|
BUENOS AIRES, 23 DEC
2012 - Nooit eerder was de Argentijnse justitie zo actief op het
gebied van vervolging van de junta als in 2012. Tientallen
verantwoordelijken werden veroordeeld of voor de rechter gebracht.
Dit jaar zijn bijna
vierhonderd oudjes, verantwoordelijk voor de schending van
mensenrechten tijdens de Videla-dictatuur (1976-1983), voor de
rechter gesleept. Daarvan zijn er 86 veroordeeld. De voormalige
militairen en politieagenten stonden terecht voor onder meer
ontvoering, illegale arrestatie, foltering, seksuele mishandeling,
moord en verdwijning.
"Het beleid om
zaken samen te voegen werpt vruchten af", verklaart openbaar
aanklager Pablo Parenti. "Maar niet alleen het aantal
rechtszaken is gestegen, het belangrijke is dat ook het aantal
beschuldigden per zaak toenam." Volgens justitie spelen er
momenteel twintig rechtszaken rond misdaden tegen de menselijkheid.
"Tot 2008 waren er slechts zeventig mensen veroordeeld, nu
zitten we al aan 339", zegt Parenti.
De officiële lijst
van vermiste personen in de periode 1976-1983 telt nu al meer dan
12.000 namen. Volgens mensenrechtenorganisaties echter betreft het
ruim 30.000 vermisten. De rechtszaken tegen de verantwoordelijken
kwamen pas in 2006 echt op gang. De amnestiewetgeving uit de jaren
'80 werd in dat jaar ongrondwettelijk verklaard.
Bij de eerste
rechtszaken ging het om een klein aantal beschuldigden en
slachtoffers. Dit jaar vielen uitspraken in verschillende zaken
waarin beschuldigingen gebundeld waren, per detentiecentrum, of per
militair district waar de schendingen hadden plaatsgevonden. Daardoor
kreeg je ineens tientallen beschuldigden per zaak.
"Er was
aanvankelijk verzet bij rechters en aanklagers omdat de Argentijnse
justitie kleinschalige vervolging gewend is", zegt Parenti.
"Maar het gaat vooruit, daar levert dit jaar het bewijs van."
Een van de meest tot de verbeelding sprekende zaken begon in
november. Die draait rond alle misdaden die gepleegd zijn in het
beruchte ESMA, het clandestiene detentiecentrum in Buenos Aires, waar
vijfduizend gevangenen hebben gezeten.
In het proces dat
eerder dit jaar van start is gegaan zitten 68 mensen op de
beklaagdenbank, onder wie zes voormalige officieren van de zogeheten
'vluchten des doods', waarbij gevangenen levend in de Río de
la Plata of de Atlantische Oceaan werden gegooid. De zaak draait rond
796 slachtoffers. Begin december begon in de centrale provincie
Cordoba een ander megaproces. Zestien dossiers met 46 beschuldigden
en 450 slachtoffers werden samengevoegd.
-
Deel dit bericht op
FB
en Twitter.
● Meer
nieuws
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - -
Geef
je mening:
Groeneveld - December 26, 2012 - 10:37 pm ....
overgenomen uit de televaag :
Vuile Oorlog (Argentinië)
Vuile Oorlog (Spaans: Guerra Sucia) is de naam die gegeven wordt aan de periode van staatsterrorisme door de militaire dictatuur in Argentinië van 1976 tot 1983. In het proces tegen Miguel Etchecolatz, voormalig politieofficier van de provincie Buenos Aires en uiteindelijk veroordeeld voor misdaden tegen de menselijkheid, is het grootschalige geweld als genocide gekenschetst.[1] Het bloedbad van Ezeiza bij de terugkomst van vroegere leider Juan Perón in 1973 markeerde het eind van de alliantie tussen linker- en rechterzijde van het Peronisme. Na de dood van Perón in 1974 kwam de macht in de handen van zijn weduwe, Isabel Martinez de Perón, die toestemming verleende aan leger en politie om de links georiënteerde oppositie te "vernietigen". Martinez de Perón werd verdrongen door een staatsgreep in 1976. De militaire junta die haar opvolgde stond onder leiding van Videla tot 1981 en daarna van Roberto Viola en Leopoldo Galtieri. Deze junta was verantwoordelijk voor de onwettige arrestatie, marteling, moord of gedwongen verdwijning van duizenden mensen (meestal vakbondsmedewerkers, studenten en andere activisten). Het rapport uit 1984 van de Nationale Commissie op de Verdwijning van Personen (CONADEP), een organisatie die na het herstel van de democratie van regeringszijde opdracht had gekregen de ‘Verdwijningen’ te onderzoeken, schatte dat tussen 1976 en 1983 ongeveer 9.000 mensen waren "verdwenen". Schattingen gedaan door mensenrechten organisaties plaatsen het aantal dichter bij 30.000. De commissie telde ook 458 moorden (toegeschreven aan de Argentijnse Anticommunistische Alliantie) en ongeveer 600 verdwijningen tijdens de democratische periode van 1973 en 1976.[2][3] In het kader van Operatie Condor, een samenwerkingsverband tussen Zuid-Amerikaanse dictaturen, werden ook veel Chileense en Uruguayaanse ballingen door Argentijnse veiligheidsdiensten vermoord. Een belangrijk slachtoffer was de in 1974 in Buenos Aires vermoorde Chileense generaal Carlos Prats. CIA documenten vrijgegeven in 2002 laten zien dat de gewelddadige politiek van het Argentijnse regime bekend was en werd toegelaten door het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken, geleid door Henry Kissinger onder het presidentschap van Gerald Ford en dat bekend was bij het Argentijnse leger dat de USA de repressie steunde.[4]
Er is een lang lopend debat in Argentinië over de kwestie van amnestie. Na het herstel van de democratie en de berechting van de militaire top was een vorm van amnestie bij wet aangenomen, maar deze was niet populair. In 2005 werden de amnestiewetten door de Argentijnse Hoge Raad nietig verklaard. Deze beslissing opent de mogelijkheid om bestuurders in dienst van de voormalige Junta te berechten.[5] Inhoud
1 Oorsprong van de term 2 De terugkeer van Peronisme 2.1 Regering van Isabel Martinez de Perón 2.1.1 "Vernietigingsdecreet" 2.1.2 De inval van 20 maart 1975 in Santa Fe 3 De militairen aan de macht 4 Betrokkenheid bij gewone misdrijven 5 Mensenrechtenschendingen vanaf 1976 tot 1983 6 Invasie van de Falklandeilanden 7 Betrokkenheid van de VS 8 De Franse Connectie 9 Waarheidscommissie en berechtingen 10 Voortdurende controverses 11 Noten
Oorsprong van de term
De term "Vuile Oorlog" komt van de militaire junta zelf. Volgens hen was een oorlog met andere methoden (waaronder massaal gebruik van de marteling) noodzakelijk om de sociale orde te beschermen.
