Uit:
Ravage #2, 31 januari 2003
Laat
Saddam maar lopen
Oorlog
net zo verderfelijk als totalitair bewind
"Krijgszucht
is net zo kortzichtig als filantropisch pacifisme. De eerste negeert
opzettelijk de mogelijkheid van een politieke oplossing van het
probleem; de tweede onderkent niet eens het probleem. Beide zitten
gevangen in een ideologische kooi", zo meent de Irakese dissident
Faleh A. Jabar. Een pleidooi voor een politieke aanval op Saddam
Hussein.
De
val van het Ba'th regime in Irak is al een kwart eeuw mijn levensdoel.
Juist toen de VS in het totalitaire regime een waardig bondgenoot
vonden tegen het opkomende fundamentalisme onder Khomeini in 1979,
ontdekte de linkse beweging waar ik deel van uitmaakte (nogal laat)
in de klauwen van een monster te zijn beland.
Als
lid van de Irakese Communistische Partij en redacteur internationale
en Arabische zaken van het partijblad, juichte ik de val van de
sjah toe als voorteken van 'het einde der éénpartijstaten'.
Dat viel niet goed bij de Iraakse regering. We werden getipt dat
we op de zwarte lijst stonden en ik moest in minder dan zes uur
tijd vertrekken. Ik vloog naar Beiroet op een zonnige zondagmiddag
in oktober 1978, om te ontsnappen aan het lot van duizenden van
mijn collega's: marteling, verkrachting of de dood. Wie geen aanhanger
van de Ba'th was, was een tegenstander.
Een
jaar of tien leefden we ondergronds, als wereldnomaden, steeds in
andere landen, met andere dialecten, namen, met al dan niet valse
paspoorten. Meer dan 200.000 Irakezen - veelal intellectuelen en
hoger opgeleiden van linkse, liberale of Koerdische signatuur -
staken de grens over. De wereld besteedde er geen aandacht aan,
waarom zouden ze?
Ik
vond troost in geschriften van Duitse intellectuelen die Europa
ontvluchtten toen de nazi's aan de macht waren. Nieuwe woorden gingen
deel uitmaken van onze woordenschat: ballingschap, identiteit, vervreemding
en bestaansonzekerheid. Dit werd benadrukt door een gevoel van gewichtloosheid,
de ondraaglijke lichtheid van het bestaan.
Nieuwe
lichtingen immigranten deden onze gelederen zwellen tot zo'n 3,5
miljoen Irakezen in ballingschap tegen het einde van de jaren '90
- de 'crème' van de natie. In Londen, mijn meest recente
thuisbasis, trekken oudere liberalen uit de monarchie op met linksen
van middelbare leeftijd of jonge gedesillusioneerde Ba'th aanhangers
die asiel zoeken, allen verenigd in een gevoel van verlies en wanhoop.
Fundamenten
Als
jongeman bewonderde Saddam Hitlers regeringssysteem. Stalin en zijn
totalitaire systeem werden zijn voorbeeld. Hij ontwierp zijn systeem
naar nazistisch en stalinistisch voorbeeld, en voegde een paar nieuwe
eigenschappen toe.
Net
als het nazi-model steunt het Ba'th systeem op vier fundamenten:
totalitaire ideologie, een éénpartij systeem, een
plan-economie (in naam socialistisch), en streng toezicht op de
media en het leger. Maar, anders dan bij de nazi's, vormde de Ba'th
de traditionele stammen en families om tot belangrijke staatsinstituten.
Clans die overleefden in de regio en afgelegen gebieden.
Een
andere hoeksteen van het Ba'th systeem waren de inkomsten uit olie.
Enorme olievoorraden gaven de regering onafhankelijke hulpbronnen
die hun autoriteit deed toenemen en maakten het mogelijk een immense
veiligheidsdienst op te bouwen. Tussen 1968 en 1980 nam de omvang
van het leger toe van 3 tot 60 militairen per 1000 inwoners. Toegerust
met rijkdom en mankracht vernietigde het regime linkse organisaties,
nationalistische Koerden en de liberale Shi'a bewegingen.
