Ravage #6, 28 april 2000

Geen Woning, Geen Kroning

Voorpublicatie: 'Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999'

Op 30 april is het precies twintig jaar geleden dat de hele wereld met verbijstering kon toekijken hoe een modern kro­ningssprookje wreed werd verstoord. Hieronder een voorproefje uit 'Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbewe­ging 1964‑1999' van Eric Duivenvoorden. Niet alleen de kro­ningsrellen zelf maar ook de aanloop ernaartoe en de gevolgen ervan worden hierin nog eens onder de loep genomen. 

De kroningsrellen kunnen niet los gezien worden van de gebeur­tenissen in de Vondelstraat in het eerste weekend van maart 1980. Ondanks of eerder dankzij het machtsvertoon van de overheid in de Vondelstraat, waarbij de legertanks er aan te pas moesten komen om de barricades in te nemen, komt de kraak­beweging gesterkt uit de strijd naar voren. 'De victorie begint bij de Vondelstraat' is een leus die op dat moment de geestdrift binnen de kraakgelederen het best omschrijft.

Kort na de gebeurtenissen in de Vondelstraat komt een aantal krakers bij elkaar om de volgende stappen te bespreken. Het gaat om dezelfde groep die de touwtjes in de Groote Keijser en de Vondelstraat strak in handen heeft gehad: een kern uit de Staatsliedenbuurt, aangevuld met vertrouwelingen uit met name de Pijp, de Indische buurt, de Nieuwmarktbuurt en de Jordaan. Het overleg fungeert als een 'schaduw‑stedelijk overleg' (SOK), dat het reguliere overleg van de Amsterdamse kraak­groepen alleen nog maar gebruikt als een kanaal voor de mobi­lisatie van krakers voor de door hen voorbereide actieplannen. Afgesproken wordt om het voor de kraakbeweging gunstige tij uit te buiten en de komende aprilmaand uit te roepen tot 'actiemaand'.

De apotheose van de campagne moet plaatsvinden op 30 april, wanneer Beatrix in de hoofdstad ingehuldigd wordt als de nieuwe koningin. Ter voorbereiding van deze dag wordt een aantal actievoorstellen besproken. De bezetting van het PVDA‑hoofdkantoor en van de Nieuwe Kerk halen het niet. De kraak van luxeappartementen en de bezetting van de Gemeente­lijke Dienst Herhuisvesting worden met meer enthousiasme begroet. In nog kleinere kring dan dit schaduw‑SOK komen ontwerpen voor affiches ter opluistering van de kroningsdag aan de orde. Half maart verschijnen de eerste exemplaren: '30 april aktiedag! Kom naar Amsterdam maar denk eraan, helm hoofdzaak!'

De eerste stedelijke kraak in het kader van de actiemaand vindt plaats op 2 april. Er staat voor Amsterdam een nieuw doelwit op het programma: leegstaande luxeappartementen. In een nieuwbouwcomplex aan de Prins Hendrikkade tegenover het Centraal Station worden tot verbijstering van enkele legale bewoners de resterende leegstaande woningen bezet. In hun enthousiasme laten de initiatiefnemers echter na een bewoners­ploeg samen te stellen, zodat na de kraak in allerijl woning­zoekenden moeten worden opgetrommeld die in het nieuwe bolwerk hun intrek willen nemen. De kraak van de luxeappartementen betekent een nieuwe provocatie aan het adres van de gemeentepolitiek. In een eerste reactie kunnen alle gemeenteraadsfracties niet anders dan hun begrip uitspreken voor deze actie tegen leegstand in een tijd van nijpende woningnood.

Een dag later bestormt een grote groep krakers het kantoor van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting (GDH). De zaak wordt voor een paar uur bezet en uit de inventaris worden tientallen dossiers meegenomen van woningen die op de nominatie staan voor ontruiming. Na deze actie worden de krakers met minder sympathie bejegend. De verdeling van het woningbestand in een tijd van schaarste is voor het stadsbestuur heilig. De krakers benadrukken juist dat het GDH de schaarste alleen maar in stand houdt. Het distributieapparaat fungeert in hun ogen als een bliksemafleider voor de daadwerkelijke aanpak van de woningnood. In deze opvatting worden ze hoe langer hoe meer gesteund door de ambtenaren van het GDH zelf. Anderhalve maand eerder legden zij uit onvrede met het slechte functioneren van de dienst voor een dag het werk neer.

