Uit:
Ravage #13 van 10 oktober 2003
Opwarming
als massavernietigingswapen
West-Europa
kreunde deze zomer onder een verzengende hitte. Klimaatwetenschappers
verwachten dat het de komende jaren nog warmer zal worden. Hoeveel
doden, bosbranden en overstromingen zijn er nog nodig voor we beseffen
dat het automobiele kapitalisme ons naar de afgrond brengt?
De
hittegolf van de afgelopen maanden, de aanhoudende droogte en de
daarmee gepaard gaande bosbranden vormen geen losstaande gebeurtenissen.
De jaren negentig zijn officieel erkend als het warmste decennium
van het afgelopen millennium.
In
India vonden recent 1500 mensen een gewisse dood als gevolg van
de moordende hittegolven. Parallel hiermee teisterden zware overstromingen
Afrika (Mozambique), Europa (Duitsland en Tsjechië) en Azië,
terwijl hevige tornado's lelijk huishielden op het Noord-Amerikaanse
vasteland. Het laaggelegen eiland Tuvalu ziet zich genoodzaakt voorbereidingen
te treffen voor de evacuatie van zijn bevolking. Globale opwarming
is een realiteit; klimaatwijzigingen vinden voor onze deur plaats.
In
een opmerkelijk opiniestuk in The Guardian van 28 augustus omschreef
de klimaatspecialist Sir John Houghton globale opwarming als een
'massavernietigingswapen', aangezien het 'net zoals terrorisme geen
grenzen kent, overal kan toeslaan, in gelijk welke vorm - hier een
hittegolf; daar een droogte, een overstroming of een storm'. De
duizenden dodelijke slachtoffers in Frankrijk vormen een indicatie
van de validiteit van deze boude stelling.
Consensus
Ondertussen
bestaat er een zodanig uitgesproken wetenschappelijke consensus
omtrent de oorzaken van deze evoluties, dat 'broeikasnegationisten'
van allerlei slag bakzeil moe(s)ten halen.
Het
Intergouvermenteel Panel inzake Klimaatverandering (IPCC), dat in
1988 werd opgericht door de VN en de Wereld Meteorologische Organisatie,
laat er in haar baanbrekende evaluatierapporten (1995 en 2001) weinig
twijfel over bestaan: 'The balance of evidence suggests a discernible
human influence on global climate'.
Menselijke
activiteiten zoals de verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossing
en landbouw (veeteelt, akkerbouw) hebben ertoe geleid dat de atmosferische
concentraties van broeikasgassen zoals koolstofdioxide, aardgas
en lachgas aanzienlijk zijn verhoogd.
De
geïndustrialiseerde wereld heeft het leeuwedeel van deze emissies
teweeggebracht; zo is de VS met slechts 5 procent van de wereldbevolking
verantwoordelijk voor de uitstoot van 25 procent van de mondiale
broeikasgasemissies. Sommigen spreken in dit kader van de uitstaande
koolstofschuld van het Westen ten aanzien van het Zuiden én
de toekomstige (stemloze) generaties.
Indicatie
De
toename in atmosferische broeikasgasconcentraties is verantwoordelijk
voor de versterking van het natuurlijk optredende broeikaseffect.
In zijn derde evaluatierapport (2001) stelt het IPCC dat de gemiddelde
oppervlaktetemperatuur sinds het einde van de 19e eeuw met 0,6 tot
0,2 graden Celcius is opgelopen.
Uitgaande
van een waaier aan scenario's - op basis van verschillende veronderstellingen
over de te verwachten economische en technologische evoluties evenals
de demografische groei - voorspelt het IPCC dat de gemiddelde temperatuur
tegen het jaar 2100 verder zal stijgen met 1,4 tot 5,8 graden. Een
temperatuurstoename van 5,8 graden is vergelijkbaar met het temperatuursverschil
(in de omgekeerde zin dan) tussen de laatste ijstijd en de periode
daarna.
Paleoklimatologische
gegevens wijzen uit dat de desbetreffende temperatuurdaling onze
planeet totaal getransformeerd heeft. Hoewel men strikt genomen
moet opletten met dergelijke vergelijkingen, geeft dit een indicatie
van wat er ons te wachten kan staan.
Het
IPCC voorspelt alleszins dat er zelfs bij minder problematische
scenario's sowieso een grotere frequentie én intensiteit
van 'extreme weersfenomenen' zal plaatsvinden, met knock-on effecten
op de biodiversiteit en de verspreiding van tropische ziektes zoals
malaria en cholera.
