Ravagedigitaal 22 februari 2011ddPrint deze pagina | |||||||||||
|
âIf you got ears, you gotta listenâ
Don Glen Vliet, alias Don Van Vliet, alias Captain Beefheart overleed 17 december jl. Zijn muzikale carriĂšre duurde slechts een jaar of vijftien, maar heeft voor een nalatenschap gezorgd die de wereld nog lang zal heugen. Tevens was het een enigmatisch figuur die geen gelegenheid onbenut liet om allerlei mystificaties en halve waarheden rond zichzelf te ventileren waardoor het niet meevalt om de echte Van Vliet goed te leren kennen. Desondanks een poging tot een korte biografie en enkele verwijzingen naar anderen die dat eerder geprobeerd hebben.  âI was born in the desertâŠâ Meteen bij deze eerste regel van het openingsnummer van de debuut-LP begint de onduidelijkheid al: Glendale, waar hij op 14 januari 1941 werd geboren, is allesbehalve gelegen in de woestijn maar aan de noordrand van Los Angeles. Maar het is al een stuk geloofwaardiger dan een lezing van Van Vliet zelf: ooit beweerde hij dat hij en zijn band van Mars kwamen. Al vroeg bleek de kleine Don een creatief baasje. Op zijn derde schilderde en beeldhouwde hij volop en op zijn negende won hij er zelfs een prijs mee. Toen hij in aanraking kwam met de zwarte Amerikaanse blues en jazz verlegde zijn aandacht zich naar de muziek. Inmiddels was hij met zijn ouders verhuisd naar de wat noordelijker gelegen provinciestad Lancaster, aan de rand van de Mojave woestijn, een landschap dat grote invloed zou hebben op zowel zijn muzikale als beeldende werk.
Samen met enkele lokale geestverwanten (waaronder ene Frank Zappa) werd daar intensief naar muziek geluisterd en ontstonden de eerste rockbandjes, uiteindelijk uitmondend in Captain Beefheart and the Magic Band. Zijn artiestennaam was ontleend aan de titel van een wild en nooit uitgevoerd filmplan dat hij ooit samen met Zappa had ontwikkeld: âCaptain Beefheart versus the Grunt Peopleâ. School was aan de rusteloze geest van Van Vliet niet besteed. Vandaar dat hij in diverse ambachten terecht kwam. Het verhaal gaat dat hij bij een van die jobs als huis-aan-huisverkoper Aldous Huxley een stofzuiger heeft aangesmeerd. Platenlabel A&M liet de kersverse groep onder productionele leiding van David Gates (de latere zoetgevooisde zanger van Bread) een viertal nummers opnemen. Het leidde tot een nog sterk blues beĂŻnvloed plaatje, maar nadat Captain Beefheart met zijn Magic Band (met in de gelederen de zeventienjarige Ry Cooder) in 1967 een contract loskreeg bij Buddah Records, werd het menens en ontstond er al gauw een volstrekt eigen geluid, ergens tussen blues en psychedelica in. Het was een sterk debuut en de plaat werd in cultkringen bejubeld, maar daarbuiten nauwelijks opgemerkt. In 1969 zocht Beefheart opnieuw contact met zijn oude schoolvriend Frank Zappa, die inmiddels met zijn Mothers Of Invention wereldwijd naam had gemaakt en ten behoeve van een grotere artistieke onafhankelijkheid zijn eigen Straight platenlabel had opgericht. Zappa bood Beefheart de gelegenheid om een nieuw album uit te brengen, waarbij deze zich niet hoefde te conformeren aan de vele eisen waaraan een commerciĂ«le maatschappij hem onderwierp.
