#16, 15 december 2000 'Het drugsbeleid is al lang failliet' Pleidooi voor verstandig druggebruik Wie denkt dat 'drugs' in Nederland om redenen van volksgezondheid zijn verboden heeft het mis. Politieke druk van met name de Verenigde Staten en de angst voor een slechte naam in het buitenland vormen de belangrijkste drijfveren. Gebruikers worden ondertussen overgeleverd aan het criminele circuit. Ons bewustzijn is geen statische situatie, maar verkeert in voortdurende verandering. Tal van invloeden bereiken ons van buiten, die ons bewustzijn beïnvloeden en onze aandacht doen richten op andere aspecten van het leven. Een van de belangrijkste van dergelijke invloeden wordt uitgeoefend door de stoffen die we innemen. Ieder mens ervaart dit dagelijks: van een sigaret kunnen we rustiger worden, van een alcoholisch drankje ontspannen of juist agressief. Het eten van veel vlees, of van suiker, het drinken van koffie of water... voortdurend werken deze stoffen in op ons zenuwstelsel en daarmee op onze emotionele staat. In een zekere zin zijn wij wat we eten. Veel mensen schijnen zich daarvan niet bewust te zijn, en als ze zich ervan bewust zijn, niet in staat hun eet‑, drink‑ en rookgewoonten te veranderen. De mens blijkt nu eenmaal een gewoontedier. Gewoontes zijn de dingen die we doen, steeds weer, zonder erover na te denken. De invloeden van onze maatschappelijke omgeving dragen ertoe bij dat we steeds weer in onze gewoontes vervallen. De wekker gaat 's ochtends vroeg. Om wakker te worden, op ons werk te komen, en daar aan de slag te gaan, hebben velen van ons cafeïne in koffie of thee nodig. De voortdurende inname van koffie en thee hebben ertoe geleid dat de afhankelijkheid van velen voor deze middelen de vorm van fysieke verslaving aanneemt. Als ik 's ochtends geen koffie drink, krijg ik hoofdpijn. Nicotine in de vorm van gerookte tabaksprodukten geeft de gebruiker dat momentje van rust dat hij in het jachtige hedendaagse leven niet uit zichzelf kan oproepen. Cafeïne, nicotine en natuurlijk alcohol spelen een belangrijke rol in ons sociale leven. Even een kopje koffie bij iemand gaan drinken, of samen een drankje nemen op feestjes of in de kroeg... het is vaak meer een gewoonte dan een diep gevoelde behoefte. Strikt genomen is hier weinig mis mee. Elke maatschappij heeft haar eigen middelen om ontspannen te raken, op te peppen, in een gezellige bui te raken, of high te worden. Helemaal zonder dit soort stoffen kunnen we niet leven: dus waarom niet er zo verstandig mogelijk mee om gaan, ze bewust gebruiken, en onnadenkende gewoontes of fysieke en geestelijke verslavingen vermijden? Image De keuze om bepaalde stoffen te gebruiken wordt in onze maatschappij echter beperkt. Sommige middelen zijn legaal te verkrijgen, van anderen is het gebruik ervan verboden. Dit heeft verregaande gevolgen gekregen. Een bepaald aantal middelen is sinds het begin van deze eeuw van andere middelen afgescheiden als 'drugs'. Een bonte verzameling, want de uitwerking van deze drugs kan zeer verschillend zijn. Opiaten, amfetaminen en psychedelica, het zijn groepen middelen waarvan de effecten nauwelijks met elkaar vergeleken kunnen worden. Het gebruik van deze 'drugs' is in onze maatschappij omgeven met een image van verslaving en ellende. De opiumkit in Kuifje en de blauwe lotus, de uitgemergelde junk, het heroïnehoertje, de speedfreak en de uitgeflipte hippie, allen slachtoffers van de vreselijke duivel Dope, staan dreigend afgetekend in ons collectieve bewustzijn. Niet geheel ten onrechte, want deze karikaturen bestaan natuurlijk werkelijk. Maar hun aantal blijkt nogal mee te vallen als we het vergelijken met de aantallen slachtoffers van middelen die wel legaal zijn en niet als 'drugs' bestempeld worden. Alcohol Waarom zijn sommige middelen legaal en andere niet? De stelling dat het hierbij gaat om de schade die ze de maatschappij berokkenen is volkomen onhoudbaar. In een Nota Verslavingsproblematiek van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur konden we in 1992 lezen: "Alcoholverslaving is in kwantitatief