Bovendien
concludeerden klimaatwetenschappers op een recente conferentie in
Berlijn dat de modellen van het IPCC mogelijkerwijs de potentiële
temperatuurstoename onderschatten (wegens een verkeerde inschatting
van het koeleffect van atmosferisch roet).
Onvoorspelbaar
Het
staat buiten kijf dat het klimaatvraagstuk van een totaal andere
orde is als de meer klassieke milieuproblemen. In de milieueconomie
maakt men het onderscheid tussen 'onzekerheid' en 'risico's'. Het
eerste impliceert een fundamenteel gebrek aan kennis over het gedrag
van een gegeven systeem; in het tweede geval kent men de statistische
waarschijnlijkheid dat een bepaald fenomeen zich zou voordoen (bv.
een vliegtuigcrash).
In
het geval van het klimaat zitten we in essentie met een probleem
van onzekerheid. Het klimaatsysteem is een complex gebeuren: tal
van processen en interacties in dit systeem vertonen 'niet-linear'
gedrag. Dat betekent dat er geen eenvoudige relatie bestaat tussen
oorzaak en gevolg. Niet-lineariteit impliceert het bestaan van (ongekende)
grenswaarden in het klimaatsysteem: kleine wijzigingen kunnen grote
veranderingen uitlokken zodra deze grenswaarden overschreden zijn.
Onvoorspelbaarheid is the name of the game.
Van
zeer groot belang in de evoluties van het klimaat zijn de zogenaamde
terugkoppelingslussen die zowel negatief (dempend) als positief
(versterkend) kunnen zijn. Een typisch positief feedback-mechanisme
is het volgende: hogere temperaturen leiden tot drogere grond, met
een grotere kans op bosbranden; bosbranden leiden op hun beurt tot
hogere broeikasgasconcentraties en verhogen bijgevolg op hun beurt
de kans op nieuwe bosbranden, etc.
Het
IPCC erkent dat snelle, 'niet-lineaire' klimaatwijzigingen (zoals
de uitschakeling van de Golfstroom) helaas tot de mogelijkheden
behoren. Eenmaal de globale opwarming goed op gang gebracht is,
kan zij zichzelf verder ontwikkelen, ongeacht of de mens doorgaat
met de verbranding van fossiele energiebronnen. In dat geval spreekt
men van run-away global warming: dat is een situatie waarin men
enkel nog in angst kan afwachten wat er zal plaatsvinden tijdens
het overgangsregime naar een nieuwe, potentiële evenwichtstoestand.
Kyoto
Sinds
de top van Rio in 1992 is de internationale gemeenschap naarstig
op zoek naar oplossingen voor dit probleem. Zoals bekend mondde
deze zoektocht uit in het Kyoto-verdrag (1997) dat voorziet in een
gemiddelde emissiereductie tegen 2008-2012 van 5,2 procent ten opzichte
van het referentiejaar 1990. De last moet gedragen worden door de
geïndustrialiseerde landen. Onder druk van vooral de olielobby
trok de VS zich terug uit het akkoord. Het merendeel van de andere
geïndustrialiseerde landen ratificeerden het wel, hoewel men
nog steeds wacht op Rusland vooraleer het effectief in werking kan
treden.
Onder
de klimaatspecialisten heerst nochtans een wetenschappelijke consensus
die stelt dat er, om het klimaat opnieuw te stabiliseren, op termijn
een reductie vereist is van 60 tot 80 procent van de huidige broeikasgasuitstoot.
Ondertussen blijven de emissies van de geïndustrialiseerde
wereld gestaag stijgen in plaats van te dalen naar het niveau van
1990.
Milieuactivisten
wijzen er bovendien op dat het verdrag allerlei achterpoortjes bevat
waardoor de reële emissiereducties in eigen land tot het absolute
minimum worden beperkt.
Gezien
de gapende kloof tussen wat nodig is en de zeer bescheiden Kyoto-reducties,
blijft het de vraag of dit verdrag, als het al uitgevoerd zou worden,
toereikend zou zijn om ernstige klimaatwijzigingen te verhinderen.
De laatste klimaatinformatie suggereert dat het Kyoto-verdrag reeds
achterhaald zal zijn vooraleer het in werking zou treden.
Uitweg
In
het beste geval kan het Kyoto-protocol een symbolisch beginpunt
zijn: beter een beperkt verdrag dan geen verdrag. De tijd dringt
echter. Meer drastische ingrepen dringen zich op gezien de potentiële
sneeuwbaleffecten in het klimaatsysteem.