Door mensenrechtenorganisaties en anderen is deze term aangevochten omdat het geloofwaardigheid verleent aan het idee dat een burgeroorlog gaande was en dat dit acties begaan tijdens deze oorlog rechtvaardigde. Zo verklaarde openbare aanklager Julio Strassera in 1985 tijdens de berechting van de top juntaleden dat de term de 'Vuile Oorlog'
"een eufemisme was dat gebruikt werd om activiteiten te verhullen die meer bij de werkzaamheden van een bendelid hoorden dan bij die van een soldaat..."[6]
Hoewel de junta de guerrilla-activiteiten wilde uitroeien, was de repressie vooral gericht tegen de algemene bevolking, vakbondsleden (de helft van de slachtoffers), de studenten enz. Tijdens de berechting van de top juntaleden werd duidelijk dat ondanks het gebruik van de term ‘Vuile Oorlog’ de guerrilla’s niet bij machte waren om een echte bedreiging te vormen, en niet konden worden beschouwd als oorlogsvoerenden. "De rebellen hadden geen controle over een deel van het nationale grondgebied; zij werden niet erkend en kregen geen massale steun van buitenlandse machten en hadden nauwelijks binnenlandse steun."[7] Daarom vallen misdaden gepleegd tijdens deze periode niet onder het krijgsrecht wat als eerste bedoeld is om soldaten en ondergeschikten binnen de hiërarchie te beschermen van handelingen uitgevoerd op bevel van superieuren. Het programma om dissidenten uit te roeien werd "volkerenmoord" genoemd door een rechtbank, tijdens de berechting in 2006 van Miguel Etchecolatz een vroegere hogere ambtenaar van de Provinciale Politie van Buenos Aires.[1] Dit was voor het eerst dat misdaden begaan tijdens een dictatuur zo werden genoemd. De terugkeer van Peronisme
Vanaf het moment dat de vroegere legerofficier Juan Perón in 1955 door een staatsgreep tot aftreden werd gedwongen had aversie van het leger tegen het Peronisme de Argentijnse politiek beheerst. In 1963 was het gebruik van zijn naam per decreet verboden en toen generaal Lanusse, die in 1971 de macht had gegrepen in verkiezingen had uitgeroepen (1973) was Perón niet toegestaan om deel te nemen. Dit leidde tot de verkiezing van Peróns persoonlijke afgevaardigde Hector José Cámpora, een gematigde Peronist van de linker vleugel. Het Peronisme is moeilijk te duiden binnen de traditionele politieke classificaties. Bovendien moeten verschillende periodes in aanmerking genomen worden. Als populistische, nationalistische beweging, is het Perónisme soms beschuldigd van fascistische tendensen. De bewondering van Perón voor Mussolini is bekend en na de Tweede Wereldoorlog was Argentinië een populair ballingsoord voor ex-nazi’s. Door anderen is dit sterk betwist. Het Peronisme zou evengoed vergeleken kunnen worden met het Gaullisme van Frankrijk, dat aanvankelijk erin slaagde een brede nationale beweging te vormen. Voorts speelt de afwezigheid van Perón zelf, die 20 jaar in Franquistisch Spanje in ballingschap doorbracht ook een belangrijke rol in de populariteit van het Peronisme. Zijn persoon was de bindende factor voor allerlei partijen die tegenstanders waren van de huidige gang van zaken binnen Argentinië. De herinnering aan Perons vrouw Evita Perón, First Lady van Argentinië van 1946 tot aan haar dood in 1952, werd nog steeds gekoesterd door de arbeiders terwijl zij verafschuwd werd door de gegoede klasse. Op deze wijze steunde de links georiënteerde katholieke Montoneros Perón, evenals de naar fascisme leunende sterk antisemitische 'Movimiento Nacionalista Tacuara', één van de eerste Argentijnse guerrilla bewegingen. Na twee decennia van zwakke burgerlijke regeringen, economisch verval en veelvuldige militaire interventie kwam Perón terug op 20 juni 1973 uit ballingschap. De maanden voorafgaan aan zijn terugkeer werden gemerkt door belangrijk sociale bewegingen, zoals in de rest van Zuid-Amerika, vóór de onderdrukking van de jaren '70. Tijdens de eerste maanden van Hector Cámpora’s regering (Mei-juli 1973) hadden ongeveer 600 sociale conflicten, stakingen en fabrieksbezettingen plaatsgevonden.[8] Tijdens de aankomst van Perón bij de Luchthaven van Buenos Aires openden sluipschutters (waaronder leden van de Argentijnse Anticommunistische Alliantie, of Trippel A) het vuur op menigten van linkse Perón sympathisanten. Dit bloedbad van Ezeiza betekende de splitsing tussen de linker en rechtervleugel binnen het Peronisme. Na zijn herverkiezing (gesteund door een brede coalitie) koos Perón voor de rechtervleugel en werden de Montoneros buiten de partij gezet. Deze reageerden pas na de dood van Perón met aanslagen en het begin van guerrilla acties tegen Isabel Perón. Regering van Isabel Martinez de Perón
Perón stierf op 1 juli 1974 en werd vervangen door zijn vicepresident en derde vrouw, Isabel Martinez de Perón, die regeerde tot aan haar afzetting door militairen in maart 1976. De CONADEP mensenrechtencommissie van 1985 telde 458 moorden vanaf 1973 tot 1975 in zijn rapport Nunca Más (Nooit Meer): 19 in 1973, 50 in 1974 en 359 in 1975, uitgevoerd door paramilitaire groepen, meestal door José López Rega's Trippel A’s doodseskader. (Volgens Argenpress, werden minstens 25 vakbondsmedewerkers vermoord in 1974[3]). De Trippel A of Argentijnse Anticommunistische Actie was opgericht door José López Rega en Rodolfo Almirón (gearresteerd in Spanje in 2006). Lopez Rega was achtereenvolgens minister van Hector José Cámpora, Raúl Alberto Lastiri, Juan Perón en Isabel Perón en privésecretaresse van de laatste twee. Eén van de eerste moordaanslagen van de Trippel A was op Hipólito Solari Yrigoyen, die zwaargewond raakte. Een paar dagen eerder had Solari Yrigoyen in de Argentijnse Senaat nieuwe regeringsplannen zwaar bekritiseerd. De plannen hielden een versterking van de controle op de arbeidersbeweging door de vakbondsbureaucratie in. Vakbonden werden ook het mikpunt van repressie: verschillende bestuurders werden vermoord, anderen werden gearresteerd. Ook werden een aantal lokale vakbondsafdelingen gesloten. "Vernietigingsdecreet" Militaire zones van Argentina, 1975-1983.
