HOME       OPROEPEN      ARCHIEF       CONTACT      LINKS               

 

 

Geloven in verkeerde goden


Het utopische virus dat eind jaren '70 in een nieuwe gedaante de kop opstak, besmette na de val van de Muur het liberalisme. Dat had weinig meer te duchten van zijn ideologische tegenhanger, greep zijn kans en wilde slagen als de grote broer van het communisme. Zonder het te beseffen nam het dezelfde gesloten denkwijze over.


door
Ron Kretzschmar


'Liberalisme is helder water', beweert Frits Bolkestein in zijn nieuwste boek Intellectuele Verleiding, gerecenseerd in de Volskrant. 'De intellectuele bedenksels zijn buisjes vloeistoffen met vieze kleuren' [een verwijzing naar het marxisme, socialisme, nationaal-socialisme en andere ismen -RK] 'de één nog giftiger dan de andere'.

Bolkestein behandelt de invloed van intellectuelen op de politiek waarvoor hij de Verlichting als vertrekpunt neemt: van Jean-Jacques Rousseau en zijn ideeën over de onbedorven natuur en de gunstige invloed daarvan op de moraal, via de wil tot macht van Friedrich Nietzsche tot aan de intellectuelen in de 20e eeuw, die net als hun voorgangers minachting kennen voor de 'kleinburger met zijn spulletjes en zijn geknipte rozenstruik'. Met desastreuze gevolgen, betoogt Bolkestein, wanneer 'gevaarlijke ideeën' de kans krijgen in de politiek.

De recensent merkt op dat Bolkestein niet ziet dat het bezongen liberalisme waar hij zijn politieke leven op baseert, de laatste paar decennia een afslag nam die sterk afwijkt van de ideeën ten tijde van de Verlichting. Een afwijking die zo principieel is dat het een tegenspraak vormt met het oorspronkelijke uitgangspunt: eigenbelang ten dienste van wederzijds belang, en met respect en empathie.

Vertrouwen in elkaar betekent vertrouwen in de samenleving. Zonder vertrouwen kan een samenleving niet bestaan. Zoals de founding father Adam Smith dat ooit bedoeld heeft. Een spiegelbeeld van de huidige gedaante van het liberalisme: eigenbelang ten koste van anderen is niet alleen goed maar vooral noodzakelijk. Dan alleen kan de goede samenleving ontstaan. Een visie die overheden dwong om financiële steun te verlenen aan banken en bedrijfsleven zodat zij konden overleven. Zodat de samenleving kon overleven.

Toen de wereldeconomie bijna tot stilstand kwam, werd duidelijk dat het liberalisme zich bevond in het troebele water van de utopie. Ongemerkt was het klassieke liberalisme van weleer overgegaan in neoliberalisme en lijkt ironisch genoeg 'de staat' het doel bereikt te hebben waartegen het zich afzette: het utopisch communisme.

Neoliberale utopie

Filosoof Hans Achterhuis bekent in zijn boek De utopie van de vrije markt dat hij, hoewel gespecialiseerd in het fenomeen van heilsverwachtingen, het neoliberalisme niet als utopie herkende. In de al eeuwen bestaande familie van utopieën is het absolute eigenbelang dat het propageert namelijk uitzondering.

Wanneer ontstond de utopie? Het verlangen te verblijven in een beter oord dan waar men zich bevond, ontstond door de 'toenemende sociale ongelijkheid die de opkomende kapitalistische samenleving met zich meebrengt' (Achterhuis 2010, p. 161) en: 'Deze nieuwe mythe komt dan in de plaats van de religieuze mythe die het paradijs in het verleden projecteerde of het Duizendjarig Rijk in de toekomst [waarvan men] een goddelijke ingreep verwachtte' (Achterhuis 1998, p. 106). Moderne politieke religies als het trotskisme, socialisme, nazisme en communisme hadden zonder de christelijke mythe niet bestaan: 'De neergang van het christendom en de opkomst van het revolutionair utopisme hangen samen' (John Gray 2007, p. 46).