opzicht het meest in het oog springend. Enkele honderdduizenden Nederlanders hebben ernstige problemen met de beheersing van hun alcoholgebruik en ondervinden daarvan vaak ernstige lichamelijke en psychische problemen." De schattingen maken melding van zo'n 650 duizend probleemdrinkers in ons land, waarvan 300 duizend als alcoholist gekenmerkt kunnen worden. "664 duizend Nederlanders dronken in 1990 dagelijks minimaal acht glazen alcohol; onder hen waren 326 duizend personen die minstens twaalf glazen alcohol per dag consumeerden, terwijl van deze laatste groep 186 duizend mensen meer dan zestien glazen gemiddeld per dag gebruikten.'' In datzelfde jaar werden 2634 mensen ten gevolge van alcoholmisbruik in een ziekenhuis opgenomen. Een kwart van alle misdrijven werd volgens onderzoek rond 1975 onder invloed van alcohol gepleegd. Het betrof hier vooral agressiedelicten. Tweeduizend mensen zouden volgens schattingen elk jaar ten gevolge van alcoholmisbruik sterven. Dit aantal ligt trouwens nog een stuk lager dan de schatting van 18 duizend doden die jaarlijks vallen tengevolge van tabaksgebruik. Wanneer we deze cijfers vergelijken met het totale aantal heroïneverslaafden in ons land, dat ergens tussen de 10 en 20 duizend schijnt te schommelen, en met een jaarlijks aantal dodelijke slachtoffers tengevolge van (illegaal) drugsgebruik van 150, dan is het nog de vraag welk middel het grootste probleem vormt. En dan hebben we het nog niet gehad over een andere groep verslaafden: "De succesvolle marketing van de slaap‑ en kalmeringsmiddelen door de farmaceutische industrie bij onze huisartsen heeft inmiddels 300 tot 600 duizend verslaafden opgeleverd. Iedere maand kunnen deze hun doosje op komen halen bij de apothekersassistent," schrijft de apotheker S. Basseteur in de Volkskrant. "Functioneren deze verslaafden nog wel goed in hun dagelijks leven en op hun werk? Hoe gevaarlijk zijn ze in het verkeer? De geschatte medicijnkosten voor deze verslaafden zijn minimaal 5 miljoen per maand." Opiumverdrag Blijkbaar zijn het niet de gevaren voor de volksgezondheid die de doorslag geven bij de beslissing om bepaalde middelen te verbieden. Het zijn niet alleen de zogenaamde 'drugs' die problemen opleveren voor de volksgezondheid. Niettemin is de productie van, de handel in en het gebruik van deze drugs speerpunt van een wereldwijde strijd van de autoriteiten. Deze strijd begon tijdens de Spaans‑Amerikaanse oorlog van 1898. Ten gevolge van haar nederlaag moest Spanje de Filippijnen aan de Verenigde Staten afstaan. Een Amerikaanse bisschop lanceerde daarop een kruistocht tegen het opiumgebruik dat op deze eilandengroep nogal geliefd was. Er ontstond een wijdverbreide anti‑opiumbeweging in de VS, gedeeltelijk omdat het opiumgebruik ook in de VS zelf als een probleem werd gezien, gedeeltelijk door het algehele klimaat van morele hervorming, dat zou leiden tot het alcoholverbod van 1920. De VS stimuleerden een tweetal internationale opiumconferenties, die uitmondden in het eerste internationale Opiumverdrag van 1912. Maar het Amerikaanse enthousiasme voor de opiumbestrijding werd geenszins gedeeld door landen als Groot‑Brittannië en Nederland, die in de papavercultuur van hun Indische wingewesten een belangrijke inkomstenbron hadden. Britse pogingen om ook morfine en cocaïne onder de Opiumwet te brengen stuitten weer op weerstand van Duitsland: genoemde stoffen waren belangrijke producten van de Duitse farmaceutische industrie. Het eerste Opiumverdrag ging dan ook niet veel verder dan de verplichting voor de aangesloten landen om de opiumhandel te controleren. Na de Eerste Wereldoorlog werd uitvoering van dit verdrag een zaak van de Volkenbond. In de Verenigde Staten was inmiddels een belangrijke stap gezet in de bemoeienis met individueel drugsgebruik door de Harrison Narcotics Act van 1914, die bezit van in het Opiumverdrag genoemde stoffen als misdrijf bestempelden. Psychotrope stoffen Tussen de beide wereldoorlogen werden steeds meer internationale verdragen afgesloten, maar de zo ontstane wirwar van wetgeving werd