Ondertussen begon het door Ché Guevara geïnspireerde Revolutionaire Volksleger (ERP) geleid door Roberto Santucho een gewapende strijd in de provincie Tucumán gelegen in het bergachtige noordwesten van Argentinië. In reactie daarop tekende Ítalo Luder, de voorzitter van de Nationale Assemblee die als interim president functioneerde tijdens de ziekte van Isabel Perón, in februari 1975 het geheime presidentiële decreet 261. In het betreffende decreet werd het leger de opdracht gegeven om de opstand in Tucuman te neutraliseren of te vernietigen. Expliciet werd het strijdkrachten het recht gegeven om “alle militaire operaties uit te voeren die nodig zouden zijn voor het neutraliseren / vernietigen van de opstandige elementen”.[9][10] Generaal Acdel Vilas zette onmiddellijk 3000 soldaten in. Behalve operaties in de jungle zette Vilas zijn soldaten in om het netwerk van de ERP in de steden op te sporen. Zijn manschappen maakten hierbij gebruik van (staats) terreur methoden die later landelijk zouden worden gebruikt. Tegen juli 1975 voerden commando’s zoek-en-vernietigsacties uit in de bergen. Legereenheden ontdekten Santucho’s basis in augustus en overvielen het stedelijke hoofdkwartier van de ERP in september. Een groot deel van staf en leiderschap was gedood, veel soldaten en sympathisanten werd gevangengezet. Midden 1975 was het land het toneel van grootschalig geweld. Extreme rechtse doodseskaders gebruikten hun jacht op uiterst linkse guerrilla’s als voorwendsel om willekeurige linksgeoriënteerde tegenstanders uit te roeien en als dekking voor gewone misdaden. De moorden en de ontvoeringen door Perónist Montoneros en ERP droegen bij tot het algemene klimaat van angst. Op 6 juli 1975 nam de regering, weer tijdelijk onder leiding van Italo Luder, het besluit om een Raad van de Defensie in te stellen. Deze Raad werd gevormd door de president, zijn ministers en de hoofden van de strijdkrachten.[11][12][13] De raad kreeg de controle over de landelijke en plaatselijke politie en over gevangenissen en huizen van bewaring. De opdracht van de raad was “de vernietiging van gezagsondermijnende elementen in het land”. Deze "vernietigingsbesluiten" vormen de basis voor de aanklachten die leiden tot de arrestatie van Isabel Perón, in Madrid januari 2007, meer dan dertig later jaar. In militaire richtlijn ‘Strijd tegen subversie’ werd het land verdeeld in vijf militaire zones (28 oktober 1975). Zoals de Fransen in 1957 hadden gedaan bij de Slag van Algiers werd elke streek verdeeld op subzones en gebieden, met zijn overeenkomstige militaire verantwoordelijkheden. Generaal Antonio Domingo Bussi verving in december 1975 Acdel Vidas als verantwoordelijke voor de militaire acties. De inval van 20 maart 1975 in Santa Fe
Op 20 maart 1975 beval de regering een grote inval in Villa Constitución (provincie Santa Fe) in antwoord op diverse vakbondsconflicten. Talloze burgers onder wie 150 activisten en vakbondsleiders werden opgepakt en met goedkeuring van de landelijke directie [3] van vakbonden werd de lokale afdeling van de Metaalwerkers Unie (vakbond) gesloten. Vakbonden van grote firma’s zoals Ford, Fiat, Renault, Mercedes-Benz, Peugeot werden geraakt door de repressie die soms werd uitgevoerd met steun van de leiding van de bedrijven en de landelijke vakbondsbestuurders. Een voorbeeld hiervan is José Rodríguez die is beschuldigd van betrokkenheid bij de "verdwijning" van arbeiders van Mercedes-Benz tijdens de dictatuur. [voetnoot] Hij is dezelfde vakbondsleider die in 1974 de afdeling van SMATA in Córdoba sloot. Vandaag de dag is hij Algemeen Secretaris van SMATA.[3] De militairen aan de macht
Vóór de machtsovername van het leger werden door Argentijnse conservatieve elite lijsten gemaakt van mensen met wie ‘afgerekend’ zou worden na de geplande coup. In 1975 benoemde president Isabel Perón onder druk van het militaire establishment Jorge Rafael Videla tot opperbevelhebber van het Argentijnse Leger. Nog in hetzelfde jaar gaf deze zijn steun aan de doodseskaders met de verklaring dat “Er net zoveel mensen zullen sterven als nodig is om het land weer veilig te maken”. Videla was een van de leiders van de staatsgreep die op 24 maart 1976 het bewind van Isabel Perón omverwierp. In haar plaats werd een militaire Junta geïnstalleerd bestaande uit door admiraal Emillio Euardo Massera (voorzitter), generaal Orlando Agosti en Videla zelf. De junta, die zich de naam "Proces van Nationale Reorganisatie" gaf, systematiseerde de onderdrukking, in het bijzonder door de "Verdwijningen" net zoals Pinochet's Chili, die het zeer moeilijk maakte rechtszaken aan te spannen omdat lichamen nooit werden gevonden. De generaals organiseerden een landelijk systeem om zogenaamde "subversieven” op te sporen. Bij de ondervragingen en martelingen werden ook artsen en psychologen ingeschakeld. De Argentijnse krant La Opinión, opgericht door de later tijdelijk 'verdwenen' Jacobo Timerman, schreef op 31 december 1976 dat de Argentijnse 'guerrilla' 4.000 man had verloren en de Montoneros tachtig procent van hun leiders. De Buenos Aires Herald schatte de slachtoffers in 1976 op 1.100 doden. Een illegale krant schreef “elke vijf uur valt er een dode en elke drie uur ontploft er een bom”. Volgens de Argentijnse journalist Stella Calloni, auteur van de klassieker Los años del lobo kunnen deze cijfers kloppen.[14] Het gebruik door het land heen van dezelfde staatsterreur middelen kan voor een deel worden verklaard door de opleiding die Argentijnse militairen hadden ontvangen in de School of the America’s. En door instructeurs van de Franse geheime diensten die hen tactieken leerden voor het bestrijden van rebellen opgedaan tijdens de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog.[3][15] Ook was 1976 het hoogtepunt van Operatie Condor, een samenwerkingsverband tussen de verschillende Zuid-Amerikaanse inlichtingsdiensten. Chileense en Uruguayaanse ballingen op Argentijns grondgebied werden opnieuw bedreigd en moesten opnieuw vluchten. De Chileense generaal Carlos Prats was toen al vermoord door de Chileense DINA behulp van vroegere van de CIA agent Michael Townley in Buenos Aires in 1974. Cubaanse diplomaten werden ook omgebracht in het beruchte centrum “Automotores Orletti” een van de 300 illegale gevangenissen van het regime. Deze gevangenissen werden beheerd door Grupo de Tareas 18 geleid door de eerder wegens diefstal veroordeelde Aníbal Gordon. Gordon rapporteerde direct aan Algemene Commandant van de SIDE (Argentijnse inlichtingsdienst) Otto Paladino. Automotores Orletti was de belangrijkste basis van de buitenlandse intelligentiediensten betrokken bij Operatie Condor. Eén van de overlevenden, José Luis Bertazzo, die twee maanden daar werd vastgehouden, identificeerde Chilenen, Uruguayanen, Paraguayanen en Bolivianen die daar, die door agenten van hun eigen landen werden ondervraagd. Daar werd ook de 19 jaar oude schoondochter van dichter Juan Gelman gemarteld (samen met zijn zoon), voordat zij vervoerd werd naar Montevideo, waar zij een kind baarde dat onmiddellijk door Uruguayaanse militairen werd gestolen.[14] Andere verhalen staan in John Dinges ‘The Condor years’. Hierin wordt onder andere beschreven hoe twee Cubaanse diplomaten werden gemarteld door het team van Gordon en door iemand speciaal voor één dag vanuit Miami werden ondervraagd. Volgens Dinges waren zowel de FBI als de CIA geïnformeerd over hun arrestatie. Eerder genoemde Michael Townley, later veroordeeld wegens de moord op voormalig Chileense minister Orlando Letelier zou ook aan de ondervragingen van de Cubanen hebben deelgenomen. De aanwezigheid van Townley werd in 22 december 1999 bevestigd door een voormalig hoofd van de DINA tijdens zijn berechting tegenover Argentijnse federale rechter María Servini de Cubría. Volgens de zogenaamde Terreurarchieven" ontdekt in Paraguay in 1992, werden in het kader van Condor 50.000 personen vermoord, 30.000 "verdwenen" en 400.000 opgesloten.[16][17] Betrokkenheid bij gewone misdrijven
Volgens een gedocumenteerd gesprek uit 1981 waarvan de inhoud in 2000 werd geopenbaard verklaarde Michael Townley dat anti-Castro organisatie CORU betrokken zou worden bij de ontvoering van een directeur van een Nederlandse bank. De ontvoering voor losgeld zou uitgevoerd worden door agenten van de SIDE. Een aanbetaling van 6.000 voor te maken kosten in deze ontvoering zou betaald zijn door Novo Sampol. Een niet bestaande Argentijnse marxistische organisatie zou de ontvoering claimen. Om de organisatie geloofwaardigheid te verlenen ware al pamfletten met valse bomaanslagen verspreid in Mendoza en Córdoba. Na veel uitstel werd de ontvoering uiteindelijk afgeblazen.[18] Mensenrechtenschendingen vanaf 1976 tot 1983 Een onwettig detentiecentrum in het hoofdkwartier van de provinciale politie van Fe Santa, Rosario, nu een gedenkteken.