De moeder aller utopieën, Utopia van Thomas More, is de eerste in het genre. Het gaat over een samenleving waarin werken niet of nauwelijks voorkomt en 'zijn hebzucht en begeerte verdwenen en is het geld afgeschaft' waardoor egoïsme en jaloezie ook geen kans krijgen. Utopia, waar later menig politiek idee op is gebaseerd, kan men een protest noemen tegen het kapitalisme. In de 15e eeuw woonden de meeste mensen nog op het platteland en maakten al eeuwen gebruik van gemeenschappelijke weidegrond, de meent, waarmee ze voorzagen in hun levensonderhoud. Een systeem dat perfect werkte. Tot de feodale heren zich de gronden begonnen toe te eigenen, waarna er een onzekere tijd van extreme armoede ontstond, honger met als gevolg misdaad waar duizenden executies uit volgden.

Wanneer kunnen we een (politieke) opvatting als utopie beschouwen? Kenmerken zijn de ideeën over de maakbaarheid van de samenleving. Na een totale breuk met het verleden kan pas de nieuwe (harmonieuze) samenleving ontstaan. Verwezenlijkte utopieën zijn echter uitgelopen op een fiasco. Denk hierbij aan de 'gesloten' samenlevingen van de 20e eeuw, zoals Nazi-Duitsland, de DDR, de Sovjet-Unie, communistisch China, Noord-Korea en Cuba. Dit type samenlevingen kunnen zich niet handhaven zonder geweld en repressie om het immer morrende volk onder de duim te houden vanwege de armoede, meestal ontstaan door de gevolgen van de planeconomie, in combinatie met een gebrek aan democratie. Uiteindelijk zijn de meeste van deze maatschappijvormen tot ondergang gedoemd.

Het neoliberalisme lijkt door een nuchtere zakelijke kijk daar niet aan te voldoen en is met haar uitgangspunten van eigen belang en geld tegengesteld aan de grote familie van utopieën. Het vertoont echter wel de kenmerken door het geloof van een totale breuk met het verleden, bijvoorbeeld door afbraak van sociale zekerheden en het privatiseren van nutsdiensten dat in veel gevallen meer een doel op zich lijkt te zijn geworden, dan gebaseerd op rationele argumenten. Dit gaat samen met de maakbaarheid van de samenleving door eenzijdig de nadruk te leggen op het geloof in de vrije mark, koste wat het kost.

Toch wordt het neoliberalisme niet als utopie ervaren. Vooral niet door de eigen schare supporters, op een enkele na. Door de desastreuze gevolgen van de kredietcrisis voerden VVD'er Frits Bolkestein en historicus Frank Ankersmit, eveneens een prominent lid van de partij, een discussie over het verband tussen het liberalisme en de crisis. Ankersmit heeft met de VVD gebroken omdat die met haar neoliberale politiek de klassieke liberale waarden heeft verloochend. Bolkestein antwoordde daarop dat hij 'als liberaal geen idee had van wat het neoliberalisme in onderscheid met het klassieke liberalisme wel zou kunnen inhouden' (Achterhuis 2010, p. 32).

Dictatuur van markteconomen

Voor een aansprekende toekomstvisie zijn ideeën nodig. Die ideeën komen, in welke mate Bolkestein ze dan wel niet mag minachten, van intellectuelen. Dat is ook het geval met het neoliberalisme. Eén van de aartsvaders is Friedrich August Hayek, Oostenrijks econoom en politiek filosoof, in 1974 winnaar van de Nobelprijs voor Economie. Hayek is de inspirator die 'het neoliberalisme zijn maatschappelijke en filosofische gezicht heeft gegeven' (Achterhuis 2010, p. 221).

