Uit:
Ravage #14 van 31 oktober 2003
Ciné
Premières
Frankrijk
is op filmgebied het gidsland van Europa maar komt er in de Nederlandse
bioscopen bekaaid van af. Daarom is de zevende editie van het filmfestival
Ciné Premières een must voor filmliefhebbers.
Op
het festival Ciné Premières worden 28 speelfilms en
een groot aantal korte films vertoond. Het betreft een selectie
van de Franstalige cinema van de afgelopen twee jaar. Maar ook uit
België, Canada en Zwitserland zijn er producties te zien. De
selectie is wederom onvoorspelbaar.
Neem
La Vie Nouvelle van Philip Grandrieux, een ongelofelijk rauwe experimentele
prent, ontworpen als een aanval op het westerse, moderne leven.
De film zou aangekocht zijn door een Nederlandse distributeur, maar
is nu waarschijnlijk alleen op dit festival te zien.
Ook
Carnages van Delphine Gleize is een weerbarstige taboe doorbrekende
film over de lichaamsdelen van een gedode stier die in de menselijke
voedselketen terechtkomt. Daarentegen zal Raja van Jacques Doillon
over een verveelde Fransman die in Marokko leeft en verliefd raakt
op een Marokkaans meisje, waarschijnlijk teder en aangrijpend zijn,
zoals de andere films van deze cineast.
Ce
souvenir des belles choses over een jonge vrouw die Alzheimer krijgt
van debutante Zabou Breitman belooft veel, omdat het een ongewone
onderwerpskeuze is. Dat geldt voor vele films in dit programma en
dat tekent de vitaliteit van de Franse cinema.
Het
filmfestival Ciné Premières vindt van 5 t/m 20 november
plaats in de stad en provincie Groningen, Den Haag, Amsterdam, Utrecht,
Leeuwarden, Nijmegen en Eindhoven. (UvT)
...............
Marokkaanse
cinema slaat niet aan
Kan
de samenwerking tussen Marokkaanse en Nederlandse filmmakers bevorderd
worden en zo ja, hoe dan? Deze vraag stond centraal in een debat
dat plaatsvond in het kader van Cinermar, het Rotterdamse festival
dat Marokkaanse films onder de aandacht brengt.
Aan
het eind van het debat in Zaal de Unie in Rotterdam slaakte gespreksleider
Ahmed Aboutaleb, de voormalige voorzitter van de multiculturele
organisatie Forum, een diepe zucht. De week van 18 oktober was als
gevolg van maatschappelijke incidenten een bewogen week voor de
Marokkaanse gemeenschap in Nederland.
Het
thema voor het debat was gelukkig niet explosief: hoe kan de samenwerking
tussen Marokkaanse en Nederlandse filmmakers bevorderd worden? De
gasten uit Marokko; Hammadi Gueroum (directeur van het filmfestival
in Rabat) en Khalil Demmoun (journalist en presentator bij de wereldomroep
in Tanger) schetsten een beeld van de Marokkaanse cinema.
Bij
dergelijke discussies is het zaak om tussen de regels door te luisteren.
Toen begin jaren '80 in Marokko een stimuleringsfonds voor de filmindustrie
werd opgezet verdween er vaak geld dat bestemd was voor het maken
van films, corruptie dus. In 1995 kwam het keerpunt en werd het
fundament gelegd met duidelijke criteria van de wetgever. Films
worden nu gefinancierd door de overheid en door reclame-inkomsten
van de bioscoopeigenaren.
Een
ander gevoelig gespreksonderwerp was de censuur in Marokko. Volgens
de gasten was het niet zozeer censuur, als wel zelfcensuur die filmmakers
parten speelde. Feit is wel dat het moeilijk is om in een Arabisch
en islamitisch land onderwerpen aan te pakken waar een taboe op
rust. Al lijkt er sinds het midden van de jaren negentig met de
opkomst van een nieuwe generatie cineasten iets meer vrijheid te
zijn gekomen.
Een
ander heikel punt bleek de samenwerking met het buitenland. Het
gemiddelde budget van een Marokkaanse film bedraagt 50.000 euro,
veel te weinig. Daarom is er samenwerking gekomen met de voormalige
kolonisator Frankrijk. Het blijkt een zeer ongelijke samenwerking
te zijn. De vooral technische hulp van de Fransen heeft allerlei
betuttelende beperkingen zoals het gebruik van Franse acteurs opgeleverd.
Daarom zou hulp uit Nederland handig kunnen zijn.
Het
Hubert Bals Fonds, onderdeel van het Internationaal Film Festival
Rotterdam, ondersteunt filmprojecten van cineasten in de derde wereld.
Tot nu toe waren er van de vierhonderd ondersteunde projecten slechts
vier afkomstig uit Marokko. Marokkaanse filmmakers moeten dus snel
dit geldpotje zien te vinden.
De
forumleden waren het er hartgrondig over eens dat officiële
instanties zoals ministeries de samenwerking vertragen. Daarom moet
er naar samenwerking buiten de officiële kanalen om gezocht
worden. Njib Taoujni, die in Nederland tv-programma's maakt, was
niet in staat om aan te geven hoe er een concrete samenwerking tot
stand kan komen tussen Nederlandse en Marokkaanse filmmakers.
Daarbij
komt dat de omvangrijke Marokkaanse gemeenschap in Nederland en
het moederland nog steeds gescheiden werelden blijken te zijn. Zo
is het succes van Nederlands-Marokkaanse schrijvers zo goed als
onbekend in Marokko. En Marokkaanse films bereiken hier niet de
filmhuizen, vooral omdat die filmhuizen steeds minder bereid zijn
om films uit derde wereldlanden te vertonen. (U. van Tongeren)
Naar
boven
|