In 1976 voorspelde één van de generaals, "We gaan 50.000 mensen doden: 25.000 opstandelingen, 20.000 sympathisanten, en we zullen 5.000 fouten maken." De Nationale Commissie op de Verdwijning van Personen (CONADEP) onderzocht en registreerde, zaak voor zaak, 9.000 verdwijningen met daarbij de aantekening dat het er veel meer zouden kunnen zijn. Algemeen geaccepteerde huidige schattingen van mensenrechtenorganisaties geeft als aantal 30.000 slachtoffers. De meeste slachtoffers waren geen bewapende guerrillastrijders, van wie de organisaties zo goed als vernietigd waren, maar allerlei mensen van wie vermoed werd dat ze politiek actief waren en linksgeoriënteerd. Ramón Camps vertelde de krant Clarín, in 1984, dat hij marteling gebruikte als ondervragingsmiddel en 5000 ‘verdwijningen’ had georkestreerd. Hij rechtvaardigde de ontvoering van kinderen geboren tijdens gevangenschap van hun moeders met het argument dat "subversieve ouders subversieve kinderen zullen grootbrengen".[19]
Veel van "verdwenenen" werden uit vliegtuigen gegooid in de Río de la Plata of de Atlantische Oceaan om ze te laten verdrinken. Deze vorm van verdwijningen die de naam ‘Dodenvluchten’ kreeg was bedacht door Luis Maria, voormalig leider van zeeoperaties 1976-77. Tijdens zijn rechtszaak nam hij volledige verantwoordelijkheid voor operaties die door zijn ondergeschikten uitgevoerd werden.[20] Een aantal gevallen die bekendheid hebben gekregen:
Tomás Di Toffino, plaatsvervangend secretaris-generaal van de vakbond ‘Luz y Fuerza de Córdoba’ werd ontvoerd op 28 november 1976 en geëxecuteerd in een militair kamp in Córdoba op 28 februari 1977, tijdens een "militaire ceremonie" voorgezeten door generaal voor Luciano Benjamín Menéndez.[3] In december 1976 werden 22 politieke gevangenen gemarteld en geëxecuteerd tijdens de ‘Slachting van Margarita Belén’ in de Chaco provincie. Voor deze moord werd Videla schuldig bevonden tijdens de berechting van de Junta (1985) evenals Cristino Nicolaides lid van de 4e Junta, juntaleider Leopoldo Galtieri en Santa Fe politiechef Wenceslao Ceniquel.[21]
Organisaties die geassocieerd worden met de staatsterreur zijn onder andere:
Argentijnse Anticommunistische Alliantie (Trippel A) Inlichtingen bataljon 601 van het Argentijnse leger Task Force 3.3.2 die gebruik maakte van de beruchte Marine Werktuigkundigenschool (ESMA ) en Secretaría de Inteligencia (SIDE)
In 1977, vertelde Videla Britse journalisten: "Ik ontken met klem dat er in Argentinië concentratiekampen zijn of de militaire complexen waar mensen langer worden vastgehouden dan absoluut nodig in dit gevecht tegen gezagsondermijning.” Deze bewering is tegengesproken door Alicia Partnoy in haar boek “de Kleine School". In 1980 kreeg Adolfo Pérez Esquivel, een katholieke mensenrechtenactivist die gemarteld werd tijdens zijn 14 maanden durende gevangenschap zonder tussenkomst van de rechter, voor zijn inspanningen in de verdediging van de mensenrechten de Nobelprijs voor de Vrede
In 1981 trok Videla zich terug en werd vervangen door generaal Roberto Eduardo Viola. Deze stapte negen later maanden op wegens gezondheidsredenen en werd opgevolgd door generaal Leopoldo Fortunato Galtieri. Invasie van de Falklandeilanden 1rightarrow.png Zie Falklandoorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In een poging om steun voor het regime te winnen viel het Argentijnse leger in 1982 de Falklandeilanden binnen. Deze eilanden zijn overzeesgebied van het Verenigd Koninkrijk met zelfbestuur en worden sinds 1833 geclaimd door Argentinië. Aanvankelijk was de onderneming zeer populair in Argentinië en vonden massale demonstraties plaats waar steun werd betuigd. De Engelse regering berustte echter niet in de inname en zond een vloot naar de eilanden om ze te veroveren. Na een korte strijd werden de Argentijnse troepen verslagen. De nederlaag leidde tot het ontslag van junta leider Galtieri op 17 juni en versnelde het eind van de militaire regering. Betrokkenheid van de VS VS ambassade in Argentinië: 7 augustus 1979 Memorandum van het gesprek met "Jorge Contreras," directeur van Task Force 7 van de "Reunion Central" sectie van Inlichtingsdienst unit 601. Onderwerp: "Nuts and Bolts of the Government's Repression of Terrorism-Subversion." Origineel document
Volgens documenten uit het archief van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken geloofde Videla dat de USA de aanval op Argentijnse progressieven goedkeurde. De ambassade van de USA in Buenos Aires klaagde aan Washington dat Argentijnse officieren “euforisch” waren over signalen van goedkeuring van hooggeplaatste Amerikaanse ambtenaren waaronder minister Henry Kissinger.[22] Onder Jimmy Carter legde de Amerikaanse buitenlandse politiek meer aandacht op mensenrechten en dit leidde tot minder soepele relaties met het Argentijnse militaire regime. De regering Reagan die in 1981 aantrad zag Carters politiek als een verzwakking van relaties met bondgenoten in de Koude Oorlog en trok eerdere veroordelingen van mensenrechtenschendingen door de junta in. De herwaardering van de diplomatieke banden maakte CIA samenwerking met Argentijnse inlichtingendiensten mogelijk ten behoeve van trainingen en bewapening van Nicaraguaanse Contra’s mogelijk. Het Inlichtingendienst Bataljon 601 trainde bijvoorbeeld Contra’s in Lepaterique in Honduras. De Franse Connectie
Het handelen van de Argentijnse strijdkrachten tijdens de Vuile Oorlog is voor een deel geïnspireerd door de aanpak van het Franse leger tijdens de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog. In 1959 werd een akkoord gesloten tussen Parijs en Buenos Aires voor de vestiging van een permanente Franse militaire missie. Deze missie bestond uit militairen die actief waren geweest in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog en kreeg verblijf in de kantoren van de staf van de Argentijnse strijdkrachten. Deze missie bestond tot aan de verkiezing van socialist François Mitterrand tot president van Frankrijk.[23] De ‘vernietigingsdecreten’, nog uitgevaardigd door de regering van Isabel Perón, waren gebaseerd op Franse teksten. Net als in de Slag om Algiers werd de politie (civiele macht) ondergeschikt aan het leger. De laatste junta leider Reynaldo Bignone verklaarde in juli 1982: “De krijgsorder van maart 1976 is een kopie van de Slag om Algerije”.[23] Dezelfde uitingen werden gedaan door generaal Albano Harguindeguy, minister van Binnenlandse Zaken en generaal Diaz Bessone, voormalig minister van planning en ideoloog van de junta.[24] Ook de indeling van het land in zones met daarbinnen subzones etc, waarbij deze gebieden werden toegewezen aan een militair komt overeen met de Franse aanpak. Tijdens de Algerijnse oorlog maakte het Franse leger zich op grote schaal schuldig aan martelingen en moorden, gedrag dat het Argentijnse leger zou kopiëren. Een film over de Algerijnse oorlog (met daarin beelden van marteling en bestrijding van burgers): The Battle of Algiers werd vertoond tijdens lessen ‘Opstandsbestrijding’ aan de Marine Werktuigkundigenschool, geïntroduceerd en met religieus commentaar door de militaire kapelaan.[23] Alfredo Astiz refereerde tijdens zijn proces ook aan de Franse connectie in de vorm van trainingen.[25] Waarheidscommissie en berechtingen
De junta stapte op in 1983. Na zijn democratische verkiezing stelde president Raúl Alfonsín de Nationale Commissie op de Persoonsverdwijning (CONADEP) in (december 1983). Taak van deze commissie onder leiding van de schrijver Ernesto Sábato is het vergaren van bewijsmateriaal over begane misdaden tijdens de Vuile Oorlog. De gruwelijke details, waaronder de gedocumenteerde verdwijning van bijna 9.000 mensen, schokten de wereld. Jorge Videla, hoofd van de junta, was onder de generaals die veroordeeld werden wegens schendingen van de mensenrechten, waaronder verdwijningen, marteling, moorden en ontvoeringen. President Alfonsín gaf opdracht om negen leden van de militaire junta, te berechten. Tijdens deze rechtszaak, de ‘Berechting van de Junta’ werden ook guerrillaleiders Mario Firmenich, Fernando Vaca Narvaja, Rodolfo Galimberti, Roberto Perdía, en Enrique Gorriarán Merlo berecht.