Aanvankelijk gecharmeerd door de ideeën van Adam Smith en de conservatieve ideeën van Edmund Burke, oftewel de wens naar een stabiele samenleving als gevolg van spontane economische groei op de lange termijn dat zekerheid en vertrouwen geeft, maakt Hayek een filosofische zwenking en streeft naar 'grote veranderingen'. 'Alle obstakels voor vrije [economische] groei', wil hij 'volledig wegvagen', zodat 'de zelfregulerende krachten van de markt' een nieuwe en betere maatschappij kunnen creëren (idem, p. 223). 'De neoliberale revolutie', zoals Cathérine Audard in haar geschiedenis van het liberalisme schrijft, was geboren (idem, p. 88).

Een andere winnaar van de Nobelprijs voor de Economie in 1976, een ideologisch medestander van Hayek, is de Amerikaanse econoom Milton Friedman. Evenals Hayek stelt Friedman in zijn filosofische beschouwingen de verhouding tussen markt en staat voor als de tegenstelling tussen vrijheid en slavernij. Wanneer het economische recept van de tot dan toe succesvolle tegenhanger John Maynard Keynes na de oorlog is uitgewerkt – hij legt de nadruk op de vraagkant van de economie waarbij de overheid moet investeren om herstel te stimuleren - krijgt Friedman als adviseur van de Amerikaanse president Reagan en de Britse premier Thatcher de kans om zijn economische theorie van de ultieme vrije markt uit te proberen. Econoom Alan Greenspan, een paar jaar later voorzitter van de Amerikaanse Federale Bank, spreekt van 'de bevrijding van de markt' (idem, p. 231) .

Deze drie denkers interpreteren het liberalisme op zodanige wijze – hun ideeën zullen rigoureus doorgevoerd worden - dat het weinig meer te maken had met de ideeën van Adam Smith, hun intellectuele held (idem, p. 177). Want in het klassieke liberalisme van Smith staat de individuele mens centraal, dat is een tegenspraak met de gedachte van de maakbaarheid van het neoliberalisme (idem, p. 29). Het zullen de decennia worden van de markteconomen.

Friedman, naar wie een markteconomische school is genoemd, heeft met zijn fabelachtige wiskundige talent de economische wetenschap 'geïmmuniseerd' met rekenmodellen die bescherming moeten bieden tegen 'maatschappelijke en politieke bemoeienis' (idem, p. 232). Wanneer men tegenstribbelt wordt het wetenschappelijke verantwoord model getoond om het onontkoombare van een economisch gegeven te benadrukken. 'U ziet het immers zelf!' Doordat men meestal onder de indruk van de wiskundige modellen afdruipt, creëren die hun eigen werkelijkheid. De almacht van de modellen toont echter ook aan hoe de politiek en economische wetenschap onlosmakelijk verstrengeld zijn geraakt.

Het argument van de onomstotelijke waarheid der rekenmodellen kan men ook geregeld in ons land aanschouwen. Een discussie in het televisieprogramma Buitenhof van mei 2010 tussen hoogleraar marktwerking Baarsma, directeur van Economisch Onderzoek gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam, en een politicus kan als voorbeeld dienen. De hoogleraar was uitgenodigd om het verkiezingsprogramma tegen het licht te houden.

De discussie spitste zich toe op het afschaffen van de ontslagbescherming en het minimumloon waar de partij niet aan wil tornen. De fractievoorzitter hield vast aan zijn principe en na enkele minuten verwees de hoogleraar naar een rekenmodel van het Centraal Planbureau om de onontkoombaarheid van de maatregel te benadrukken: 'Het kan nu eenmaal niet anders, zo vinden ze ook een plekje op de arbeidsmarkt' ('ze' zijn laaggeschoolde werknemers met een inkomen op het minimum). Over het afschaffen van het minimumloon en de ontslagbescherming zijn al veel onderzoeken uitgevoerd. Of de maatregelen effect zullen hebben? Op kleinere schaal worden die al jaren toegepast en blijken weinig effect te hebben op het werkloosheidscijfer op de lange termijn.