De Captain sloot zijn band op in een huis ergens in de heuvels van Los Angeles en drilde hen daar tot het naspelen van stukken die hij naar eigen zeggen in een sessie van acht uur op de piano, die hij overigens niet beheerste, had gecomponeerd. Het bleek een schier onmogelijke klus voor de musici om te realiseren. Want de Captain, weliswaar gezegend met een onbegrensd en indrukwekkend stemgeluid, was verder volkomen a-muzikaal. Bij gebrek aan het gebruikelijke muzikale jargon gaf hij als toelichting bij zijn rudimentaire pianospel slechts cryptische aanwijzingen aan zijn band. Daarnaast was er sprake van overvloedig drugsgebruik, weinig eten, geen verwarming, erbarmelijke leefomstandigheden, en veel stress die vaak ontaardde in het nodige fysieke en mentale geweld. Ziedaar de ingrediĂ«nten die uiteindelijk leidden tot een van de meest bewierookte maar ook verafschuwde producten van de late jaren â60 dat inmiddels is uitgegroeid tot een volstrekt autonoom standaardwerk: âTrout Mask Replicaâ. Een dubbelalbum, waarop negen maanden lang soms tot 16 uur per dag door de muzikanten werd gezwoegd en dat uiteindelijk door Zappa in 4 uur werd opgenomen. Hij maakte er een opzettelijk primitief geproduceerd soort field recording van. Het epos bevat dan 28 songs die de een gillend gek deed weglopen terwijl de ander met open mond achteroverviel van verbazing en bewondering. Tot op de dag van vandaag is er moeilijk een album aan te wijzen dat zo compromisloos en wars is. Het is een onbeschrijflijke mix van rauwe deltablues, free jazz, stonede humor en ongrijpbare polyritmische structuren van drum en bas. Op het eerste oor onsamenhangende maar bij nadere beschouwing o zo zorgvuldig geconstrueerde gitaarpartijen die zich via het linker en rechter kanaal een weg banen naar het hoofd van de luisteraar. Om er nooit meer uit te vertrekken. âIâm not really here, I just stick around for my friendsâ Hierna was er voor de Captain, zijn band en zijn publiek geen tussenweg meer mogelijk: absolute bewondering of ultieme aversie. Na Trout Mask Replica volgden nog enkele zeer goede, dus weinig succesvolle albums, waarna Van Vliet halverwege de jaren â70 - gedwongen door armoede, juridische conflicten en op geld beluste managers - in een creatieve dip terecht kwam. Zijn bandleden liepen teleurgesteld en berooid collectief weg en met wat later door het leven zou gaan als de âTragic Bandâ leverde hij enkele voor zijn doen âcommerciĂ«leâ, teleurstellende platen af. Wat hem in die periode zelfs een keer in Van Oekelâs Discohoek (âde wereldberoemde Kapitein Biefstuk!â) deed belanden.
Begin jaren â80 kwam er een heropleving: er volgde nog een drietal sublieme albums met een grotendeels vernieuwde band, alvorens de Captain zijn pet in 1982 voorgoed aan de reling hing, weer Don Van Vliet werd en zich volledig aan de schilderkunst ging wijden. Inmiddels had hij de woestijn verruild voor de oceaan. Tot aan zijn dood woonde hij met zijn vrouw Jan in het 300 inwoners tellende plaatsje Trinidad aan de Noord-Californische pacifische kust. Hij vond dat zelf geen isolement, integendeel, hij beweerde juist meer deel uit te maken van de wereld dan ooit tevoren. Af en toe hoorde hij er een walvis: âThey sing and I play horn to them.â Die laatste 25 jaar is er nauwelijks meer iets van hem vernomen, behalve de korte film âSome Yo Yo Stuffâ die Anton Corbijn in 1994 maakte, een paar exposities en een enkel telefonisch interview. Te mooi om achterwege te laten is zijn antwoord aan Bono Vox die hem gedurende die periode benaderde met het verzoek een album van U2 te produceren: âDear Bongo. No.â âA band of non-musicians who are painting artistsâ Omstreden als des Captains muzikale oeuvre is, vriend en vijand zijn het erover eens dat hier sprake is van een volkomen autonoom, oorspronkelijk en ongepolijst genie waarbij vergelijkingen met andere in hun tijd onbegrepen geesten als Strawinsky of Schönberg niet worden geschuwd. Naast zijn ongeĂ«venaarde zangpartijen speelde hij een verdienstelijk stukje bluesharmonica. Maar juist het ontbreken van theoretische muziekkennis is achteraf essentieel gebleken om ongehinderd en impulsief zijn ideeĂ«n te kunnen verwezenlijken via de deskundigheid van anderen.