In de proloog van het rapport van de CONADEP: ‘Mas Nunca’ (nooit opnieuw), schreef Sábato:
"Vanaf het moment van hun ontvoering verloren de slachtoffers alle rechten. Onthouden van enige communicatie met de buitenwereld, vastgehouden op onbekende plaatsen, onderworpen aan barbaarse martelingen, onwetend gehouden van hun directe of uiteindelijke lot, liepen ze het gevaar of in een rivier of in zee naar beneden te worden getrokken met blokken cement, of tot as te worden verbrand. Ze waren niet slechts voorwerpen en bezaten nog steeds alle menselijke eigenschappen: zij konden pijn voelen, konden zich moeder, kind of echtgenoot herinneren, ze konden de oneindige schande voelen publiekelijk te worden verkracht..." [26]
In 1985 werd Videla veroordeeld tot levensopsluiting in de militaire gevangenis van Magdalena. Echter op 29 december 1990 werd door Carlos Menem gratie verleend aan Videla en andere veroordeelde generaals. In 1998 kreeg Videla gevangenisstraf voor zijn rol in de ontvoering van elf kinderen en de vervalsing van identiteitsdocumenten van kinderen die tijdens de dictatuur aan hun gearresteerde ouders waren ontnomen en door militaire families waren opgevoed. Sommigen bekeken de gratie als een pragmatisch besluit van nationale verzoening door de tegemoetkoming aan de militairen er voor kon zorgen dat verdere opstanden werden voorkomen. Anderen veroordeelden het als ongrondwettig, waarbij ze aantekenden dat het constitutioneel erkende recht van de president om gratie te verlenen zich niet uitstrekt tot hen die nog niet zijn veroordeeld –wat soms het geval was. Weer anderen zijn van mening dat dit presidentiële voorrecht een overblijfsel is van Koninklijke regeringen en als ongepast in de moderne tijd zou moeten worden afgeschaft. Ironisch gezien, was Videla de facto niet in staat om zijn huis te verlaten, aangezien telkens als hij ergens aanwezig was hij beledigingen of aanvallen riskeerde.
Buitenlandse overheden waarvan burgers slachtoffer waren geworden van de Vuile Oorlog brachten individuele zaken in tegen het vroegere militaire regime. Frankrijk heeft om uitlevering gevraagd van kapitein Alfredo Astiz voor de ontvoering en de moord op Franse burgers waaronder de non Leonie Duquet. Adolfo Scilingo, een vroegere Argentijnse marineofficier, werd op 19 april 2005 veroordeeld in Spanje tot 640 jaar gevangenis wegens misdaden tegen de mensheid. Eind 2005, tijdens het presidentschap van Néstor Kirchner werden de Ley de Punto Final en Ley de Obediencia Debida nietig verklaard door het congres maar personen de gratie hadden verkregen kunnen niet opnieuw voor dezelfde misdaden worden vervolgd. Sinds 2006 is 24 maart een vrije dag in vakantie in Argentinië, de Dag van Herinnering van Waarheid en Gerechtigheid.
