, haken ze vaak af.

Verantwoordelijkheid

Tiba vindt het positief dat de Taskforce Inburgering, ingesteld om gemeentes te helpen bij het opzetten van inburgeringcursussen, hen stimuleert duale trajecten aan te bieden waarin het leren van Nederlands wordt gekoppeld aan het leren van een vak, of iets anders waar je wat aan hebt.

Maar zal dit ook gebeuren? Het voornemen van de regering om iedereen die naar ons land wil emigreren te verplichten eerst in eigen land een cursus Nederlands te laten volgen, staat in ieder geval haaks op de gedachte dat je een taal het beste leert in de situatie waar je hem gaat gebruiken.

Hoewel het de vraag is of alle voornemens van de regering ook daadwerkelijk in beleid zullen worden omgezet - volgens een in opdracht van minister Verdonk verricht onderzoek zijn taalcursussen in het land van herkomst bijvoorbeeld duur en ineffectief - maken ze wel duidelijk dat het denken over minderheden en integratie in een paar jaar tijd ingrijpend is veranderd. Het uitgangspunt is weliswaar nog steeds dat onderwijs en arbeid de sleutel is tot integratie, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt meer dan ooit bij de migrant zelf.

Multicultureel drama

Bovendien wordt de cultuur van de migranten steeds vaker gezien als oorzaak van het mislukken van de integratie en daarmee als een potentiële bron voor maatschappelijke onrust. Hoewel de aanslagen op het WTC in New York en de daarna ingezette oorlog tegen het terrorisme dit proces in een stroomversnelling hebben gezet, werd deze discussie in Nederland al eerder gevoerd. Lange tijd kon dit door opinievormend Nederland worden afgedaan als rechtse praat van types als Frits Bolkestein, maar het debat kreeg een nieuwe impuls toen PvdA-ideoloog Paul Scheffer begin 2000 in de NRC de contouren van het 'multiculturele drama' schetste.

Volgens Scheffer is er een etnische onderklasse ontstaan die elke aansluiting bij de maatschappij dreigt te verliezen. De multiculturalisten die denken dat integratie slechts een kwestie is van tijd, hebben volgens hem geen oog voor de bedreigde 'culturele samenhang' in Nederland, voor de Islam als culturele splijtzwam en voor de wrok van migrantenjongeren, de tweede generatie, tegen de Nederlandse maatschappij die hun ouders nooit een kans heeft geboden en hun ouders die zich nooit hebben verzet.

"En zo", schrijft Scheffer, "stortte het kaartenhuis van de multiculturele samenleving ineen. Alle onuitgesproken verwachtingen, al zou de integratie vooral een kwestie van tijd zijn, worden niet bewaarheid, Onder de oppervlakte van het openbare leven drijft een zee van verhalen over de botsing van culturen, die niet of nauwelijks wordt gehoord."

Maatschappelijke onrust

Nu blijkt uit de Integratiemonitor 2002 inderdaad dat bijvoorbeeld de achterstand van Marokkaanse en Turkse kinderen in het onderwijs nog steeds aanzienlijk is, maar ook dat deze steeds kleiner wordt. Hetzelfde geldt voor de werkloosheid. Niet-westerse allochtonen zijn nog altijd drie keer zo vaak werkloos als autochtonen (mede veroorzaakt door de geringe arbeidsparticipatie van vrouwen), maar ook hier worden de verschillen in de loop der jaren steeds kleiner.

Op basis van de gegevens uit de monitor zou je mogen concluderen dat integratie een kwestie is van tijd en Scheffer het dus mis heeft. Wel dreigt er binnen de allochtone bevolking een groep buiten de boot te vallen. Niet alleen de eerste generatie gastarbeiders die volledig versleten van een schamele uitkering moet zien rond te komen, maar ook een grote groep jongeren die vroegtijdig de school verlaat en in sommige gevallen in het criminele circuit belandt.