Op het podium mocht hij zelf ook graag een potje improvisatie wegtoeteren op zijn sopraansax, zulks tot groot ongenoegen van zijn musici, die naderhand zijn saxspel afdeden als âkrachtige luchtverplaatsing.â Het instrument dat hij echter het meest perfect beheerste, waren zijn muzikanten. Hij maakte hen als het ware tot zijn eigendom, onder andere door ze andere namen te geven en geheel ondergeschikt te maken aan zijn eigen plannen. Op alle platen staat als componist vrijwel alleen âVan Vlietâ genoemd en tot grote ergernis van de hardwerkende musici stak hij ook de, zij het schamele, opbrengsten in eigen zak. De tekstuele kant van zijn werk houdt zich veelvuldig bezig met dieren, landschappen en milieu. Hoewel die wel van eigen hand waren, nam hij vaak niet eens de moeite die te noteren maar ze aan een van zijn bandleden te dicteren. Tientallen mensen hebben in de loop der tijd deel uitgemaakt van de Magic Band. Zonder uitzondering sublieme musici, die het onder dat dwingende en dictatoriale beleid van Van Vliet klaarspeelden om hun ego volledig aan te kant te zetten en alle kennis, energie en technische virtuositeit te investeren ten faveure van een volledig nieuwe soort van samenspel, klank en compositie. Van Vliet was een grillig, onvoorspelbaar en moeilijk tevreden te stellen bandleider, hetgeen wel blijkt uit de vele personeelswisselingen en soms afgrijselijke verhalen die over die samenwerking de ronde doen. Hoe het allemaal zover heeft kunnen komen blijft onduidelijk, maar Van Vlietâs overdonderende persoonlijkheid heeft geleid tot verhoudingen die het best zijn te omschrijven als een soort van vrijwillige slavernij. âA squid-eating doe in a polyethylene bag is fast and bulbous. Got me?â Er is over Captain Beefheart heel wat afgeschreven, al is het nooit gekomen tot een werk waaraan hijzelf zijn medewerking heeft verleend (met uitzondering dus van de Anton Corbijn-film). Het laatst verschenen boek over met name die woelige beginjaren is het halverwege 2010 verschenen âCaptain Beefheart Through The Eyes Of Magicâ door drummer John âDrumboâ French. French is met tussenpozen van 1965 tot 1980 lid van The Magic Band geweest, maar wie had gehoopt om met terugwerkende kracht een objectieve blik te kunnen werpen in het repetitielokaal of in het hoofd van de Captain, komt bedrogen uit. Het is een uit 864 dichtbedrukte paginaâs bestaand zurig relaas geworden, waarin French voornamelijk schreeuwt om eigen erkenning. Die hij natuurlijk bij de kenners al lang had: zonder hem was een groot deel van het Beefheartrepertoire er nooit gekomen en het is met name aan zijn geduld, incasseringsvermogen en muziektheoretische kennis te danken dat hij de wilde ideeĂ«n van Van Vliet muzikaal kon vertalen, noteren en uitleggen aan de andere groepsleden. Tot tweemaal toe is French, zijn werkgever in alle toonaarden