Uit:
Ravage #15 van 21 november 2003
Bush
verdeelt de buit onder zijn vrienden
Meer
dan zeventig Amerikaanse bedrijven en individuen hebben in de afgelopen
twee jaar minstens acht miljard dollar aan contracten binnengehaald
voor werkzaamheden in het na-oorlogse Afghanistan en Irak. Toevallig
waren zij ook de grootste geldschieters van de presidentiële
campagne van George W. Bush.
De
massale protesten tegen de voorgenomen invasie van Irak vormden
voor de Amerikaans-Britse coalitie vooral een PR-probleem. Het antwoord
van de Amerikanen op onwillig Europa was een mooi stukje Newsspeak,
zoals duidelijk wordt in Chomsky's boek Hegemony or Survival: America's
Quest for Global Dominance.
De
Franse en Duitse regeringen vertegenwoordigden met hun afwijzing
van de oorlog het standpunt van de meerderheid van de bevolking.
De Amerikaanse minister Rumsfeld haalde de schouders op voor de
mening van dit zogenaamde 'Old Europe'. Meer up-to-date en relevant
was de opstelling van het 'New Europe', dat, met Aznar en Berlusconi
voorop, steun betuigde aan een unilaterale pre-emptive strike van
de VS tegen Irak.
Holbrooke
benadrukte dat in alle landen van 'Nieuw Europa' in totaal meer
mensen wonen dan in 'Oud Europa'. Daarbij zag hij voor het gemak
over het hoofd dat ook in 'Nieuw Europa' de aanval werd gesteund
door slechts een kleine minderheid van de bevolking. In Italië
en Spanje waren de protesten feller en massaler dan waar ook in
Europa.
Tot
het Nieuwe Europa behoren onder meer voormalig communistische landen
als Roemenië en Macedonië, waar respectievelijk vier en
elf procent van de bevolking vóór de invasie was.
De overgrote meerderheid van de Europeanen is tegen deze oorlog.
Volgens
cijfers van Gallup International en plaatselijke bronnen uit West
en Oost-Europa, werd een unilaterale aanval in geen enkel Europees
land door meer dan elf procent van de bevolking gesteund. Steun
aan een oorlog met VN-mandaat varieerde van 13 procent in Spanje
tot 51 procent in Nederland.
Volgens
de Wall Street Journal lieten de leiders van het 'Nieuwe Europa'
zien dat "de mening van Europa's pro-Amerikaanse meerderheid niet
wordt gehoord". Dat is de schuld van de media, die "de politieke
doelen dienen van de Europese oppositie tegen Amerika en tegen Bush's
aanpak van Irak."
,,Die
conclusie klopt als we de Europeanen niet bij Europa tellen, en
we de radicaal-linkse doctrine verwerpen dat het volk een rol heeft
in democratische samenlevingen'', aldus Chomsky.
Prijzengala
De
invasie kwam er, en nu kan de buit worden verdeeld. De Amerikanen
investeren miljarden in de wederopbouw van Irak, maar het lijkt
er niet op dat de Irakezen hier ooit een cent van te zien krijgen.
Meer
dan zeventig Amerikaanse bedrijven en individuen hebben in de afgelopen
twee jaar minstens acht miljard dollar aan contracten binnengehaald
voor werkzaamheden in het na-oorlogse Afghanistan en Irak, volgens
een nieuw onderzoek door het Amerikaanse Center for Public Integrity.
De bedrijven schonken bij elkaar meer geld aan de presidentiële
campagne van George W. Bush, dan aan enig andere presidentskandidaat
in de afgelopen twaalf jaar.
Kellog,
Brown & Root, een dochteronderneming van Halliburton, het bedrijf
dat werd geleid door vice president Dick Cheney voordat hij in augustus
2000 running mate werd van Bush, ontving verreweg de meeste overheids-contracten
voor beide landen, in totaal meer dan 2,3 miljard dollar. De Bechtel
Group, een belangrijke overheidscontractant met vergelijkbare goede
banden op top-niveau, neemt een tweede plaats in met 1,3 miljard
dollar.