Het opmerkelijke aan de discussie die volgde is dat voor veel deelnemers aan dit debat, zoals Paul Schnabel, Arie van der Zwan, Ayaan Hirshi Ali en Pim Fortuyn, minder dan voor Scheffer zelf overigens, het multiculturele drama niet bestaat uit de opkomst van een etnische onderklasse, maar uit de maatschappelijke onrust en overlast veroorzaakt door etnische minderheden vanwege criminaliteit, misbruik van sociale voorzieningen, antiwesterse sentimenten, de hoofddoek als symbool voor vrouwenonderdrukking, enzovoorts.

"Niet de sociaal economische positie van allochtonen baarde hen zorgen, maar de botsing der culturen, de dreigende ondermijning van de sociale cohesie", zo concludeert de filosofe Baukje Prins in haar boek Voorbij de Onschuld (2000). Het debat gaat nu plotseling over normen en waarden en spitst zich toe op de vraag hoeveel culturele diversiteit de Nederlandse samenleving wil en kan verdragen? Wat willen we nog tolereren?

Aanpassen

In de ogen van deze 'Nieuwe Realisten', zoals Prins ze noemt, is integratie niet langer een achterstandsprobleem, een vraagstuk van sociale ongelijkheid, maar een kwestie van afwijkend gedrag. Niet de achterstandspositie van de migrant op sociaal economisch vlak, maar het gedrag van migranten en de culturele opvattingen die daaraan ten grondslag liggen, maken dat de integratie dreigt te mislukken.

Volgens Hirshi Ali bijvoorbeeld ligt de achterstandspositie van Turken en Marokkanen vooral aan hun culturele achterlijkheid. Doordat zij cultureel nog in de premoderne tijd leven kunnen zij niet integreren. Een inwijding in de 'moderniteit' is dan ook de voorwaarde wil deze bevolkingsgroep integreren.

Arie van der Zwan wees ook op de cultuur van migranten en hun 'demografisch profiel' - vroeg trouwen en veel kinderen - als oorzaak van hun slechte sociaal economische positie. Omdat zij daarbij de verlokkingen van de consumptiemaatschappij niet zouden kunnen weerstaan, lag criminaliteit voor de hand. Om deze reden - dus om het gevaar voor de Nederlandse rust - moest immigratie volgen hem worden beperkt.

Fortuyn sloot zich hierbij aan en voegde hier nog het gevaar voor een dreigend moslimfundamentalisme in achterstandswijken aan toe. De oplossing voor het integratievraagstuk is volgens deze Nieuwe Realisten assimilatie of zoals Hirshi Ali het noemt, 'inwijding in de moderniteit'.

Karikatuur

Het is duidelijk dat deze opvatting geen enkel recht doet aan de interne heterogeniteit van de migrantengemeenschappen. Volgens de hoogleraar Intercultureel Bestuur aan de TU Twente, Erik Snel, wordt er vaak een karikaturaal beeld van deze gemeenschappen geschetst - volgens Hirshi Ali komen ze allemaal rechtstreeks uit het Rifgebergte of het platteland van Anatolië - en heeft men geen oog voor de positie van met name de tweede generatie die worstelt met de Nederlandse cultuur en die van hun ouders. Dat jonge meiden hoofddoekjes dragen is bijvoorbeeld eerder het gevolg van een identiteitskeuze dan dat het een streng religieuze uiting is.

Bovendien geldt de 'essentialistische' wijze waarop in dit debat over cultuur wordt gesproken volgens Snel binnen de culturele antropologie als volstrekt verouderd. Er wordt verondersteld dat cultuur niet iets is wat door menselijk handelen wordt gevormd, maar vooraf gaat aan het menselijk handelen en dit handelen bepaalt. Vaak hanteert men het begrip cultuurdrager, alsof we onze cultuur in een koffer over de wereld met ons meeslepen.

In werkelijkheid zijn we, zo stelt Snel, cultuurmakers. Cultuur is niet iets dat vaststaat, maar is altijd in beweging. Migrantenjongeren zitten dan ook niet 'gevangen' tussen twee culturen, alsof ze zouden moeten kiezen tussen twee vaststaande feiten. Ze maken deel uit van verschillende culturele contexten die een rol spelen in hun gedrag en perceptie van de wereld. Ze kunnen zich zoals iedereen laten leiden door gangbare ideeën, maar zich er net zo goed tegen afzetten, aldus Snel.

