![]() |
Ravagedigitaal
17 april 2011dd![]() ![]() |
|||||||
|
Jatwerk in de muziekbusiness
A.
Dat bijna iedereen ze na luttele tonen herkent? Allemaal correcte antwoorden, maar vooral D) is een interessant en onderbelicht fenomeen. Al deze songs zijn in meer of mindere mate domweg gerecyclede versies van eerdere nummers of fragmenten daarvan. Van veel componisten is bekend wie hun voorbeelden en inspiratiebronnen zijn en door welke trends en roots ze zijn beïnvloed. Daar is ook niks mis mee, maar soms (vaker dan je zou denken) is de grens tussen beïnvloeding en plagiaat wel heel erg vaag. De meest recente editie van Arnold Rypens’ naslagwerk The Originals legt de vinger zeer veelvuldig op dit soort zere plekken. De eerste editie
Arnold Rypens (1952) houdt zich al een half mensenleven geobsedeerd bezig met dat grijze gebied tussen origineel en cover. Het begon met het radioprogramma Domino The Originals, voor het eerst op de BRT Omroep Brabant te horen in 1982. Elke plaat die hierin gedraaid werd, had een of ander raakpunt met de vorige en de volgende. Dat kon hem zitten in overeenkomstige uitvoerenden, componisten, thematiek, titels, of andere opvallende gelijkenissen tussen ogenschijnlijk niet verwante nummers. Op zich al een fascinerende formule, want er zijn uiteraard vele van die kruisreferenties mogelijk, maar deze ketting vormde steeds meer een nadrukkelijke zoektocht naar bronnen van songs. Originelen dus, die niemand kent, maar die wel ooit de ingrediënten aandroegen voor wat later in een andere samenstelling bekende nummers zouden worden. Soms ging het om nieuwe coverversies van obscure songs uit het verleden, maar ook om nummers waarbij de makers op een handige manier op de loop gingen en goede sier maakten met elementen of fragmenten van liedjes die al bestonden en daar vaak groot succes en dito inkomsten mee oogstten, en dat meestal zonder enige bronvermelding.
Na vijf jaar Domino over de radio verscheen de eerste The Originals op papier. Toen was het eigenlijk nog niet veel meer dan een gealfabetiseerde playlist van alle gedraaide muziek, maar al doorbladerend viel je daar toch ook al van de ene verbazing in de andere. Het bevatte rond de 2000 titels en bewees in ieder geval al afdoende dat origineel in de betekenis van 'vernieuwend' in de popmuziek nog niet zo makkelijk was. De zoektocht naar de bronnen van de popmuziek heeft Rypens sindsdien niet meer losgelaten. Hij reisde de wereld rond, sprak met verzamelaars en archivarissen als Joel Whitburn en Alan Lomax en struinde door tal van bibliotheken, audiotheken, musea, folk-, country-, blues-, en soularchieven en groef steeds dieper naar de wortels van pop en rock, een genre dat in de loop van de jaren was getransformeerd van een bedenkelijk margeverschijnsel tot een gigantische miljardenindustrie. Indrukwekkend monster Als resultaat van al die research verschenen dan ook in de loop van de jaren steeds nieuwe en dikkere edities van het boek dat tot een zelfstandig naslagwerk evolueerde. Los van het radioprogramma, dat overigens dus ook al bijna dertig jaar bestaat en via Omroep West-Vlaanderen en Studio Brussel bij de (Nederlands-) Limburgse Radio L1 is terechtgekomen waar Arnold Rypens het nog steeds wekelijks presenteert i.s.m. Hubert van Hoof (ook te volgen via internet). Verder bestaat er sinds 2000 een speciale website waarop alle mogelijke verbanden tussen songs snel zijn na te zoeken. Maar waarop bijvoorbeeld ook kan worden ingetekend op de fysieke reizen naar de bronnen van de muziek die Rypens bij voldoende belangstelling regelmatig organiseert en begeleidt.
Nu is dus editie 5 van The Originals verschenen, waarlijk een indrukwekkend monster, groter en dikker dan ooit: 600 pagina's à 3 kolommen kleine druk die bijna 12.000 songtitels bevatten, elke titel met uitgebreide toelichtingen en verwijzingen. Zelfs de afbeeldingen die in voorgaande edities nog wel voorkwamen hebben nu plaats moeten maken voor nóg meer informatie (pure content!). Een globale schatting levert een aantal namen van bands en artiesten op van tegen de 90.000! Reden dat men er voor het eerst van heeft afgezien een naamregister op te nemen. Die functie is nu ondergebracht op voornoemde website, een stap die in het boek uitgebreid wordt gemotiveerd en die zuiver getalsmatig gezien ook wel begrijpelijk is. Desondanks zou een (desnoods separaat aan te schaffen) papieren naamregister een welkome aanvulling blijven. Dat dat van het formaat telefoonboek zou zijn lijkt me minder bezwaarlijk dan het geswitch tussen boek en beeldscherm. Dit is ook de eerste editie van The Originals die behoudens een voorwoord geheel in het Engels is. Ofschoon er ook heel wat Nederlands en Vlaams materiaal in wordt behandeld, lijkt dit een goede keus: het is zonde dat tot dusver een standaardwerk als dit aan anders dan Nederlandstaligen werd onthouden. Voorbeelden van jatwerk Terugkomend op de aanhef van dit stuk een paar voorbeelden uit de inhoud.