verwensend, depressief en overspannen weggelopen om toch steeds weer met hangende pootjes terug te keren. Dan moet je achteraf niet zeuren, zou je zeggen. Maar na het doorzwoegen van het boek (âs mans schrijfstijl is aanzienlijk minder virtuoos dan zijn drummen) heb je niet het idee veel meer te weten gekomen te zijn dan dat French zich miskend, misbruikt, verongelijkt en niet op de laatste plaats, financieel tekort gedaan voelt. Captain Beefheart vervult slechts een bijrolletje in wat het ultieme werk had kunnen worden. Hoewel French er postuum iets bedachtzamer op terugkomt: op de Beefheart.com-website publiceerde hij een sympathiek en respectvol eerbetoon aan zijn overleden plaaggeest. Voor een wat genuanceerder verhaal van binnenuit de groep is het in 1998 verschenen âLunar Notesâ van Bill Harkleroad, annex gitarist Zoot Horn Rollo, zeer lees- en genietbaar. Harkleroad is ook met slaande ruzie vertrokken (en in tegenstelling tot John French nooit meer teruggekomen) maar geeft een veel genuanceerder beeld over zijn periode bij de Magic Band, de omgang met de Captain en hoe de muziek tot stand kwam. Ook hierin klinkt de nodige frustratie door, maar hij maakt je meer deelgenoot van de uitdaging en de liefde voor muziek en experiment. En ondanks alles, zijn grenzenloze bewondering voor Don Van Vliet, die zonder zijn muzikanten nooit had kunnen bereiken wat hem voor ogen stond. Toch stelt Harkleroad zich uiterst bescheiden op. Hij is zich tegelijkertijd zeer bewust van het feit dat al die Magic Band-leden zonder de aanwezigheid van de Captain op eigen houtje de middelmaat nooit zouden zijn ontstegen. Het meest objectieve werk over leven en werk van de Captain en zijn bemanning is de prima, ofschoon ook niet-geautoriseerde biografie âCaptain Beefheartâ uit 2000 door journalist Mike Barnes. Hij heeft met vele betrokkenen gesproken, een uitputtende studie gemaakt van eerder verschenen interviews, publicaties en natuurlijk teksten en muziek en dat alles samengevoegd tot een zeer leesbare en aanbevelenswaardige journalistieke biografie. âThe stars are matter. Weâre matter. But it doesnât matterâ In zijn schilderwerk was hij aanzienlijk behoudender en conventioneler dan in zijn muzikale oeuvre. Misschien wel daardoor leverde dit hem zowel artistiek als materieel veel meer erkenning op. Zijn werken moeten tegenwoordig vele tienduizenden dollars opbrengen. Hij werd vertegenwoordigd door de Michael Werner Galerie, waar hij zich mocht scharen tussen gerenommeerde kunstenaars als Penck, Baselitz en Immendorf. Het schilderen en tekenen is hij naast en zelfs tijdens de muziek blijven doen. Er is een duidelijk verband tussen zijn muzikale en beeldende expressie. Ook in zijn schilderijen is het de natuur die een hoofdrol speelt, terwijl hij in zijn teksten vaak eerder beelden en kleuren oproept dan dat er een verhaal verteld wordt.