Etnische politiek

Deze essentialistische cultuuropvatting is niet voorbehouden aan de Nieuwe Realisten, maar ligt ten grondslag aan al het multiculturele denken. Ook het idee van integratie met behoud van eigen cultuur is gebaseerd op een essentialistisch cultuurbegrip. Het verschil is dat men er hierbij nog van uitgaat dat verschillende culturen naast elkaar kunnen bestaan. In het huidige debat wordt steeds vaker gesteld dat een conflict tussen verschillende bevolkingsgroepen onvermijdelijk is en dat een van de twee zich dus zal moeten aanpassen. Het spreekt voor zich dat 'zij' zich aan ons aanpassen.

Volgens Snel leert de situatie in de VS dat hierdoor eerder het tegenovergestelde effect zal worden bereikt. Veel mensen zullen uit verzet tegen gedwongen assimilatie juist op zoek gaan naar hun etnische identiteit. De kans op het ontstaan van etnisch-getinte politieke bewegingen is groot. Leiders van de 'etnische politiek' roepen migranten op om trots te zijn op hun eigen cultuur en culturele identiteit. De slogan 'black is beautiful' van zwarte leiders van de burgerrechtenbeweging uit de jaren zestig is hiervan een goed voorbeeld.

Maar ook de opkomst van de Arabisch Europese Liga (AEL) kan op deze wijze worden begrepen. Deze beweging roept migrantenjongeren op trots te zijn op hun Arabische achtergrond. Hierbij wordt niet zozeer teruggegrepen op een bestaande culturele identiteit, maar worden werkelijke of vermeende culturele kenmerken van een groep benadrukt, aangepast en desnoods gecreëerd.

Moslimleiders als Abu Jahjah geven zo een nieuwe draai aan het concept van de Umma, als zou er een coherente moslimgemeenschap met een eigen cultuur en gedeeld lot bestaan. Dit gaat voorbij aan het feit dat moslims uit geheel verschillende landen komen. In de poging om wij van zij te onderscheiden wordt zowel onze eigen christelijke cultuur als de moslimcultuur veralgemeniseerd tot twee elkaar uitsluitende culturen en verdwijnen alle verschillen binnen deze gemeenschappen uit beeld. In die zin hebben Hirshi Ali en Abu Jahjah dus meer gemeen dan ze denken.

Vermenging

Het wordt tijd dat we afscheid nemen van het multiculturalisme dat mensen vastpint op hun culturele of etnische achtergrond. We moeten ophouden te spreken van de Nederlandse en Marokkaanse cultuur. De Nederlandse cultuur kent zelf evengoed vele verschillen, evenals de Marokkaanse of welke andere dan ook. Er bestaat een wereld van verschil tussen een directeur van Philips en een nertsenbevrijder of tussen een Marokkaanse hoogleraar economie in Rabat en een ongeletterde hennepkweker in het Rifgebergte.

De huidige roep om aanpassing negeert niet alleen de heterogeniteit van de Nederlandse samenleving, maar ook het feit dat immigranten zich aanpassen én delen van hun 'eigen' cultuur behouden. Sommige dingen nemen ze over, andere wijzen ze af. Er treedt vermenging en er ontstaan uiteindelijk veranderlijke meerduidige, hybride cultuurvormen.

Integratie betekent dat je mensen de kansen biedt om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Afschaffing van het onderwijs in de 'eigen' taal zoals Van der Hoeven wil, hoeft in die zin niet per se slecht te zijn. Maar dan moeten er wel andere mogelijkheden worden geboden om iets te doen aan de taalachterstand van kinderen én hun ouders.

De initiatieven om ouders van kinderen die nauwelijks Nederlands spreken te betrekken bij voorschoolse educatie en de school, zijn hiervan goede voorbeelden. Zo zou het ook vanzelfsprekend moeten zijn dat iedereen gratis Nederlandse lessen kan volgen. Nu nog wil de regering dat cursussen die nodig zijn om het inburgeringsexamen te halen, zelf worden bekostigd. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor de inburgeringscursussen op dit moment bij het ministerie van Justitie. Misschien zegt dat genoeg...

Freek Kallenberg

 

 



Naar boven

 

 



Ravage
Archief
Overzicht 2003
Overzicht #10

..