Een
mogelijke uitweg uit de impasse wordt ons aangereikt door het Londense
Global Commons Institute dat een plan heeft uitgewerkt met de naam
'Contraction and Convergence'. Dit model is gebaseerd op de vooronderstelling
dat elke wereldburger recht heeft op een gelijk deel van de ecologische
koek. Het verzoent zich met een stijging van de koolstofdioxideconcentratie
tot een piekwaarde van 450 ppm (deeltjes per miljoen) in 2025 -
ten opzichte van de 370 ppm van vandaag - vooraleer deze zich zou
stabiliseren. Men hoopt dat de hierdoor veroorzaakte temperatuurstoename
'subcatastrofaal' zou zijn, zodat dit mens en natuur de mogelijkheid
biedt zich aan te passen aan minimale, doch zeer reële klimaatswijzigingen.
Algemeen
wordt aangenomen dat een temperatuurstijging van minder dan twee
graden 'veilig' is; toch bestaat er eigenlijk geen enkele zekerheid
over hoe sterk de gemiddelde temperatuur precies mag toenemen. Het
getuigt alleszins van een enorme hubris om de natuurkrachten op
een dergelijke manier uit te dagen.
Struisvogelpolitiek
Het
klimaatvraagstuk is exemplarisch voor de systematische crisis waarin
het huidige groei- en exportgerichte globaliseringsmodel zich bevindt.
Meer in het algemeen kan men stellen dat de westerse consumptieniveaus
(grond, water, fossiele brandstoffen, vlees, etc.) reeds vandaag
de regeneratieve capaciteit van de aarde met 20 procent overschrijden
en daarom volstrekt niet te veralgemeniseren zijn naar de hele wereldbevolking.
Het
milieuprogramma van de VN erkent dat op termijn de ecologische voetafdruk
(*) van de geïndustrialiseerde wereld met een factor 10 moet
afnemen om het Zuiden in staat te stellen een aanvaardbaar welvaartspeil
te bereiken. Zonder een strategie van het genoeg (sufficiëntie)
zal de broodnodige eco-efficiëntierevolutie haar doel voorbijschieten
en contraproductief worden. Efficiëntiewinsten op microniveau
zoals meer efficiënte motoren worden immers tenietgedaan wanneer
de materiële groei blijft doorgaan: meer auto's.
De
ecologische crisis vormt een uitdaging voor de Realpolitik van het
haalbare: is het haalbare voldoende om mens en natuur te redden?
Levend op een aarde die fundamenteel afgebakend is door biofysische
en thermodynamische grenzen moeten we leren beseffen dat de huidige
groeimanie in het Westen en de mimetische strijd van het Zuiden
niet vol te houden zijn.
Duurzame
(westerse) ontwikkeling is een contradictio in terminis: het economisch
realisme - dat zowel bij centrum-links als bij centrum-rechts welig
tiert - is niet realistisch. We hebben nood aan nieuwe ontwikkelingsparadigma's,
voorbij het eenzijdig economisch denken in termen van BNP's, groei-
en exportcijfers. De utopisten van vandaag zijn de realisten van
morgen.
Peter
Tom Jones
Dit
artikel verscheen eerder in het webzine van Attac-Vlaanderen Zand
in de machine.
Noot
(*)
De ecologische voetafdruk vergelijkt de consumptie van hernieuwbare
natuurlijke grondstoffen met de biologische 'productiecapaciteit'
van het desbetreffende ecosysteem. De ecologische voetafdruk van
een land is de totale oppervlakte die vereist is om te voorzien
in de totale consumptie van voedsel, energie en andere producten,
en om de ruimte voor de infrastructuur van dat land vrij te maken.
Aangezien mensen grondstoffen consumeren die afkomstig zijn van
alle uithoeken van de planeet, kan men de ecologische voetafdruk
berekenen als de som van de verschillende vereiste oppervlakten,
waar ter wereld die zich ook mogen bevinden.
De
mondiale voetafdruk in 1999 bedroeg 13,7 miljard 'globale hectaren',
dit is 2,3 'globale hectaren' per persoon. Een globale hectare is
één hectare van gemiddelde biologische 'productiviteit'.
Het beslag op de natuur kan dan vergeleken worden met de totale
biologische capaciteit van de aarde. Die totale capaciteit wordt
momenteel geschat op 11,4 miljard hectaren, dat betekent dat slechts
25% van de mondiale aardoppervlakte biologisch 'productief' is.
Naar
boven
|