Miljonairs
Aansluiting
bij de oppermachtige Ba'th partij was bijna verplicht. Niet-partijleden
maakten geen kans op banen bij overheid en bedrijfsleven, of op
hoger onderwijs. De verwesterde midden- en hogere klassen deden
hun voordeel met de enorm toegenomen vraag naar olie in de jaren
'70. Hun succes overtrof alle verwachtingen, ondanks de beperkingen
van de plan-economie.
In
1968 waren er 53 miljonairsfamilies in Irak, in 1980 al 800 en tegen
1989 waren er 3000 miljonairshuishoudens. Mensen met salarissen
en eigendom werden steeds invloedrijker. Ze hadden hun welvaart
niet te danken aan een vrije markt, maar aan de overheid die hen
werk of contracten bood.
In
de opkomende machtige nieuwe klasse bekleedden de 'clans' of groepen
gebaseerd op verwantschap sleutelposities in de samenleving. De
overheersende klasse ontwikkelde zich razendsnel en kreeg een ijzeren
greep op het leger, de Ba'th partij, de bureaucratie en het bedrijfsleven.
Toen
het regime genoeg binnenlands zelfvertrouwen had, begon de zucht
naar regionale overheersing. De oorlog met Iran was het gevolg,
en leidde tot de snelle uitputting van menselijke en materiële
bronnen van Irak. Aan het eind van de oorlog in 1988 was Irak een
militaire reus, en in economische opzicht een dwerg. De opkomende
democratiseringsgolf wereldwijd, en vooral het instorten van de
éénpartij-stelsels in Oost Europa, verergerden de
crisis. Hervormingen werden beloofd maar niet doorgevoerd. In plaats
daarvan stortte Saddam zich in een nieuw avontuur; de rijkdommen
van Koeweit moesten de verliezen van de vorige oorlog compenseren.
De afloop is bekend.
Catastrofes
Totalitaire
machtsuitoefening is een systeem met mankementen; het produceert
voortdurend zijn eigen anti-these. Het begint met het bouwen van
onpersoonlijke instituten, maar eindigt met persoonsverheerlijking.
Het nastreven van homogenisering verscherpt de etnische en culturele
scheidslijnen, de samenhang van de natie wordt verstoord.
De
planeconomie heeft zogenaamd gelijkheid als doel, maar vergroot
juist de kloof tussen arm en rijk en creëert een nepotistisch
kapitalisme. En terwijl het voorwendt de vooruitgang te dienen,
vernietigt het burger-initiatieven en worden achterhaalde traditionele
waarden weer uit de kast gehaald. Totalitaire machtsuitoefening
geeft obsessief voorrang aan de veiligheid van het regime, maar
vormt een bedreiging voor de nationale veiligheid. Dat is het verhaal
van totalitair Irak.
Het
totalitaire systeem bedreigt de bevolking van het land, de hele
regio en de rest van de wereld. Het monster met rust laten is een
uitnodiging voor toekomstige catastrofes. Dat klinkt misschien als
steun aan het oorlogskamp. Dat is het zeker niet. Krijgszucht is
net zo kortzichtig als filantropisch pacifisme. De eerste negeert
opzettelijk de mogelijkheid van een politieke oplossing van het
probleem; de tweede onderkent niet eens het probleem. Beide zitten
gevangen in een ideologische kooi.
Oorlogszucht
komt voornamelijk van evangelisch rechts, oftewel het nieuwe conservatisme
dat de wereldpolitiek een botsing-der-beschavingen formule opdringt.
De tragedie van 11 september verschaft de ideale achtergrond voor
Donald Rumsfelds agressieve benadering. Misschien is het snelle
succes van de VS bij het omverwerpen van het Taliban regime een
katalysator voor nieuwe experimenten met 'chirurgische' verwijdering.
Verantwoordelijk
Maar
een invasie van Irak kon best eens te kostbaar blijken of ontaarden
in chaos. De val van het regime, hoe welkom ook, zal latente institutionele
en sociale krachten losmaken waarbij de fantasie verbleekt. Er kan
een burgeroorlog ontstaan waarvan niemand weet hoe die eindigt.
Een paleisrevolutie kan de VS regering goed uitkomen, maar zal een
nieuwe tragedie voor de Iraakse bevolking betekenen. Oorlog is net
zo verderfelijk als een totalitair bewind. Beide brengen geweld
en ontwrichting voort.