pas opgelost in 1961. Een commissie van de Verenigde Naties kwam met het Enkelvoudig Verdrag van New York, dat alle vorige verdragen verving. Handel, productie en gebruik van 'verdovende middelen' moest volgens het verdrag beperkt blijven tot wetenschappelijke en medische doeleinden. De stoffen die daarvoor in aanmerking komen, werden door de World Health Organisation (WHO) aangewezen. Hoe dat tot op heden in zijn werk gaat beschreef een ambtenaar van het Nederlandse ministerie van Justitie in 1990 als volgt. "Tot op heden is de praktijk gebleven dat wanneer een paar landen klagen over verondersteld misbruik er na summier onderzoek door de WHO een voordracht wordt gedaan aan de VN‑Commission on Narcotic Drugs om tot plaatsing onder het verdrag over te gaan. In de commissie wordt zeer gemakkelijk een plaatsingsbesluit genomen. Het is en blijft gemakkelijker om een stof op de lijst te krijgen dan er weer af te krijgen." Tot in de jaren zestig vielen psychedelische stoffen, 'hallucinogenen' in het officiële taalgebruik, niet onder de internationale drugswetgeving. Het verbreiden van het gebruik van LSD en haar verwanten onder de blanke middenklassejeugd van de westerse industriestaten veranderde dit. In 1971 werd in Wenen het Internationale Verdrag inzake Psychotrope Stoffen gesloten. Dit bevatte vier lijsten van stoffen waarvan het gebruik gecontroleerd moet worden en die sedertdien voortdurend uitgebreid zijn. Lijst 1 bevat LSD en andere 'hallucinogenen', lijst II amfetaminen en andere stimulerende middelen, lijst III slaapmiddelen, en lijst IV kalmerende middelen als librium en valium. Overigens heeft Nederland dit verdrag pas kort geleden ondertekend omdat de stoffen op lijst III en IV een zeer omvangrijk 'medisch' gebruik hebben. De bepalingen van het Verdrag zijn nog steeds niet allemaal opgenomen in de Opiumwet. Dictaat De weigering van Nederland om het Internationale Verdrag inzake Psychotrope Stoffen te ondertekenen was een kortstondige breuk met 's lands gewoonte om zich zonder meer aan te sluiten bij alle internationale drugsverdragen. De eerste Nederlandse Opiumwet werd in 1919 van kracht. Het bereiden, verwerken, vervoeren, verkopen, afleveren, ten verkoop of ter aflevering in voorraad hebben en het in en uitvoeren van opium en van alle derivaten daarvan en van cocaïne werd voor iedereen behalve voor apothekers en artsen verboden. Het gebruik van deze stoffen werd overigens nog niet strafbaar gesteld. In Nederlands-Indië bleef opium legaal geproduceerd en gebruikt worden. "Het is van belang (..) op te merken," schrijft drugsonderzoeker Erik Fromberg in XTC, Harddrug of onschuldig genotmiddel? "dat op het moment dat Nederland (de internationale drugsverdragen ratificeerde drugmisbruik geen maatschappelijk probleem vormde. In tegenstelling tot alle andere wetten zijn de opiumwetten niet als een reactie op een maatschappelijk probleem tot stand gekomen, maar min of meer gedicteerd door het buitenland, met name de Verenigde Staten." Paniekverhalen uit de Verenigde Staten en een niet serieus bedoelde dreiging van Provo om de paarden van de Gouden Koets high te maken, waren bijvoorbeeld reden om het verbod op LSD door te drukken. Anders werd het toen rond 1970 duidelijk werd dat de confrontatiepolitiek, met name tegen het gebruik van marihuana, geen succes zou hebben. Naar goed‑Nederlandse traditie werd een politiek compromis bedacht. Sinds 1972 is men in Nederland gerechtigd tot het in bezit hebben van een maximale hoeveelheid van dertig gram marihuana voor eigen gebruik: maar de handel in en de teelt van deze 'soft drug' is nog steeds verboden en wordt nog steeds vervolgd. Een weinig principieel besluit, dat echter wel tot gevolg heeft gehad dat Nederland op het gebied van marihuanagebruik een van de meest vrije landen van het westen is geworden. Op het gebied van de zwaardere psychedelische stoffen, als 'hard drugs' in de Opiumwet opgenomen, bleef Nederland echter in de internationale pas lopen. De gevolgen daarvan worden de laatste jaren weer duidelijk in het beleid rond XTC. XTC Het