Na de gedane arbeid op de burelen van het GDH trekken de krakers in een demonstratieve optocht naar het Paleis op de Dam, waar enkele rookbommen tot ontploffing worden gebracht onder het aanheffen van de leus 'Geen woning, geen kroning'.

Er is geen ontkomen meer aan. Ook voor de buitenwacht wordt het langzaam maar zeker duidelijk dat de kraakbeweging de dag van de inhuldiging zal aangrijpen voor een grootscheeps protest tegen de woningnood. Ook minister van Binnenlandse Zaken Wiegel voelt de bui al hangen en op de avond van de demonstratie op de Dam spreekt hij het volk voor de televisie streng toe: "30 april móet een feestelijke dag worden. Elementen die zouden proberen die dag te maken tot een dag van rellen, kan ik niet aanvaarden."

De zenuwen beginnen toe te slaan. Politie en justitie houden een klopjacht tegen het '30 april aktiedag'‑affiche dat inmiddels overal in het land is opgedoken. Buiten Amsterdam doen ze verschillende invallen bij jongerenorganisaties en kraakpanden die het affiche voor het raam hebben hangen. De gemeente Amsterdam is er als de kippen bij om een onder anderen door krakers georganiseerd muziekfestijn op 30 april in de Pijp, het 'Braakfestival', te subsidiëren. De na de inhuldiging geplande rijtoer van de koninklijke familie door de binnenstad wordt afgelast en wethouder Schaefer laat doorsijpelen dat hij op korte termijn bereid is, desnoods zonder Haagse subsidie, de eerste serie kraakpanden aan te kopen, waarvoor de plannen al sinds mei 1979 klaarliggen. Hij doelt hierbij in het bijzonder op het Handelsbladcomplex, dat letterlijk op een steenworp afstand ligt van het Paleis op de Dam. De Amsterdamse woningbouwverenigingen kondigen aan alles op alles te zetten om te voorkomen dat op 30 april nog woningen leegstaan. Van regeringswege wordt een week voor de inhuldiging bekendgemaakt dat de voorstellen voor de Anti‑Kraakwet definitief worden ingetrokken.

De aanstaande koningin en haar gemaal proberen in een ontmoeting met de hoofdredacteuren van de Nederlandse dag‑ en weekbladen op geheel eigen wijze tegenwicht te bieden aan de oplopende spanningen. Beatrix beschouwt de krakersacties moederlijk als 'een emotionele reactie van mensen met echte problemen'. Prins Claus' begrip gaat een stapje verder. Hij ziet de aangekondigde acties 'als onderdeel van een bredere en diepere algemene westerse weerstand tegen "het systeem" '. Maar de 'irrationele anti‑monarchistische component' die hij hierin constateert, laat zich niet zo snel beteugelen wanneer zelfs de hoofdredactie van de Volkskrant het aangrijpen van het komende kroningsfeest om aandacht te trekken 'zeer wel verdedigbaar' noemt: 'Maar al te vaak heeft Oranjegedruis als een deken over maatschappelijke problemen en conflicten gelegen.'

In de weken voorafgaand aan de kroning heerst er een collectieve paranoia, die in wezen door niets anders teweeg is gebracht dan door één simpel affiche, door een klein groepje in elkaar geflanst. Hoe meer de onrust zich ontwikkelt, des te zwaarder de lucht boven de hoofdstad wordt. Ook een deel van de kraakbeweging probeert zich alvast in te dekken tegen de eventuele gevolgen van de aangekondigde acties.

Begin april meldt Derk Sauer, zelf een voormalige kraakactivist, zich bij de persploeg met het plan een film te maken over de kraakbeweging en de acties rond 30 april. De bedoeling is dat de film kort na de inhuldiging uitgezonden zal worden door de Vara. De persploeg wil meewerken, maar stelt wel bepaalde voorwaarden. Behalve de controle op de eindmontage eist zij dat 'nergens in de uitzending gesuggereerd mag worden door beeld of tekst dat de gemeenschappelijke Amsterdamse kraakgroepen op wat voor manier dan ook enige verantwoordelijkheid dragen voor het uitbrengen van het zogenaamde "oranje affiesje" met de tekst "30 april aktiedag" '. De afspraken worden op 5 april door beide partijen ondertekend. Er wordt verder nog onderstreept dat ze strikt vertrouwelijk zijn en te allen tijde buiten de publiciteit moeten blijven.

