![]() |
Ravagedigitaal
4 december 2010, Print
deze pagina ![]() |
||
|
Jackson is onder meer directeur van de universitaire onderzoeksgroep Resolve en was een drijvende kracht achter het werkprogramma over welvaart van de Britse staatscommissie voor duurzame ontwikkeling, dat in 2007 werd gelanceerd en inmiddels een schat aan materiaal heeft opgeleverd. Jacksons boek is dan ook grotendeels op dat materiaal gebaseerd. Welvaart en groeiHij begint met een analyse van de kernbegrippen welvaart en groei. Jackson valt met de deur in huis - het eerste hoofdstuk heet niet voor niets 'De verloren welvaart' – door onze welvaart te bestempelen als 'het grootste dilemma van onze tijd: het verzoenen van onze zucht naar een goed leven met de beperkingen van een eindige planeet' (p. 18). Vervolgens zet hij twee taboes tegenover elkaar: voor de gevestigde orde van de economen het idee van welvaart zonder groei en voor de ecoloog het idee van een voortdurend doorgroeiende economie. Om dan het hoofdstuk te beëindigen met de vaststelling dat de mythe van de groei ons heeft bedrogen en met de definitie van welvaart als 'ons vermogen om ons als mens te kunnen ontplooien'. Wie mocht denken dat het hier gaat om een superacademisch verhaal op een veel te hoog abstractieniveau krijgt in het tweede hoofdstuk meteen antwoord met een down-to-earth intermezzo over de huidige crisis en de typering dat van het begin af aan groei ten koste van alles de enige zaak is waarover niet kon en kan worden onderhandeld (p. 34). Met de kanttekening dat de moderne economie bij uitstek gegrondvest is in het 'groeigebod' en dat de liberalisering van de financiële sector daar een logisch gevolg van is geweest. In Jacksons analyse staat de stelling centraal dat welvaart opnieuw gedefinieerd zou moeten worden. Met name de sociale en de psychologische dimensie verdienen meer aandacht, als we willen loskomen van de gangbare vernauwing van welvaart tot een bepaald niveau van materiële consumptie. Wat dat betreft valt Jackson terug op Amartya Sen, die in zijn beroemde The living standard (1984) onderscheid maakte tussen overvloed, nut en ontplooiingsmogelijkheden. Dit laatste begrip komt in de analyse en de rest van het boek telkens weer terug, maar dan niet zo zeer met de nadruk op vrijheid (the sky is the limit) als wel op de reëel bestaande beperkingen, waaronder in het bijzonder het eindige karakter van de ecologische hulpbronnen en de omvang van de wereldbevolking. OntkoppelingJackson rekent grondig af met wat in economenjargon ontkoppeling wordt genoemd, althans voor zover daarvan wordt gedacht dat ze vanzelf ecologische doelen haalbaar maakt. Ontkoppeling slaat op de aanpassing van productieprocessen met het uitdrukkelijke doel de grondstoffendruk te verminderen. In algemene zin is en blijft dat nodig, maar Jackson legt haarfijn uit hoe men zich voor de gek houdt door daar wonderen van te verwachten. Een kwestie van goed rekenen, laat hij zien (pp. 83-88). Hiermee zet hij, indirect, ook het idee op losse schroeven dat de techniek ons wel zal redden. Wanneer de auteur het over onze consumptiemaatschappij heeft, haalt hij alles uit de kast. De kritiek en creativiteit van bijna een halve eeuw activisme, van provo's en flower power tot anti-globalisten en downshifters, komen weer tot leven. Alsof de wetenschap al die mensen, na lang wikken en wegen, alsnog wil bevestigen in hun gelijk en wil voorzien van nieuwe munitie. Wie weinig tijd heeft of opziet tegen taaie kost, doet er dan ook goed aan te beginnen met hoofdstuk zes (De 'ijzeren kooi' van het consumentisme), met de informatieve noten die daarbij horen. Maar de wetenschap zou geen wetenschap zijn, als ze zou blijven stilstaan bij alles wat activisten en andere voorlopers tot nu toe hebben losgemaakt. Ondanks zijn waardering voor mensen die als individu of in groepsverband tegen de stroom in roeien, is Jackson zich maar al te bewust van het marginale en vaak tijdelijke karakter van hun inspanningen. Hij mikt daarom vooral op de structurele veranderingen, die op grote schaal een uitweg bieden uit het eerder geschetste dilemma. Zo hanteert hij bijvoorbeeld het woord Assepoestereconomie, als de aanduiding van sociale of ecologische ondernemingen die mensen persoonlijke voldoening schenken, maar die in het grotere geheel niet of nauwelijks meetellen. Zwakke plekkenJackson zoekt uitdrukkelijk naar de zwakke plekken in de bestaande macro-economie, als even zovele aanknopingspunten voor fundamentele en blijvende verandering. Een voorbeeld hiervan is wat hij het arbeidsproductiviteitfetisjisme noemt, dat wil zeggen de wijd verbreide en zeer invloedrijke gedachte dat de inzet van arbeid altijd en overal geminimaliseerd moet worden. Dergelijke gedachten, die vaak gebaseerd zijn op vooroordelen en veronderstellingen, moeten volgens hem worden herzien om de weg vrij te maken voor een nieuwe macro-economie. In een aparte bijlage schetst hij zelfs een simulatiemodel, waarmee je de relatie tussen economie en de eisen van