verhaal van het verbod van MDMA/XTC in Nederland is kenmerkend voor het opereren van de Nederlandse wetgeving op het gebruik van psychedelische stoffen. De VN‑Commission on Narcotic Drugs plaatste in 1985 DOB en MDA op lijst 1 van het Verdrag inzake Psychotrope Stoffen, in 1986 gevolgd door DMA, DOET, MDMA, MMDA, PMA en TMA: allen verwante 'hallucinogenen' uit de familie van phenylamfetaminen. Nederland was niet aangesloten bij het verdrag en dus ook niet verplicht om de stoffen onder de Opiumwet te brengen. Bovendien wist men in ons land vrijwel niets van middelen als MDMA af en verkeerde men in de mening dat het hier om amfetamine‑derivaten ging, die al onder de werking van de Opiumwet vielen. Toen er echter in 1988 berichten kwamen dat Nederland een productieland van XTC voor omringende gebieden aan het worden was, meende de overheid in te moeten grijpen. In 1988 kwamen MDMA en haar vijf familieleden onder het lijstje 'hard drugs' in de Opiumwet te staan. De reputatie van Nederland in het buitenland was hiervoor de enige reden. De gevolgen van het verbod op XTC zijn een voorbeeld voor de gevolgen van 'drooglegging' van menig ander middel. Verre van een einde te maken aan het gebruik, schept een dergelijke drooglegging alleen maar nieuwe problemen. Erik Fromberg heeft een verhelderende analyse gewijd aan de gevolgen van het XTC‑verbod. XTC is vrij eenvoudig en goedkoop te produceren. De eerste XTC‑producenten waren dan ook ‑ net zoals bij de eerste illegaal geproduceerde LSD ‑ 'producerende gebruikers'. Ze maakten het goedje voor zichzelf en voor hun vrienden‑ en kennissenkring. Naarmate het middel populairder werd en er ook een vraag kwam van buiten zijn directe kennissenkring liet de producent de tussenhandel steeds meer over aan zijn vrienden. De afzetmarkt voor de producent was nog beperkt, en er was nog weinig concurrentie van andere producenten. Consumenten konden met hun klachten bij de tussenhandelaren terecht. Dit hield de kwaliteit en het prijsniveau stabiel. Fromberg noemt dit het corrigerend vermogen van het consumentenniveau. Tenslotte was het betrekken van de grondstoffen voor XTC legaal, waardoor er geen relatie hoefde te zijn met een crimineel circuit. "De strafbaarstelling van een middel dat lokaal geproduceerd wordt en dat niet verslavend werkt, heeft als gevolg dat de producent de meest kwetsbare schakel is," schrijft Fromberg. "[de producent] gaat zich afschermen. Naarmate deze afscherming toeneemt zal het contact tussen producent en consument geringer worden en daarmee het corrigerend vermogen van de consumenten. Tezamen met het gegeven dat de consument op geen enkele wijze de aangeboden XTC kan controleren, ligt hier de basis voor het in omloop brengen van dubieuze producten..."' De gevolgen van het XTC‑verbod kunnen we dan ook hedentendage zien: verre van het gebruik te verminderen, heeft het verbod ertoe geleid dat er nu veel inferieurs gebruikt wordt dat in het geheel geen XTC is en dat er een omvangrijk crimineel circuit is ontstaan. Krantenberichten over vermoord aangetroffen XTC‑dealers of het in beslag nemen van machinegeweren naast de XTC‑pillen spreken voor zich. Het is het verhaal van LSD nog eens dunnetjes overgedaan. Zinloos De gevolgen van het verbod op alcohol in de Verenigde Staten tussen 1920 en 1933 zouden een waarschuwing moeten zijn voor alle drugsprohibitionisten. De VS werden een natie van "enerzijds inderdaad minder drankgebruik ‑ althans onder de arbeiders ‑ maar ook van illegale drankstokers, dranksmokkelaars, illegale saloons, nachtclubs, gangsterbendes, corrupte politie en politici," schrijft R. Dunselman. "Alcohol werd van inferieure kwaliteit en was soms levensgevaarlijk: in 1930 schatte men het aantal aan de benen verlamde drinkers van een zeer giftige, sterk alcoholische drank - de zogenaamde Jake Jazz - op 15 duizend. Maar bovenal was er de spectaculaire stijging van de wetsovertredingen. Minachting voor de wet was de normaalste zaak ter wereld geworden en dreigde tot norm verheven te worden." Minder bekend is het even succesloze voorbeeld van