Het ongekende succes van het eerste affiche zet de makers ervan aan om de stemmingmakerij nog verder op te voeren. Half april verschijnt een tweede affiche met een oproep om op 30 april te verzamelen bij de Dokwerker voor een demonstratie 'met effekten!!!'. De oproep wordt opgesierd met de foto van de rookbom die in maart 1966 de trouwstoet van Beatrix en Claus verstoorde. Dit keer is het affiche niet anoniem, maar claimen de 'Autonomen' de verantwoordelijkheid. Voor de overgrote meerderheid van de krakers is het een volstrekt mysterieuze groep. Desalniettemin wordt iedereen erop aangesproken. De oproep wordt dan ook binnen de kraakgelederen niet door iedereen met gejuich ontvangen. Zowel de Amsterdamse persploeg als het landelijk overleg (LOK) houdt niet op te benadrukken dat het de krakers op 30 april er niet om te doen is chaos te veroorzaken en het feest te verstoren, maar om zoveel mogelijk huizen te kraken.

Het LOK heeft 30 april uitgeroepen tot Nationale Kraakdag. In vele steden en dorpen wordt die dag, met wisselend succes, gekraakt. De oogst bedraagt al snel enkele honderden panden. Opvallend is dat krakers buiten Amsterdam behalve met de politie ook de nodige moeilijkheden hebben met burgerknokploegen, al dan niet betaald door huizenbezitters. Een van de vele incidenten die zich op dit vlak op 30 april voordoen vindt plaats in Baambrugge. Nadat de ruiten van een gekraakt pand zijn ingegooid, komt de gierkar voorrijden en wordt de gier met grote hoeveelheden naar binnen gespoten.

Op 30 april is het centrum van Amsterdam hermetisch afgesloten en omgebouwd tot een ware vesting. Duizenden politieagenten uit alle delen van het land zijn opgetrommeld om de orde te handhaven. Ver van de koninklijke plichtplegingen bouwen de krakers hun eigen feestje op een kruispunt voor een diezelfde morgen gekraakt pand in de Kinkerbuurt. Het autoverkeer wordt tegengehouden, maar de tram mag erdoor. Men is nog maar net bezig om de zelf meegebrachte kraampjes op te bouwen, wanneer als een donderslag bij heldere hemel de ME de straat inrijdt en rücksichtslos op alles wat los en vast zit begint in te hakken. Na een halfuur verdwijnt ze weer, even plotseling als ze gekomen is. Deze tactische blunder van de politieleiding pompt de adrenaline flink op: 's middags geven de krakers in groten getale gehoor aan de oproep van de Autonomen voor de demonstratie vanaf de Dokwerker.

Rond twee uur zet de betoging van een paar duizend mensen zich in beweging in de richting van de Dam. Op de Blauwbrug, bij het Waterlooplein, worden ze staande gehouden door een linie ME. Het is het startpunt voor het oproer dat door velen werd gevreesd, maar waar anderen alleen maar van hadden kunnen dromen. Voor het oog van de verzamelde wereldpers worden bikkelharde straatgevechten uitgevochten. In de loop van de dag slaat het oproer over naar grote delen van het centrum. De demonstranten komen uiteindelijk dicht in de buurt van de Dam en kunnen slechts met vereende krachten worden tegengehouden.

Het zijn ondertussen allang niet meer alleen krakers die voorop gaan in de strijd. Het oproer trekt een allegaartje aan van mensen die ook wel eens zin hebben in een verzetje; toeschouwers raken buiten zichzelf en staan opeens met een steen de ME te bekogelen. Het feest dat Wiegel wilde, loopt uit op plunderingen en vernielingen, die tot diep in de nacht de stad teisteren. Er worden bij de kroningsrellen veertig mensen gearresteerd, van wie de helft niet uit Amsterdam blijkt te komen. Niet een van de gearresteerden is bij de krakers bekend. Het waren voornamelijk gewone burgers, een onderwijzer, een corrector, een dakdekker, een tekenleraar et cetera et cetera. Een paar dagen later komen de meesten weer vrij. Dertien anderen worden in de loop van mei veroordeeld tot straffen die aanzienlijk lager uitvallen dan geëist. De vonnissen variëren van twintig dagen voorwaardelijk plus boete tot vier maanden, waarvan twee onvoorwaardelijk.