In 2006, begonnen de eerste rechtszaken sinds de herroeping van de "Gratie Wetten". Miguel Etchecolatz, in de jaren '70 politieambtenaar, was de eerste die berecht werd voor onwettige detentie, marteling en moord. Verder hebben verscheidene voormalige Argentijnse arbeiders van Ford tegen het bedrijf een rechtszaak aangespannen wegens samenwerking van de plaatselijke managers met inlichtingendiensten in het arresteren van vakbondsmedewerkers op het bedrijfsterrein en marteling van hen.[27] Daimler Chrysler heeft in oktober 2002 aangekondigd om klachten van Amnestie over de ‘uitlevering’ 14 activisten aan de militairen door een externe organisatie te laten onderzoeken.[28]
Op 22 september 2009 werd in het Spaanse Valencia de Nederlands/Argentijnse piloot Julio P. gearresteerd. De piloot zou juist zijn allerlaatste vlucht voor zijn pensioen maken, een vlucht naar Amsterdam. Omdat P. ook de Nederlandse nationaliteit heeft en Nederland geen eigen onderdanen aan Argentinië uitlevert moest de aanhouding in het buitenland plaatsvinden. Argentinië had enige jaren geleden reeds een internationaal aanhoudingsbevel uitgevaardigd.[29] Voortdurende controverses
In 2001 kwam Jorge Zorreguieta, een burger die tijdens het bewind van Videla Onderminister van Landbouw was, in de schijnwerpers te staan toen zijn dochter Máxima zich verloofde met kroonprins Willem Alexander. De implicaties van zijn mogelijke verbinding met de Nederlandse Koninklijke Familie, en zijn mogelijke aanwezigheid bij een koninklijk huwelijk waren in Nederland voor verscheidene maanden het onderwerp van debat. Zorreguieta beweerde dat hij als burger zich niet bewust was van de ‘Verdwijningen’. In opdracht van het Nederlandse kabinet deed professor Baud onderzoek naar de rol van Zorreguieta. Hoewel persoonlijke betrokkenheid bij verdwijningen niet werd aangetoond, concludeerde Baud dat het zeer onwaarschijnlijk was dat Zorreguieta niet op de hoogte van de misdrijven was.[30] Hierop verbood de Nederlandse regering Zorreguieta het huwelijk bij te wonen. Noten
↑; a b La Nación, 19 September 2006. Condenaron a Etchecolatz a reclusión perpetua. ↑; L'ancienne présidente Argentine Isabel Peron arrêtée à Madrid, à la demande de Buenos Aires, Le Monde, 13 january 2007 ↑; a b c d e f Argenpress, 10 April 2006. Represión en Argentina y memoria larga. ↑; ARGENTINE MILITARY BELIEVED U.S. GAVE GO-AHEAD FOR DIRTY WAR, National Security Archive Electronic Briefing Book No. 73 - Part II, CIA classified documents released in 2002. ↑; Law 23492 (Ley de Punto Final). ↑; Julio Strassera's prosecution in 1985 tijdens Berechting van de Junta (Juicio a las Juntas Militares). ↑; Desaparecidos.org, documents of the Trial of the Juntas. El Estado de necesidad. ↑; Hugo Moreno, Le désastre argentin. Péronisme, politique et violence sociale (1930-2001), Editions Syllepses, Paris, 2005, p.109 ↑; Spanish: el commando general del Ejército procederá a ejecutar todas las operaciones militares que sean necesarias a efectos de neutralizar o aniquilar el accionar de los elementos subversivos que actúan en la provincia de Tucumán ↑; Decree No. 261/75. NuncaMas.org, Decretos de aniquilamiento. ↑; Decree No. 2770/75. NuncaMas.org, Decretos de aniquilamiento. ↑; Decree No. 2771/75. NuncaMas.org, Decretos de aniquilamiento. ↑; Decree No. 2772/75. NuncaMas.org, Decretos de aniquilamiento. ↑; a b Automotores Orletti el taller asesino del Cóndor, Juventud Rebelde, 3 januari 2006 (mirrored on El Correo.eu.org ↑; Marie-Monique Robin, 2004. Escadrons de la mort, l'école française. 453 pages. La Découverte ISBN 2-7071-4163-1; Spanish transl., 2005: Los Escuadrones De La Muerte/ the Death Squadron, de Marie-Monique Robin. 539 pages. Sudamericana. ISBN 950-07-2684-X ↑; Martín Almada, "Paraguay: The Forgotten Prison, the Exiled Country" ↑; Stella Calloni. Los Archivos del Horror del Operativo Cóndor. freely available on Equipo Nizkor's website, here ↑; Visit by Guillermo Novo Sampol to Chile in 1976, 1 and 2, on the National Security Archive website ↑; Terra Actualidad, 18 maart 2006. Ramón Camps: el peor de todos. ↑; Ex represor asume su responsabilidad por abusos en la dictadura argentina, La Jornada, 2 februari 2007 ↑; The Victims: Abducted, Tortured, Vanished (list of victims) ↑; Argentine Military Believed USA Gave Go-ahead for Dirty War, National Security Archive Electronic Briefing Book No. 73 - Part II, CIA classified documents released in 2002 ↑; a b c Argentine - eskadrons de la mort : l’école française, interview with Marie-Monique Robin published by RISAL, 22 oktober 2004, verkrijgbaar in Frans en Spaans (“Los métodos de Argel se aplicaron aquí”, Página/12, 13 oktober 2004 ↑; Torture : l’école française, Marie-Monique Robin, interview first published by Rouge, september 2005 ↑; Astiz llevó sus chicanas a los tribunales, Página/12, 25 januari 2007 ↑; The Victims: Abducted, Tortured, Vanished ↑; Ford sued over Argentine abuses, BBC News, 24 februari 2006 ↑; Argentina checks Ford's 'military ties', BBC News, 6 november 2002 ↑; Transport Online website over arrestatie Julio P., bezocht 27 september 2009 ↑; MENSENRECHTEN: Zorreguieta vs.Mensenrechten maart 2001
Categorieën:
Geschiedenis van Argentinië Schending van de mensenrechten
Vuile Oorlog (Mexico)
De Vuile Oorlog (Spaans: Guerra Sucia) is de benaming voor de repressie die in Mexico plaatsvond in de jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw. De Vuile Oorlog was op haar hoogtepunt onder de presidentschappen van Gustavo Díaz Ordaz (1964-1970), Luis Echeverría (1970-1976) en José López Portillo (1976-1982). Inhoud
1 Achtergrond 2 Vuile Oorlog 3 Berechting 4 Zie ook 5 Verwijzingen
Achtergrond
Mexico, hoewel formeel een democratie, was in die tijd feitelijk een eenpartijstaat waarin de Institutioneel Revolutionaire Partij (PRI) alleen symbolische oppositie toeliet. De Vuile Oorlog bestond uit de strijd tegen voornamelijk linkse politieke tegenstanders van de Mexicaanse regering, met name in de hoofdstad en in het zuiden van het land, en dan in het bijzonder in de deelstaat Guerrero. De Vuile Oorlog betrof zowel acties van de geheime diensten tegen individuen als het openbaar inzetten van het leger tegen gewapende groeperingen. De meeste van de acties gingen buiten de rechtsstaat om, en waren dan ook illegaal.