Menig werk van hem siert de platenhoezen en ook tijdens liveoptredens stond hij vaak te tekenen om tussen de nummers door zijn schetsen aan het publiek te tonen. Tot in zijn laatste video, de door hemzelf geregisseerde âIce Cream For Crowâ uit 1982 toe. Tijdens de uitvoering van dit zinderende nummer in een woestijnlandschap wordt een mini-expositie van zijn werk in de woestijn getoond. Waarna hij zeer symbolisch een gordijntje dichttrekt, zodat slechts zijn silhouet achterblijft. Hij had het advies van mensen uit de kunstwereld opgevolgd, die vertelden dat zijn beeldend werk minder serieus genomen zou worden als hij daarnaast popmusicus bleef. Vandaar dat hem de rigoureuze overstap van podium naar atelier gemakkelijk afging. Totdat multiple sclerose hem ook vanaf 1995 het schilderen onmogelijk maakte, tot een rolstoel veroordeelde. Complicaties leidden tot zijn dood, een maand voor hij 70 zou worden. âIâm doing a non-hypnotic music, to break up the catatonic stateâ De belangrijkste functie van Captain Beefheartâs werk is gelegen in de absolute vrijheid ervan. Hij maakte duidelijk dat conventies in muziek alleen maar theoretische wetmatigheden zijn waaraan de meesten zich klakkeloos houden zonder de mogelijkheden te onderzoeken tot auditieve creativiteit buiten de gebaande paden. Muziek maken, volgens zijn eigen zeggen âlike a cricket grating its legs together.â Tientallen artiesten uit verleden en heden noemen hem steevast als belangrijkste bron voor hun eigen werk. Veel punkbands zagen hem als groot voorbeeld en in nummers van John Lydon (Public Image Limited), Mark E. Smith (The Fall) en David Thomas (Pere Ubu) is die bewondering vaak en overduidelijk te horen. Maar ook bands als Talking Heads, Nirvana, Red Hot Chili Peppers of The Pixies zouden heel anders (of helemaal niet) geklonken hebben zonder de invloed van Captain Beefheart. Artiesten als Tom Waits of P.J.Harvey noemen hem zeer nadrukkelijk als inspiratiebron en het is ook bekend dat ze regelmatig contact hadden met Van Vliet nadat hij was gestopt met muziek. In recentere jaren wordt hij genoemd als lichtend voorbeeld door Jack White (White Stripes etc.), Franz Ferdinand en Beck. En ofschoon het meeste werk van hun aanzienlijk conventioneler klinkt dan de producten van hun meester, klinkt de rauwe ongepolijstheid en de compositorische dwarsheid van Van Vliet duidelijk door in veel van hun werk. Er zijn in de loop der jaren diverse tribute-albums uitgebracht, platen waarop andere artiesten pogingen ondernemen om originele Beefheartnummers te coveren, meestal met teleurstellend resultaat. Oud-leden van The Magic Band hebben later in diverse bezettingen ook nog pogingen gewaagd tot reĂŒnie-optredens. En ofschoon die weliswaar technisch gesproken nog het dichtst in de buurt kwamen van het origineel (hoe kan het ook anders!) is de bevlogenheid en de kracht van de oude meester in die uitvoeringen ver te zoeken. Captain Beefheart heeft een invloedrijk maar absoluut onreproduceerbaar oeuvre achtergelaten.
Het Oor-Encyclopedie-citaat waarmee dit artikel begint (opgeschreven toen de Captain nog muzikaal actief was) slaat dus de spijker op de kop. Iemand die ooit naar Beefheart heeft geluisterd (en dan met name de moeite heeft genomen om âTrout Mask Replicaâ tot zich toe te laten) is een ander mens geworden. Het is niet mogelijk er niets van te vinden. Het gaat het ene oor in en het andere nooit meer uit. Dat kan een levenslange Beefhaat ten gevolge hebben maar met een beetje moeite en onbevooroordeeldheid wacht een waardevolle beloning. Het werkt als die stereo-afbeeldingen die een paar jaar geleden populair waren. Met een beetje geconcentreerd turen en volhouden kreeg je er ineens een extra dimensie bij. Zo ongeveer werkt het bij luisteren naar Beefheartmuziek: na gedane arbeid krijg je er een extra luisterdimensie bij die je levenslang niet meer loslaat. Of, zoals Captain Beefheart het Bill Harkleroad een keer toebeet toen deze na een uit de hand gelopen repetitieruzie weer eens de band dreigde te verlaten: âYou will NEVER get away from this, it will ALWAYS be with you!â Waarop Harkleroad in zijn boek, 25 jaar later, reageerde: âYou know what⊠he was right!â
--
Beefheart: Through The Eyes Of Magic,
John French (Proper Music Publishing Limited, London, 2010, ISBN 978-0-9561212-1-9)
mammeloe - February 28, 2011 - 03:16 pm Banksy - February 24, 2011 - 11:55 am .
|
|