Dat er iets stond te gebeuren was voor de meeste krakers wel duidelijk, maar dat het zo uit de hand zou lopen is voor velen een complete verrassing. 's Avonds verschijnt een vertegenwoordiging van de persgroep op de televisie, die zich openlijk distantieert van de rellen: 'Wat er hier gebeurd is vandaag heeft niks meer met kraken te maken... Wij vinden het zinloos.' Deze verklaring veroorzaakt een golf van verontwaardiging in krakerskringen. Niet dat iedereen nu stond te juichen bij de ontstane chaos, de overgrote meerderheid van de krakers heeft op z'n minst gemengde gevoelens bij het gebeurde. Het is vooral de ingesleten weerzin die geuit wordt tegen het feit dat een paar krakers de verleiding niet hebben kunnen weerstaan om namens de hele kraakbeweging te spreken. Maar als de Amsterdamse kraakbuurten een dag later op een stedelijk overleg bij elkaar komen om tegenwicht te bieden aan de wat al te voortvarende distantiëring, kunnen ze het niet eens worden over een breder gedragen verklaring. In een concept dat klaarligt wordt weliswaar het geweld niet goedgepraat, maar er wordt met een zeker begrip gesteld dat het voortkomt uit een 'algemeen gevoel van ongenoegen'. Dat gaat een deel van de aanwezige krakers echter nog te ver; ze nemen het op voor de 'afgeknapte achterban', die nog in volledige verwarring zijn wonden zit te likken.

Met deze verlamming in de besluitvorming weten de Autonomen wel raad. Als iedereen al op het punt van vertrekken staat, dwarrelt er een persbericht binnen waarin de Autonomen de volledige verantwoordelijkheid opeisen voor de ongeregeldheden. Tegelijk ontkennen ze ten stelligste dat de krakers de aanstichters zouden zijn. Het bericht wordt gretig overgenomen door de landelijke media.

De distantiëring van de persgroep aan de ene en de verklaring van de Autonomen aan de andere kant geven aan dat het de krakers niet gegeven is zich in extreme situaties, in het bijzonder die waarin het gebruik van geweld aan de orde is, met eensgezinde standpunten in de openbaarheid te presenteren.

De ontwikkelde organisatievorm van de kraakbeweging, waarbinnen de individuele vrijheid hoogtij viert, sluit uit dat sterk uiteenlopende standpunten bij elkaar gebracht kunnen worden. Alles wat in zo'n situatie toch in de vorm van een standpunt naar buiten komt, versterkt onmiddellijk de interne verdeeldheid. Rond de kroningsrellen van 30 april 1980 manifesteert zich voor het eerst een openlijke tweedeling binnen de kraakbeweging tussen degenen die zich afkeren van het geweld en de confrontatie en zij die de ingeslagen weg tot het uiterste willen vervolgen. In dezelfde persverklaring van de Autonomen wordt aangegeven waarlangs deze weg zoal voert: 'Amsterdam heeft woensdag [30 april] voor het eerst kennis kunnen maken met een nieuwe methode om terug te pakken wat de bezittende klasse van ons jatte.' Ze propageren het 'autonoom' winkelen: 'Sla in die ruit, neem mee die buit!' De geest van het geweld is uit de fles en lijkt moeilijk meer in bedwang te houden. Delen van de kraakbeweging cultiveren de mythe van het geweld:

     zij zeggen

     Stenen zijn geen argumenten

     En

     Slaan met knuppels

     Bombarderen met sloopkogels

     Vergiftigen met chemie

     Verpesten met atomen

     Moorden met gevangenissen

     zij hebben gelijk

     Stenen zijn geen argumenten

     Stenen zijn nog maar

     Aarzelende pogingen

     Om ons uit te drukken

     In de enige taal

     Die zij verstaan

     wij hebben nog veel te zeggen!