Vergeleken met rest van Latijns-Amerika was de situatie opvallend omdat in Mexico in de jaren '60 en '70 als een van de weinige landen geen militaire dictatuur aan de macht greep, en Mexico continu bestuurd werd door een burgerregering. Hoewel het leger wel betrokken was bij de mensenrechtenschendingen, heeft zij in tegenstelling tot andere Latijns-Amerikaanse landen nooit een leidende rol vervuld in de repressie. Vuile Oorlog
Vaak wordt 1968 gezien als begin van de Vuile Oorlog. In dat jaar vonden de Olympische Spelen plaats in Mexico-Stad, wat demonstrerende studenten wilden aangrijpen om de aandacht te vestigen op het ondemocratische karakter van Mexico. President Gustavo Díaz Ordaz wilde echter niet dat Mexico voor de hele wereld te kijk stond en gaf de opdracht de demonstraties hardhandig de kop in te drukken, wat eindigde met het Bloedbad van Tlatelolco van 2 oktober 1968 waarbij 250 demonstranten gedood werden. De Mexicaanse regering deed het af als een door studenten geprovoceerd incident, en gaf bovendien een veel te laag dodenaantal, zodat de internationale aandacht voor dit bloedbad snel wegebde en de Olympische Spelen gewoon door konden gaan. Dit betekende echter geenszins het einde van de moeilijkheden. Een tweede bloedbad vond plaats op 10 juli 1971. Bij een nieuwe demonstratie werden opnieuw tientallen studenten gedood door 'de Valken', een geheime politie-eenheid die was opgericht door president Luis Echeverría, en dit bloedbad stond dan ook bekend als de 'valkenaanval'.
De politieke polarisering van de studenten na 1968, armoede op het platteland en het onverzoenlijke optreden van de PRI vormden nog altijd een vruchtbare voedingsbodem voor het conflict. De repressie kenmerkte zich door het oppakken, martelen en vermoorden van de slachtoffers. Linkse rebellen reageerden met overvallen op leger, politie en politici. Vooral in de deelstaat Guerrero, waar Lucio Cabañas en Genaro Vázquez actief waren, was de Vuile Oorlog fel. Om de problemen te pareren verplaatste Echeverría een vijfde van het Mexicaanse leger naar Guerrero en liet verschillende dorpen bestoken met napalm. Ook werden er gevangenissen ingericht die in een in 2006 uitgelekt rapport als 'concentratiekampen' zijn beschreven. De legendarische guerrillero Lucio Cabañas verzamelde in Guerrero veel steun voor zijn 'Partij van de Armen', en wist onder andere de schoonvader van Echeverría te gijzelen. In 1974 kwam Cabañas om bij een actie waarbij het leger de door hem gegijzelde senator Figueroa bevrijdde.
De mensenrechtenschendingen gingen gedurende de hele termijn van José López Portillo door. Pas tijdens de 'morele renovatie' in de jaren '80 kwam er een einde aan de grootschaligste effecten. 1982, het jaar waarin verschillende socialistische en communistische oppositiepartijen werden gelegaliseerd, wordt wel als einde gezien, hoewel het in zekere zin tot vandaag de dag voortzet. Berechting
Het heeft decennialang geduurd voordat berechting van de daders een bespreekbaar onderwerp werd. Pas in 1998, toen voor het eerst een oppositiekandidaat burgemeester van Mexico-Stad was, vond er voor het eerst een herdenking plaats voor de slachtoffers van Tlatelolco. Toen in 2000 de PRI eindelijk verslagen werd en Vicente Fox van de Nationale Actiepartij (PAN) president werd, rees eindelijk de hoop dat de misdaden berecht zouden kunnen worden. Fox' benoemde Ignacio Carrillo Prieto als speciaal aanklager die zich bezig zou moeten houden met de vervolging van de daders.
Tot zover is van berechting nog geen sprake geweest. Carrillo's pogingen hebben nog tot geen enkele veroordeling geleid. Verschillende factoren hebben hiertoe geleid. Ten eerste is een deel van de daders, waaronder Díaz Ordaz en López Portillo, simpelweg al overleden. Verder heeft Carrillo niet de juridische mogelijkheden effectief gekregen te kunnen werden. Nadat een rechter besliste dat (in tegenstelling tot wat de Verenigde Naties voorschrijven) mensenrechtenschendingen wel degelijk kunnen verjaren, is de kans dat de daders nog berecht zullen worden grotendeels verkeken. Bovendien heeft de PRI nog altijd een sterke positie, als partij in het politiek centrum geldt dat de PAN de steun van de PRI nodig heeft om iets gedaan te krijgen, waardoor het de PRI niet al te zeer tot vijand kan maken. Carrillo en zijn medewerkers zouden in 2006 een rapport publiceren aangaande de Vuile Oorlog. Nadat hij van regeringswege de opdracht kreeg zijn rapport te 'zuiveren' (zo moest onder andere het woord 'concentratiekamp' verdwijnen) besloten ze de officiële publicatie van het rapport niet af te zwakken, en hun versie uit te lekken naar het National Security Archive, een Amerikaanse instelling die probeert zo veel mogelijk archiefmateriaal openbaar te maken. Uit dit rapport bleek onder andere dat het leger een grotere rol speelde dan voorheen gedacht, en dat de Vuile Oorlog hoogstwaarschijnlijk al onder Adolfo López Mateos (1958-1964) was begonnen. [1]
De laatste tijd heeft de aandacht zich vooral gericht op de vervolging van Luis Echeverría, die in een juridisch steekspel verkeerde. De aanklager had gepoogd Echeverría te berechten voor genocide (dat niet kan verjaren) met als argument dat Echeverría geprobeerd zou hebben studenten uit te roeien. Nadat de rechter oordeelde dat er niet genoeg bewijs was dat Echeverría zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan genocide, lijkt de hoop op zijn berechting verdwenen. Zie ook
Mensenrechten in Mexico Vuile Oorlog (Argentinië)
Verwijzingen
↑; National Security Archive: "Report documents 18 years `Dirty War` in Mexico"
Categorieën:
Geschiedenis van Mexico (1929-2000) Schending van de mensenrechten
....
Home
.
.
|