Uit:
Ravage #15 van 21 november 2003
VN-rapport
Congo met
een luchtje
Volgens
een nieuw VN-rapport gaat de grondstoffenroof uit Oost-Congo gewoon
door. Maar om te voorkomen dat bepaalde bedrijven en regeringen
in de beklaagdenbank terecht komen, werd de inhoud van het rapport
aangepast.
Een
paar jaar geleden werd besloten om experts van de Verenigde Naties
(VN) een onderzoek te laten verrichten naar de grondstoffenroof
in Oost-Congo. Daarbij moest tevens een link worden gelegd tussen
deze roof en de voortwoekerende oorlog in Congo.
April
2001 verscheen het eerste rapport, geschreven onder leiding van
een zeer voortvarende Afrikaanse deskundige, Safiatou Ba-N'Daw.
Het rapport werd echter door westerse landen, waaronder met name
de Nederlandse regering, bekritiseerd en onderuit gehaald.
Safiatou
waagde het om westerse donorlanden aan te klagen die zij medeplichtig
acht aan de continuering van het conflict. De leiders van Uganda
en Rwanda, Museveni en Kagame, werden door haar omschreven als de
"peetvaders" van de illegale exploitatie van Congo's rijkdommen
zoals goud, diamanten en coltan. Dit was natuurlijk tegen het zere
been van westerse landen die goede betrekkingen met deze leiders
onderhouden en hen veel ontwikkelingshulp bieden.
Geheim
Safiatou
werd ontslagen en een nieuwe ploeg VN-experts kwam onder leiding
te staan van de Egyptenaar Kassem. Na verschijning van diens rapport
ontstond er rumoer nadat bekend werd dat een gedeelte van de inhoud
geheim bleef. Volgens een correspondent van NRC Handelsblad werden
in het geheime gedeelte beschuldigingen geuit aan het adres van
Rwanda. Dit land zou namelijk doorgaan met wapenleveranties aan
milities in Oost-Congo.
Daarbij
is een netwerk van regeringsfunctionarissen, hoge militairen en
zakenlieden in Congo, Rwanda en Uganda onverminderd bezig met het
plunderen van Congo. Hierover wordt echter niets vermeld in het
door Kassem gepubliceerde rapport.
De
NRC-correspondent wilde ons het geheime gedeelte niet toesturen
omdat anders zijn bronnen gevaar zouden lopen. Wel is duidelijk
dat met de inhoud van het VN-rapport gemanipuleerd is om te voorkomen
dat bepaalde bedrijven en regeringen in de beklaagdenbank terecht
komen.
Zwarte
lijst
Kassem
en de zijnen hebben zich dus vooral beziggehouden met internationale
bedrijven die iets met de grondstoffen in Congo te maken hebben.
Er wordt grofweg onderscheid gemaakt tussen bedrijven die de grondstoffen
verwerken (vooral westerse) en bedrijven of individuen die direct
bij de exploitatie betrokken zijn.
Bij
de eerste categorie gaat het om bedrijven uit landen als de VS,
Groot-Brittannië, België, Canada, Israël en Duitsland.
De VN-experts hebben met vertegenwoordigers van deze bedrijven gesproken.
Die hebebn hen vervolgens beloofd hun leven te zullen beteren en
te stoppen met het kopen van mineralen uit Congo. Ook zullen zij
zich voortaan alleen nog met betrouwbare partners in laten.
De
bedrijven beweren dat ze echt niet geweten hebben wat voor gevolgen
het gebruik van geroofde grondstoffen voor de Congolese bevolking
heeft. De 61 internationale bedrijven die deze toezegging deden,
worden afgevoerd van de "zwarte lijst" van ondernemingen die zich
niet aan de OECD-richtlijnen houden.
Met
een aantal bedrijven en individuen zijn de VN-experts nog niet helemaal
klaar. Deze worden doorverwezen voor verder onderzoek. Dat zou moeten
gebeuren door de zogenaamde NCP's (de nationale contactpunten in
m.n. westerse landen voor controle op de toepassing van OECD-richtlijnen)
of door regeringen in landen zonder NCP's.
Hierdoor
wordt een groot aantal bedrijven en individuen door de VN-experts
met rust gelaten. Juist op deze lijst komt een hele reeks Ugandese
militairen en zakenlieden voor die direct betrokken zijn bij de
plundering, maar dit volledig ontkennen.
Ook
wilden sommige bedrijven en personen niet met de VN-experts praten.
Het betreft Rwandezen, maar ook Ugandezen en enkele Belgen. Voor
Nederland wordt het bedrijf Chemie Pharmacie Holland genoemd; verder
komt Nederland in het rapport niet voor.
Wapenstroom
Volgens
de VN-experts is aangetoond dat er een link bestaat tussen de illegale
exploitatie van grondstoffen en de wapenleveranties aan gewapende
groepen, waardoor de oorlog in Congo voortduurt. De internationale
gemeenschap zou nu tenminste weten hoe erg de crisis in Congo is,
zo meent Kassem. Die slotconclusie klinkt niet erg overtuigend.
De
plundering gaat door, aangezien vooral Ugandezen en Rwandezen niet
meegewerkt hebben met het VN-panel. Het heeft daarom volgens ons
niet veel zin om westerse bedrijven aan te pakken. Men kan daar
natuurlijk een succesje mee behalen, omdat deze bedrijven meestal
wel gevoelig zijn voor de publieke opinie, maar de zaak wordt daar
niet echt mee opgelost. De westerse bedrijven kunnen gemakkelijk
hun grondstoffen uit andere regionen halen en hun banden met Rwandese
of Ugandese plunderaars verbreken.
Ondertussen
zullen bedrijven uit bijvoorbeeld Kazachstan, Thailand en andere
landen waar geen actiegroepen actief zijn, hun handel gewoon voortzetten.
Ook lopen er nog heel wat schurken in de wereld rond die verdienen
aan de illegale handel. Zij zijn meestal tevens de leveranciers
van wapens aan allerlei milities.
Juist
het doorbreken van de wapenstroom moet alle prioriteit krijgen.
Het is bekend dat de wapens waarmee in Oost-Congo gevochten wordt
uit Rwanda en Uganda komen. Een internationaal embargo op wapens
naar deze landen zou de vrede in Congo een stap dichterbij brengen
en aantonen dat de internationale gemeenschap het ernstig meent
met haar bezorgdheid over het lot van de Congolese bevolking.
Wat
de VN-Veiligheidsraad precies met het rapport gaat doen is onduidelijk;
misschien blijft de bespreking ook geheim. In elk geval verwachten
wij niet dat een oplossing van de conflicten in Oost-Congo, die
zoals gezegd gevoed worden door de winst uit geroofde grondstoffen,
hierdoor een stap dichter bij zal komen.
Nelly
Koetsier
lid
werkgroep Congo-Ned
www.congoned.dds.nl
Naar
boven
|