Dit fenomeen van de absolute waarheid van het rekenmodel is wat voormalig minister van Financiën Wouter Bos in 2010 in zijn Den Uyl-lezing 'de paradox van de economen' noemt (idem, p. 234). Het begrippenapparaat en dus de wiskundige modellen van 80 procent van de economen in ons land, van zowel linkse als rechtse huize, zijn eenzijdig afgesteld op het absoluut vertrouwen in het zelfregulerend mechanisme van de vrije markt.

Utopische tweeling

Behoort de hoogleraar met het idee dat de sociale zekerheden van kwetsbare groepen de markt blokkeren niet tot de 'economen die (bewust of onbewust) door een neoliberale bril kijken', zoals Wouter Bos beweert? Kunnen economen niet anders dan wat de modellen hen influisteren? Is het niet juist het probleem dat zekerheden gemakkelijk ingewisseld worden voor meer (onderbetaalde arbeids-)markt ten nadele van het vertrouwen?

Maar eerst, wat betekent het woord 'vertrouwen' precies? Het Groot Woordenboek der Nederlandse taal Van Daele zegt over het lemma vertrouwen: 'rekenen op' en 'het bouwen op'. Een omschrijving die haaks staat op het moderne credo 'eigen verantwoordelijkheid' en 'eigen belang'. Want wanneer vertrouwen niet mogelijk is, is een relatie tussen twee mensen bijvoorbeeld gedoemd te mislukken. Dat geldt evenzeer voor een samenleving: vertrouwen is als het cement, wanneer dat ontbreekt zal het bouwsel niet lang overeind staan.

Wanneer een willekeurige econoom een vraag wordt gesteld over het onderwerp van minder zekerheid en meer markt, antwoordt deze meestal als politicus: 'Wij worden gedwongen door de globalisering', een uitspraak die lijkt op het uitgangspunt van het marxisme: 'mensen zijn het product van de omstandigheden'. Men heeft geen mogelijkheid tot keuze, alles is reeds voorbeschikt. Een negatieve logica die leidt tot het opportunisme waar de financiële wereld in opgesloten raakte. Men moet snel reageren op de 'bewegingen van de markt', wat bonusgedrag in de hand werkt en op zijn beurt leidt tot korte termijn denken en scoren, met crisis als gevolg die weer leidt tot een neerwaartse spiraal van het vertrouwen.

De bonuscultuur wordt met hetzelfde excuus in stand gehouden: Wij moeten wel, anders verdwijnt het toptalent naar de concurrent. Aan de zijlijn luid aangemoedigd door de 'harde' economische wetenschap en haar geloof in de markt. Tot voor kort. Esther-Mirjam Sent, hoogleraar economie en lid van de Eerste Kamer, beweert echter (zoals meer van haar collega's hun specialisme door andere bril zijn gaan bekijken) dat economen onderschat hebben hoezeer de economie gestuurd wordt door emotie: 'Dat [over de economische problemen, RK] moet je nooit aan een econoom vragen, wat er gaat gebeuren. Volgens Laurence Peter, bekend van het Peter Principle, is een econoom een expert die morgen weet waarom de voorspelling die hij gisteren heeft gedaan, vandaag niet is uitgekomen' (de Volkskrant, 3 september 2011).

Economie heeft dus meer te maken met psychologie, beweren de experts, en hoort, om schadelijke gewoonten af te leren, op dit moment thuis op de divan van de therapeut. Welke gewoonten zijn dat en hoe zijn die ontstaan? Wat als eerste afgeleerd zou moeten worden is de overtuiging in het onontkoombare van berekeningen tot ver in de toekomst. De geschiedenis kan ons hierover leren: 'In weerwil van zijn aanspraken op wetenschappelijke rationaliteit is het neoliberalisme geworteld in een teleologische interpretatie van de geschiedenis met een voorbeschikte bestemming […] en vertoont sterke verwantschap met het marxisme' (John Gray 2007, p.111).