Tientallen
andere, minder bekende, bedrijven met goede connecties hogerop delen
in het prijzengala van de wederopbouw. Hun opdrachten variëren
van de wederopbouw van de Iraakse regering, politie, leger en media
tot het leveren van vertalers bij ondervragingen en psychologische
operaties. Er zijn zelfs contractors die de contractanten evalueren.
Bijna
zestig procent van deze bedrijven heeft werknemers of commissarissen
die ook in dienst zijn van, of nauwe banden hebben met de top van
de Republikeinse en Democratische partijen, met congresleden van
beide partijen of in de militaire top.
Nepotisme
Het
onderzoek van het Center for Public Integrity geeft de meest volledige
lijst van Amerikaanse contractanten tot dusver in de twee landen
die zijn aangevallen in Washington's War on Terror. Uit het onderzoek
blijkt verder dat geen van de betrokken overheidsinstanties in Amerika
op de hoogte is van het precieze aantal bedrijven waar een contract
mee is gesloten, noch wat zij uitspoken.
De
vaak tegenstrijdige informatie uit de overheidsdepartementen deed
vragen rijzen over sturing en overzicht op de wederopbouw. Bronnen
uit het Huis van Afgevaardigden hopen dat een vollediger beeld zal
ontstaan uit het onderzoek naar de verdeling van contracten dat
de Rekenkamer is gestart, temidden van beschuldigingen van fraude
en nepotisme.
De
top 10 van door de overheid gecontracteerde bedrijven betreft politieke
donateurs, net als driekwart van alle bedrijven die een contract
binnenhaalden. Volgens de analyse van het onderzoekscentrum gaven
de bedrijven, hun politieke actiecomité's en hun werknemers
vanaf 1990 bij elkaar circa 49 miljoen dollar aan verkiezingscampagnes
en partijen, waarvan Republikeinen het leeuwedeel ontvingen, en
George W. Bush het meest van alle presidentskandidaten, minstens
500.000 dollar.
Grip
Voor
hun onderzoek maakt het Center for Public Integrity onder meer gebruik
van gegevens van de General Services Administration van 1990-2002,
en 73 verzoeken en beroepen onder de Freedom of Information Act
aan USAID (US Agency for International Development) en het Pentagon.
Deze verzoeken werden sporadisch ingewilligd. Het Center vermoedt
dat vanwege de schaarse informatie die wordt verstrekt, de totale
waarde van de contracten wel eens veel groter kan zijn dan bij het
publiek bekend is.
Uniformiteit
in het weergeven van de waarde van contracten werd niet aangetroffen.
Vaak werd niet gespecificeerd of de vermeldde bedragen een één-
of meerjarig contract betroffen, of slechts de eerste aanbetaling.
In sommige gevallen was waarde noch inhoud van een contract te achterhalen,
omdat noch het betrokken bedrijf noch de overheidsinstantie die
informatie wilde vrijgeven.
Op
de oorspronkelijke lijst van contracten die het Pentagon en USAID
vrijgaf onder de Freedom of Information Act, ontbraken de grootste
contracten die in Irak zijn vergeven - die met Bechtel en met Kellog,
Brown & Root, een dochteronderneming van Halliburton.
Ook
de voornaamste Pentagon leveranciers Fluor, Washington group Int.
en de Perini Corporation ontbraken op de lijst, terwijl die aan
opdrachten voor het Pentagon in Irak, Afghanistan en andere landen
al zo'n 500 miljoen binnenhaalden. (Deze drie bedrijven verdienden
overigens sinds 1990 al 11 miljard aan het Pentagon.)
Het
ingenieursbureau SAIC is een typisch voorbeeld van een bedrijf (en
politiek donateur) met werknemers die beurtelings topfuncties bekleden
bij de overheid, het leger en het bedrijf. SAIC is verantwoordelijk
voor de Iraqi Reconstruction and Development Council, de door het
Pentagon-gestuurde schaduwregering, en de wederopbouw van de Iraakse
massamedia.
Alles
wijst op ontwikkelingen bij de Amerikaanse overheid en bedrijfsleven
waar niemand meer grip op lijkt te hebben. (vertaling: Elly)
Bron:
www.publicintegrity.org
Naar
boven
|