duurzaamheid zou moeten kunnen testen. (Een hapklare brok voor de fijnproever.) Het hele tweede deel van het boek gaat over bestaand en wenselijk of noodzakelijk beleid. Zo komt de Green New Deal aan bod, waarmee sinds het begin van de crisis op internationaal niveau nogal wordt geschermd. Typerend voor Jacksons benadering is in dit geval dat hij het concept wikt en weegt en bladzijden lang zoekt naar de goede kanten, om tenslotte toch de conclusie te trekken dat hij het uitgangspunt, terugkeer naar een toestand van groeiende consumptie, niet kan delen. Beleid betekent voor de auteur overigens niet alleen economisch beleid. Dat blijkt bijvoorbeeld in hoofdstuk 9 over zelfontplooiing, waar hij 'sociale recessie' aan de orde stelt. Verschijnselen die onder die vlag zijn onderzocht, zoals de uitholling van de geografische gemeenschap, wijzen erop dat mensen zich door groei niet beter gaan ontplooien (p.145 e.v.). Deze lijn wordt doorgetrokken in het volgende hoofdstuk over welvaartsbeleid. Zoals het in het begin van de crisis vrijwel onomstreden was dat de overheid moest ingrijpen om de financiële sector te redden. Zo staat voor Jackson als een paal boven water dat de overheid de beslissingen moet nemen, wanneer de vraag zich aandient hoe je het consumentisme kunt en moet aanpakken. De auteur citeert in dit verband instemmend de uitspraak van evolutiebioloog Dawkins dat 'duurzaamheid er bij ons gewoonweg van nature niet in zit' (p.163). Tegelijkertijd realiseert hij zich dat de overheid zelf gevangen zit in het dilemma van de groei. Vandaar bijvoorbeeld de 'perverse stimuli' (p.161) die ze afgeeft ten gunste van het materialistisch individualisme. Des te meer dringt zich de noodzaak op van een nieuwe macro-economie, waarin de stabiliteit van de economie niet langer afhankelijk wordt gemaakt van groei van de consumptie. AanbevelingenIn de laatste twee hoofdstukken – 'De transitie naar een duurzame economie' en 'Een blijvende welvaart' - komt Jackson met een groot aantal, vaak uiteenlopende, aanbevelingen. In het algemeen hebben die betrekking op ofwel het vaststellen van de grenzen (bijvoorbeeld grondstoffen- en emissieplafonds en fiscale hervorming) ofwel aanpassing van het economisch model (bijvoorbeeld vorm geven aan een ecologische macro-economie en investeren in werkgelegenheid, activa en infrastructuur) ofwel verandering van de 'sociale logica' (bijvoorbeeld arbeidstijdverkorting en - verdeling en de versterking van het sociaal kapitaal). Jacksons perspectief van een blijvende welvaart is enerzijds gebaseerd op de overtuiging dat 'de strategie van zelfmisleiding zijn grenzen heeft bereikt' (p. 185), anderzijds en op het inzicht dat we als mensen onze sociale wereld scheppen en herscheppen (p. 186) en dus ook in staat zijn de welvaart opnieuw van de grond af aan op te bouwen. Een sterke kant van het boek is dat het de economie als wetenschap opnieuw integreert in de samenleving, op gelijke voet en in samenspel met andere wetenschappen waaronder met name de filosofie, psychologie en sociologie. Heel wat economen zijn nog niet zo ver, maar Jackson laat duidelijk zien dat de crisis van deze tijd vele gezichten heeft en dat de geijkte 'economische' oplossingen geen soelaas meer bieden, zeker niet op de langere termijn. Opvallend is wel de relatief zwakke component van de politiek in het boek. Een beroep op 'sterk leiderschap'(p. 168) of 'omslag in de politieke wil' (p. 183) is veel te gemakkelijk. Een nieuw sociaal contract tussen burgers en overheid (p. 169) klinkt al wat beter, maar veel verder komt de auteur niet en dat vermindert de kans dat het boek ook aanslaat in de kring van al die politici die met de handen in het haar zitten en een elektroshock best kunnen gebruiken. NederlandEigenlijk is het jammer dat de Nederlandse uitgever geen hoofdstuk heeft toegevoegd, waarin de inzichten van Jackson op ons land worden toegepast. Nederland, met zijn politieke leiders die zich het afgelopen jaar maanden lang met de grootste oogkleppen voor hebben gewijd aan de jacht op de macht, met een rattenvanger die zijn kleuterklasje niet eens in het gareel krijgt maar er wel met de buit vandoor gaat en een duurzaamheidskampioen die als de eerste de beste brugklasser hakkelt op tv na de vraag waaraan hij die eretitel te danken heeft… Als je je dit eenmaal realiseert dan krijg je toch sterk de indruk dat we het stadium van hier en daar een windmolenpark, vrolijk de wereld rondvliegen en bomen planten of wat minder vlees op ons bord nog lang niet zijn ontgroeid. Voorlopig blijven we een land van blinden, behalve wanneer we als slimme handelaar ergens wat kunnen verdienen. Wat was onze bijnaam ook al weer?
titel: Welvaart zonder groei - Economie voor een eindige planeet auteur: Tim Jackson uitgeverij: Van Arkel-Utrecht 2010 isbn: 978 90 6224 494 2 uitvoering: Paperback, 320 pg. prijs: €14,95
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - -
pimpernel - December 07, 2010 - 12:46 pm Irene Mol - December 07, 2010 - 09:07 am .
|
|