Hotel California Hotel California van de Eagles (1976) is een soort remake van We Used To Know van Jethro Tull uit 1969. Dezelfde akkoorden, dezelfde melodie. The Eagles werden door Ian Anderson, de componist zeer terecht maar tevergeefs daaropaangesproken. Stairway To Heaven, Led Zeppelin (1971), en dan met name het intro is onder meer terug te voeren op Taurus, een instrumentaal nummer uit 1968 van de Amerikaanse band Spirit. Trouwens het hele oeuvre van Led Zeppelin is doordrenkt van folk- en blueselementen die verder gaan dan louter beïnvloeding. Child In Time, Deep Purple (1970), is een regelrechte kopie van een compositie uit 1962, Bombay Calling, op de plaat gezet door It's A Beautiful Day in 1969. De oorspronkelijke auteur, Vince Wallace, hoorde pas veel later van dit plagiaat maar had niet eens genoeg geld om te gaan procederen. Intussen hadden Ritchie Blackmore en de zijnen hun schaapjes al zeer op het droge. A Whiter Shade Of Pale, overbekend van de symfonische Procol Harum uit 1966 gaat wel heel ver terug: dit thema is afkomstig van J.S.Bach himself uit 1717 (!): Air For The G-string. Opdringerig Hammondorgel eroverheen, rare tekst erbij verzonnen en kassa! Venus van Shocking Blue uit 1969. Het meest bonte van dit rijtje maakte onze nationale trots het wel met hun wereldwijde nummer 1 hit. Venus is van voor tot achter gestolen van The Banjo Song van zes jaar eerder door de Amerikaanse folkband The Big Three (waarin naast componist Tim Rose ook Cass Elliott zat voordat ze bij de Mama's & Papa's ging zingen). Rose maakte een eigen bewerking op de aloude tekst Oh Susanna (banjo on my knee) en Robbie van Leeuwen heeft dat hele instrumentale arrangement inclusief de achtergrondkoortjes domweg overgenomen en er zijn naam onder gezet. Het is nog altijd een raadsel hoe hij daar zonder enig proces mee is weggekomen. Tim Rose en Cass Elliott zijn al lang dood en van Leeuwen is binnen.
Luister naar de voorbeelden om te horen hoe ver dat plagiaat soms ongestraft kan gaan en slaak menig 'Nou, jaaa zeg…!'. George Harrison werd voor zijn My Sweet Lord voor veel minder wél op de bon geslingerd. Misschien moet er behalve het naamregister nog een tweede bijlage bij dit onvolprezen werk verschijnen: een cd-box met de originals van de Top 100 aller tijden. Want al bladerend en lezend door dit boek ontdek je dat het beg, steal or borrow-principe meer regel dan uitzondering is en het wordt alleen maar erger: sinds de uitvinding van het samplen is er met name in de dance- en DJ-departments gretig gebruik gemaakt van wat al bestond. DJ's zijn immers per definitie hergebruikers van door anderen vervaardigd materiaal. Met als enige troost voor de originals dat er inmiddels juridisch betere bescherming is dan voorheen. Keuken met doorgeefluikjes Natuurlijk gaat niet het hele boek over bewust of onbewust jatwerk maar legt het voornamelijk bloot dat de hele (pop)muziek eigenlijk bestaat uit een enorme keuken met talloze doorgeefluikjes en dat er zelden iets echt nieuws onder de zon is. Het is een permanent in beweging zijnde kunstvorm waarin ingrediënten in verschillende combinaties door elkaar worden gemixed zodat er alleen ogenschijnlijk iets nieuws ontstaat. Eigenlijk niet eens zo verschillend van beeldende kunst, film of literatuur. Een product dat zich volkomen onttrekt aan referenties is doorgaans onverkoopbaar, het publiek heeft het blijkbaar nodig om zich ergens aan vast te kunnen houden. The Originals is een uitbundig naslagwerk, maar het beste is om het gewoon maar van A1 On The Jukebox tot Zydeco De Carrière door te lezen (doseer dat dan wel tot een tiental pagina's per keer). Het leest als een adembenemende én huiveringwekkende historie van de naoorlogse popmuziek, waarbij de bronnen niet alleen teruggaan tot het begin van de opgenomen muziek maar ook vaak tot voorbeelden uit de klassieke en overgeleverde folkloristische wereldmuziek leiden.
Hulde op alle fronten dus voor Arnold Rypens, hoewel hij en zijn levenswerk ook zelf niet ontkomen aan gewetenloze leentjebuurs. 'Popprofessoren' en andere 'deskundigen' die, hun eigen glorie terwille, op tv, in boeken en zelfs in het theater zonder bronvermelding op de loop gaan met deze verzamelde schatkist. Maar dat had hij blijkbaar al voorzien. Het spitsvondige voorwoord eindigt met 'Dit is de maatstaf. Hier is naar uitgekeken, van muziekamateur tot professional. Eindelijk een feit in handen. Ik zou dat voorlopig maar even stil houden.' Een leuke en bescheiden sneer waarmee ik het echter volkomen oneens ben: Iedereen die ook maar een beetje meer dan gemiddeld in popmuziek en pophistorie is geïnteresseerd móet dit boek kopen, lezen, aan anderen doorvertellen en mag het nimmer meer uit het oog verliezen. Zodat u voortaan noch door muzikanten noch door popprofessoren ooit meer knollen voor citroenen zullen worden verkocht.
auteur: Arnold Rypens uitvoering: Paperback, Engelstalig uitgeverij: EPO, Berchem, België isbn: 978-90-9025683-2 prijs: € 30
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - -
Vlora - May 30, 2011 - 12:50 pm WOLFY - May 27, 2011 - 11:56 am mammeloe() - April 20, 2011 - 08:44 am Drupglid - April 17, 2011 - 07:57 pm Hans Langbroek - April 17, 2011 - 05:43 pm Drupglid - April 17, 2011 - 02:58 pm rbn - April 17, 2011 - 02:41 pm .
|
|