WAGENINGEN,
VR 1 JUNI 2012 - Bij de productie
van gewassen als tarwe, maïs, palmolie en suikerbiet voor
biobrandstof zijn de kosten van fosfaatuitputting groter dan de
baten van verminderde CO2-uitstoot.
Mede omdat er betere alternatieven zijn voor duurzame energie
(zon, wind, biogas) zouden de beleidsdoelstellingen voor het bijmengen
met biobrandstoffen opnieuw moeten worden bezien, betogen onderzoekers
van Wageningen
University, onderdeel van Wageningen UR, in het internationale
tijdschrift Ambio dat deze week is verschenen.
Fosfaat in kunstmest
is essentieel voor de wereldvoedselproductie, maar de voorraden
zijn eindig. Voor biobrandstoffen is momenteel 2 procent van de
wereldproductie aan fosfaat nodig. Dit percentage zal snel stijgen
in de komende jaren vanwege het verplichte bijmengen van biobrandstof
in benzine en diesel.
Eerste-generatie
biobrandstoffen zijn brandstoffen geproduceerd uit landbouwgewassen
zoals tarwe, mais, suikerbiet, suikerriet, koolzaad, soja en palmolie.
In iedere liter benzine of diesel getankt aan de Nederlandse pomp
is ongeveer 4 procent biobrandstoffen bijgemengd. De landen van
de Europese Unie hebben afgesproken dat in 2020 minstens 10 procent
van alle brandstof in het vervoer moet bestaan uit alternatieve
brandstoffen.
Een belangrijke
reden hiervoor is dat biobrandstoffen duurzaam zijn, en dat ze
zouden leiden tot een lagere CO2-uitstoot. Echter, de productie
van de huidige biobrandstoffen is controversieel vanwege mogelijke
effecten op de prijs van voedsel en de milieu-effecten, stellen
de onderzoekers. Uitputting van de fosfaatvoorraden zal dramatische
gevolgen hebben voor de wereldvoedselproductie.
Tal van onderzoeken
toonden al eerder aan dat de productie van biobrandstoffen onder
andere tot honger
leidt en slecht is voor de ecologie.
In Nederland voert Milieudefensie, onderdeel van Friends of the
Earth, campagne
tegen luchtvaartmaatschappijen die biobrandstof mengen met ruwe
olie.
●
Meer
nieuws
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - -
Geef
je mening:
Home
.
.
|