Economisch determineren van het leven, oftewel het creëren van een eigen werkelijkheid, kan men zien als de neoliberale variant van het historisch materialisme van Karl Marx. In de communistische geschiedbeschouwing ligt de toekomst eveneens vast in natuurkundige ontwikkelingswetten waar men volgens de leer niet om heen kan.

Het communisme, dat streefde naar een klasseloze maatschappij en gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen, zou na de onvermijdelijke historische eindstrijd zegevieren, hetgeen werd bekroond met de dictatuur van het proletariaat. Kenmerken die overeenkomen met het neoliberalisme zijn de genoemde maakbaarheid van de samenleving voorafgegaan door een breuk: obstakels voor vrije groei moeten uit de weg worden geruimd zodat zelfregulerende krachten kunnen leiden tot de ultieme bevrijding van de markt.

Weliswaar een theoretisch spiegelbeeld van elkaar, dat zijn tweelingen wel vaker, maar qua toon is er overeenkomst met een passage in het Manifest van de Communistische Partij, in 1847 geschreven door Marx en Friedrich Engels: proletariërs hebben niets dan ketenen te verliezen. Zij hebben wel een wereld te winnen. Proletariërs aller landen, verenigt u!

Dit sluimerende utopische virus dat eind jaren '70 in een nieuwe gedaante weer de kop opstak, besmette na de val van de Muur het liberalisme. Dat had weinig meer te duchten van zijn ideologische tegenhanger, greep zijn kans en wilde slagen als de grote broer van het communisme. Zonder te beseffen nam het dezelfde gesloten denkwijze over.

Wantrouwen versus vertrouwen

Hoe is het eigenlijk gesteld met ons algehele gevoel en vertrouwen als belangrijke basis van het (economische) leven? In het Westen leven we in luxe en moeten we niet klagen, vindt de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) na verschillende onderzoeken naar de moraal. Samen te vatten als: Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht (dat tevens accent legt op 'eigen verantwoordelijkheid' en 'eigen belang').

Ten dele heeft de directeur gelijk, we leven in grote voorspoed en lijken onszelf problemen aan te praten. We zeuren. Wel is het zo dat de neoliberale revolutie die de wereld in een financiële crisis dompelde, vervolgd wordt met een verdere afbraak van de sociale zekerheid en nog meer markt creëert. Met de verklaring dat dit niet anders kan, we leven immers ver boven onze stand.

Veroorzaakt dat geen onzekerheid? Onzekerheid die een werkelijkheid kan creëren die we niet wensen? Kunnen zich onder die zeurende ongemakken die de onderzoekers van het SCP vaststellen geen grotere problemen verbergen? Wordt door de respondenten een onhanteerbare grote angst niet (onbewust) geprojecteerd op het dagelijks leven vermomd als klein chagrijn, onbereikbaar voor de onderzoeksvragen omdat die daar niet direct naar vragen?

Een tegengestelde uitkomst van recent onderzoek over hetzelfde onderwerp naar de moraal van de Universiteit van Tilburg geeft namelijk als verklaring voor dit verschil: 'We [oftewel het SCP] meten niet de juiste zaken.' Want afbraak van de sociale zekerheden gaat voor een grote groep hoe dan ook ten koste van het vertrouwen in de toekomst, voor een samenleving van levensbelang.

De klassieke economen van de Verlichting begrepen dat goed: het wispelturige marktprincipe kan gebrek aan vertrouwen veroorzaken. Sterker: 'De klassieke economen hadden zelf ernstige twijfel over de marktsamenleving die ze om zich heen zagen ontstaan' (John Gray 2007, p. 124). Adam Smith besefte dat beter dan de moderne exegeten van zijn ideeën die met hem op de loop gingen: 'Zoals hedendaagse fundamentalisten kwamen ze uit bij een moderne parodie op de klassieke economie, die volgens Gray even weinig met Adam Smith te maken had als de fundamentalistische christelijke kerken met het traditionele christendom' (Achterhuis 2010, p. 10).