Tegen
oorlog zijn is goed, maar niet goed genoeg. Het monster zijn gang
laten gaan, is een ernstige fout waar we vroeg of laat voor zullen
boeten. Het afwijzen van oorlog, op zich een instrument van de politiek,
moet er niet toe leiden dat we vergeten om welke politieke problemen
het gaat. Niet de massavernietigingswapens zijn het belangrijkst,
maar het politieke systeem dat er over beschikt. Door dat te negeren
speelt de vredesbeweging het oorlogskamp in de kaart.
Tientallen
landen beschikken over chemische en biologische wapens. Niet een
heeft ze ingezet, behalve Saddams regime. Eerst tegen het Iraanse
leger, later tegen Iraakse burgers. Regeringen moeten verantwoordelijk
gehouden worden voor zulke misdaden. Amerika liet Saddam ongestraft
zijn chemische en biologische wapens gebruiken in 1988, maar staat
nu op het punt een confrontatie met hem aan te gaan over mogelijk
toekomstig gebruik van deze wapens. De logica van het te vroeg af
zijn.
Maar
er bestaat geen enkele wet, nationaal of internationaal, die de
aanklager toestaat een ex-veroordeelde te vervolgen in verband met
een eventueel toekomstig vergrijp. Er zijn al volop wetten voor
het berechten van de dader van een vergrijp tegen de menselijke
normen.
Marshallplan
In
al de jaren van strijd en internationale lobby's, is één
aanpak nog nooit geprobeerd: een zinvol politiek proces om de verschillende
componenten van het regime uit elkaar te halen - met als voornaamste
doel het splijten van de kliek van heersers.
Dit
is wat er volgens mij moet gebeuren. Ten eerste moet Saddam bedreigd
worden met een aanklacht. Ten tweede moet hem tegelijkertijd een
veilig heenkomen geboden worden; dat kan leiden tot een scheuring
in de heersende klasse. Stuur vervolgens een lijst van een stuk
of dertig van zijn naaste medewerkers die persona non grata zijn
verklaard en met hem het land moeten verlaten. Dat moet de rest
van de bevoorrechte klasse er van overtuigen dat ze niet allemaal
bedreigd worden - alleen degenen met de meeste verantwoordelijkheid
dragen voor de misdaden van het regime. Moedig tenslotte de rest
aan om Saddam te lozen als balling en maak de overeenkomst makkelijker
verteerbaar door het aanbieden van een mini-Marshallplan. Dat plan
is alleen beschikbaar onder voorwaarde dat de macht wordt overgedragen
aan een interim burgerregering.
Zulke
aanhoudende druk, een politieke aanval, moet geruggesteund worden
door dreiging met geweld. Een paar waarschuwingsschoten kunnen al
volstaan. Dat zou helpen om de machtige klasse te splijten en de
bevolking aan te moedigen om de zaken in eigen hand te nemen. Een
pijnlijk traag proces van het uiteenvallen van het regime is al
aan de gang, en politieke druk kan dat proces versnellen. Een invasie
daarentegen, zou de zaken uit Iraakse handen nemen en onverantwoorde
risico's met zich meebrengen.
Overigens,
zal een mini-Marshall plan minder kosten dan de geraamde 100 tot
200 miljard voor de oorlog en bezetting. Het zou de wederopbouw
van het land helpen, en het verder uiteenvallen van de massieve
heersende kliek en een zinvolle vervanging van de toplaag bespoedigen.
Dat zou voldoende stimulans zijn voor een vreedzame, of tenminste
minder kostbare omwenteling.
De
huidige campagne van de VS zou dat geenszins bereiken. Het is een
militaire kruistocht, waarin met tegenzin de diplomatie een bijrol
is toebedeeld. De campagne is niet afgestemd op de belangen of de
participatie van de Iraakse bevolking.
Het
opnieuw introduceren van de rechtspraak is van vitaal belang voor
Irak. Het is een voorwaarde voor levensvatbaarheid van de ontluikende
democratie. Dat zou de beste garantie voor vrede en stabiliteit
in de regio zijn. Irak heeft recht heeft op zo'n toekomst.
Faleh
A. Jabar
Faleh
A. Jabar is als onderzoeker Sociologie en Politicologie verbonden
aan de University of London en publiceert over ideologische en sociale
bewegingen in Irak.
Bovenstaande
tekst is eerder verschenen op AlterNet
Naar
boven |