Finland, waar van 1919 tot 1931 alcoholgebruik eveneens was verboden. Het alcoholgebruik verdubbelde, een derde van de mannelijke bevolking van Helsinki werd jaarlijks opgepakt wegens openbare dronkenschap, en het aantal patiënten dat met alcoholproblemen in zenuwinrichtingen werd opgenomen, steeg drastisch." Ware drooglegging van een drug waar vraag naar is, blijkt onuitvoerbaar, dat blijkt steeds weer. Drooglegging betekent de mogelijkheid om illegaal flink geld te kunnen verdienen. Binnen treedt de maffia. Verloren oorlog De totale oorlog tegen sommige drugs, die onder leiding van de Verenigde Staten op de aardbol wordt gevoerd, is allang verloren. Net zomin als de VS hun drooglegging van het alcoholgebruik in de jaren twintig konden doorvoeren, kan zij nu haar oorlog tegen de 'drugs' winnen. Bepaalde landen in Zuid‑Amerika en in de zogenaamde Gouden Driehoek in Zuid‑Oost‑Azië zijn economisch al voor een belangrijk deel van de productie van illegale drugs afhankelijk. Het Amerikaanse justitiële en politionele apparaat is geheel overbelast geraakt. Ook in Nederland is de drugstoevoer niet meer te stoppen. De strijd tegen de drugs kost de overheid alleen maar een hoop tijd en geld en is absoluut niet effectief. Leidende politiefunctionarissen en andere hooggeplaatste ambtenaren zijn het daar in Nederland allang over eens. De voormalig hoofdcommissaris van politie in Utrecht, J. Wiarda, meent dat actief politieoptreden de risico's van het criminele vak verhoogt "met als enig gevolg dat de prijs van de illegale drugs wordt opgedreven (...) Dit is des te erger daar uit misdaadanalyses blijkt dat 60 procent van de overige criminaliteit wordt gefinancierd met de winsten uit de drugshandel." Wiarda schat dat slechts ongeveer 1 procent van de drugshandel wordt onderschept. Hij pleit dan ook voor legalisatie en is daarmee absoluut geen buitenbeentje in het Nederlandse politie‑apparaat. "Datgene wat de overheid zegt te willen bereiken, wordt door het overheidsbeleid zelf gefrustreerd," meent de Groningse hoogleraar J. Degenkamp. "De Nederlandse gevangenissen worden voor de helft bevolkt met verslaafden aan harddrugs." En volgens de Rotterdamse officier van justitie R. van der Hoeven is het drugsbeleid wereldwijd aan een drastische herziening toe. Nergens heeft het strafrecht ertoe gezorgd dat de drugshandel is afgenomen. In Nederland kost de detentie van mensen die aan drugs gerelateerde misdaden hebben gepleegd meer dan zeven miljoen gulden per dag." De advocaat‑generaal bij de Hoge Raad, J. Leijten, constateert dan ook: ,,...waar goederen door velen begeerd worden, zullen er altijd mensen zijn die deze goederen willen bereiden en tegen de hoogst mogelijke prijs verhandelen (...) In een rationele wereld moet toch steeds meer de gedachte veld winnen (...) dat de war on drugs, zoals die thans gevoerd wordt, definitief verloren is." Twee keuzes Dat het drugsbeleid vroeg of laat gewijzigd zal moeten worden, lijkt een vaststaande zaak. Het is allang failliet. En dan zal er misschien ook een einde komen aan het volkomen gebrek aan informatie in onze maatschappij over de echte gevolgen van verschillende middelen, in plaats van ze allemaal samen te klonteren onder het afschrikwekkende woord 'drugs'. Psychedelische middelen hebben volkomen andere effecten als opiaten en amfetaminen en een overheidsbeleid dat er niet eens in slaagt tussen deze middelen te differentiëren kan moeilijk uitgebalanceerd worden genoemd. Ik wil hier opperen dat de mens twee keuzes heeft. Of we gaan door met het verbieden van sommige middelen en het toestaan van andere, met als gevolg dat we vast blijven zitten in ons door opvoeding en maatschappij opgelegde gewoontes en verslavingen. Of we worden ons bewust van de manieren waarop de chemische stoffen die we dagelijks innemen ons bewustzijn beïnvloeden. We nemen de verantwoordelijkheid voor onze eigen bewustzijnsinhouden en ontzeggen die aan niemand anders. Maar we laten niemand de inhoud van onze geest voor ons bepalen: het is ons leven, het enige dat we hebben. Stephen Snelders
|
||