Het valt dan ook op dat men nu nog geregeld zonder blikken of blozen teruggrijpt op het werk van Adam Smith om er in plaats van te leren diens ideeën uit zijn verband haalt: de uitvergroting van de 'onzichtbare hand', als panacee voor de moderne tijd. Met deze metafoor, elke invloed van de overheid is uit den boze, schrijft men hem namelijk iets toe dat hij nooit bedoeld heeft. In zijn lijvige werk De welvaart der volkeren komt de bewuste metafoor waar men graag naar verwijst slechts eenmaal voor: 'Daarbij wordt hij [de ondernemer -RK] geleid door een onzichtbare hand die een doel nastreeft dat hem ontgaat. […] Door eigenbelang na te streven, bevordert men het belang van de samenleving (idem, p.179).

Het is deze passage die men in onze tijd al te letterlijk opvat en van toepassing brengt op het totale leven van de mens, hem bijvoorbeeld reduceert tot klant of consument in zorg, in plaats van de onzichtbare hand te zien van het dagelijks spel op de handelsmarkt. Vanaf (her)ontdekking van dit idee, maar dan uit zijn context gehaald, zullen de problemen in het beloofde land verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Het ironische, of liever gezegd het wrange, is dat Adam Smith een belangrijke rol voor de overheid zag op het gebied van het onderwijs (Offermans 2000, p. 422-447), goede rechtspraak, publieke dienstverlening en instituties (Achterhuis 2010, p. 180). Toen in zijn tijd vanwege risicovol beleid een Schotse bank omviel, besefte hij de gevaren van de financiële sector en het gebrek aan verantwoordelijkheid die zij kunnen hebben naar de samenleving toe. Adam Smith pleitte daarom voor een streng toezicht op de banken (idem, p. 181).


Literatuur:


Achterhuis, H (1998). De erfenis van de utopie. Lemniscaat;

Achterhuis, H (2010).
De utopie van de vrije markt. Ambo;
Buitenhof (2010).
De toekomst van Europa;
Gray, J (2007).
Zwarte mis. Apocalyptische religie en de moderne utopieën.Ambo;
Offermans, C (2000).
Het licht der rede. De Verlichting in brieven, essays en verhalen. Contact.



Meer achtergrond

 

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Geef je mening:

Moon - January 21, 2012 - 02:05 pm
It's good to see smeoone thinking it through.


jan moerman - January 01, 2012 - 07:38 pm
Ten onrechte wordt Adam Smith vooral gezien als "de" geestelijk vader van de ideologie van het liberalisme, waarbij dan keer op keer, uittentreure zelfs, wordt verwezen naar zijn economisch werk ("An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations"), waaruit dan een aanbeveling voor het nastreven van eigenbelang zou doorklinken, en ook alsof dat zelfs een soort dwingend voorschrift zou zijn voor een goed mens of een "echte" liberaal, hetgeen echter een karikatuur is.

Wie ook kennis neemt van het andere werk van Adam Smith en dan met vooral zijn moraalfilosofisch werk en dan met name de versies die hij schreef van zijn "The Theory of Moral Sentiments" krijgt een genuanceerder en veel socialer beeld van de Schotse denker. Dan blijkt ook dat hetgeen hij schrijft over dat nastreven van eigenbelang in elk geval geen dwingend voorschrift is.


Maarten - January 01, 2012 - 01:25 pm
Economie is geen wetenschap. Een econoom is een gokverslaafde die denkt dat zijn systeem onfeilbaar is. En als zodanig de eigen verslaving ontkent.

Als je kanker hebt, word je volgepompt met buisjes vloeistof met vieze kleuren. Het is vooralsnog je enige kans. Weliswaar niet op genezing, hooguit om het terug te dringen.




Home


 

.

.