Het antwoord van de overheid op de kroningsrellen laat niet lang op zich wachten. Van de kant van de politie wordt aanvankelijk gepleit voor het invoeren van stroomstokken en stopkogels. Dat gaat echter de meeste politici te ver, zij zien meer in een versneld invoeren van de Leegstandwet. De Anti‑Kraakwet is weliswaar definitief van tafel, maar in het ontwerp voor de Leegstandwet zijn nog voldoende antikraakbepalingen opgenomen om het kraken zoveel mogelijk uit te bannen. Tenzij eigenaren hun pand hebben aangemeld in een leegstandsregister, wordt het kraken alsnog strafbaar gesteld. Zittende krakers krijgen één jaar de tijd om te verhuizen. De pijn van het leegstandsregister wordt voor de huiseigenaren echter verzacht doordat in het nieuwe wetsontwerp wordt opgenomen dat krakers in het vervolg niet meer op naam, maar anoniem gedagvaard kunnen worden. Behalve het leegstandsregister, waarvan echter nog allerminst duidelijk is wat ermee gedaan kan worden en wie het zal betalen, betekent het wetsontwerp voor de krakers verdere repressie en criminalisering. Maar voorlopig is de Leegstandwet nog niet ingevoerd en heeft de Raad van State al weer een aantal kanttekeningen bij het voorstel gemaakt.

Er valt echter ook wel wat kritiek te beluisteren op dit eenzijdige antwoord op de roep om recht en orde. 'Als het [kraken] een "verstoring van de rechtsorde" is, dan valt het in deze categorie te vergelijken met het omkeren van een bakkerskar in de hongerwinter. En zoals wel overal wordt ingezien: de hongerwinter zelf was een van de allergrootste verstoringen van de rechtsorde in de vaderlandse geschiedenis,' aldus H. J. A. Hofland. Het is een opvatting die ondanks het vertoonde geweld inmiddels door brede lagen van de bevolking ondersteund wordt.

Meer op de achtergrond reageert de overheid dan ook op heel andere wijze op de krakersonlusten. De Nederlandse regering besluit kort na de kroningsrellen een onderzoek te laten uitvoeren door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, waarin de 'diepere oorzaken' van het oproer aan de oppervlakte moeten worden gebracht. In het uiteindelijke rapport wordt geconcludeerd dat 'het huisvestingsbeleid in Amsterdam onmiskenbaar grote spanningen opgeroepen heeft onder de bevolking'. Hierop laat de Raad volgen 'dat structurele verbetering van de besluitvorming weliswaar niet mag worden afgedwongen door ongeregeldheden, maar hij wijst er toch op dat herhaald verzet een signaal kan zijn om de inspanningen op dit punt te vergroten'.

Ook het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk werpt zich vol overgave op de ongeregeldheden en publiceert begin juni een nota over agressief gedrag van jongeren getiteld Jeugd en agressie. Uitgangspunt voor het voorgestelde beleid is 'dat de jeugd draagster kan zijn van maatschappelijke veranderingen'. Het is daarom van belang excessief agressief gedrag te beschouwen als een 'signaal van maatschappijkritische aard' dat beantwoord moet worden door het realiseren van 'optimale ontplooiingskansen' voor jongeren.

Deze en andere begripvolle en schuldbewuste zienswijzen geven vooralsnog meer sturing aan het overheidsoptreden dan de roep om verdergaande repressie in de vorm van de Leegstandwet. Kort na 30 april wordt in de Amsterdamse gemeenteraad de aankoop van de eerste tien kraakpanden bekrachtigd. Ook de mogelijkheden voor haalbaarheidsonderzoeken worden ruimer. In 1980 komen er meer dan honderd kraakpanden in het aankoop‑ en verbouwingscircuit terecht. Het grootste gedeelte hiervan zal in de jaren die volgen door de gemeente verworven worden ten behoeve van jongerenhuisvesting.

Eric Duivenvoorden

Een voet tussen deur. De geschiedenis van de kraakbeweging 1964‑1999 (375 pagina's, fl. 39,90) van Eric Duivenvoorden verschijnt op 28 april bij Uitgeverij De Arbeiderspers. Die avond vindt in de Kalenderpanden (Entrepotdok 93-98, Amsterdam) een feestelijk programma plaats rond het verschijnen van het boek (zie Agenda).