![]() |
Ravagedigitaal
21 oktober 2010, Print
deze pagina ![]() |
||
|
Linkse en sociaal georiënteerde kerkelijke organisaties, die al jaren actie voerden voor het geven van ontwikkelingshulp, accepteerden, zij het contre-coeur, deze situatie. Zo ontstond een fonds waarin commerciële belangen de hoofdrol en humanitaire belangen een ondergeschikte rol speelden. Kortom, ontwikkelingsbeleid met een januskop. LapmiddelDecember 1974 pleitte de net aangetreden Nederlandse ontwikkelingsminister Jan Pronk voor een beleid gericht op veranderingen op het gebied van handel, landbouw en buitenlandse politiek. "Als een dergelijk totaalbeleid niet mogelijk is", voegde hij daar aan toe, "moet je ook niet te veel nadruk leggen op ontwikkelingshulp, want in zo'n geval is hulp niet meer dan een lapmiddel voor de gevolgen van een internationaal economisch proces dat zelf ongewijzigd blijft." Desalniettemin heeft Pronk in zijn eerste regeerperiode (1973-1977) de hulp drastisch verhoogd tot het befaamde percentage van 0,7 procent. De kritiek van Pronk, gekoppeld aan zijn ijver de bijdrage aan de hulp te verhogen, geeft duidelijk het dilemma aan waar morele voorstanders van hulpverlening mee worstelen. Terwijl men zich terdege bewust is van de noodzaak tot internationale structurele veranderingen, hoopt men door het steunen van projecten de armoede iets te kunnen verminderen. Het beleid van Pronk leidde destijds tot felle debatten. In 1979 startte de vereniging wereldwinkels in Nederland in het kader van haar tienjarig bestaan de campagne 'Maak een Begin met Echte Ontwikkelingshulp'. Met die slogan gaven zij aan dat er nauwelijks sprake was van echte hulp maar dat een ander beleid wel degelijk mogelijk was. Met deze campagne namen de wereldwinkels afstand van Telegraafverhalen over verspilde miljoenen en Afrikaanse dictators die in gouden bedden sliepen. Tegelijkertijd werd afstand genomen van de zogeheten anti-imperialistische groepen die pleitten voor totale afschaffing van de hulp omdat deze huns inziens vooral gericht was op versterking van de westerse economische dominantie. Naast deze criticasters was er een andere groep die zich, nog los van de onrechtvaardige verdeling van economische groei, keerden tegen het, zoals zij dat noemden, opdringen van de westerse levensstijl. Welzijn en gelukIn het onlangs verschenen boek Ontwikkeling & Solidariteit van de Belgische sociaal wetenschapster en publiciste Francine Mestrum zie ik veel elementen van de hierboven beschreven politieke worsteling terug. Enerzijds erkent en herkent zij de mislukkingen die door neoliberale critici als Easterly, Moyo e.a. worden aangedragen. Anderzijds houdt zij in haar inleiding een hartstochtelijk pleidooi voor het blijven zoeken naar wegen die wel op een effectieve wijze kunnen bijdragen aan het beëindigen van de armoede en honger waarin nog steeds één en een kwart miljard mensen, een vijfde van de wereldbevolking, onder gebukt gaat. In vogelvlucht beschrijft Mestrum de plannen die vanaf begin jaren '60 door VN-organisaties, de Wereldbank en westerse landen gelanceerd werden. Achtereenvolgens het eerste en het tweede ontwikkelingsdecennium in de jaren '60 en '70 met daarin de beloofde 0,7 procent hulp, de Nieuwe Internationale Economische Orde van eind jaren '70, de structurele aanpassingen van de jaren '80, de empowerment benadering van de wereldbank in het jaar 2000, de millenniumdoelen, de conflictbenadering en de daaraan gekoppelde 'humanitaire interventies'. Vooruitlopend op de verwachte (gedeeltelijke) mislukking van de millenniumdoelstellingen constateert Mestrum reeds een nieuw vertoog. In dit vertoog worden vraagtekens gezet bij het louter nastreven van materiële doelstellingen en komen begrippen als 'welzijn en geluk' op de voorgrond te staan. Welzijn en geluk, zo vreest Mestrum, niet als een gevolg van groeiende welvaart voor iedereen, maar (voorlopig ?) in plaats daarvan. Hier botst zij, vergelijkbaar met de Nederlandse wereldwinkels dertig jaar geleden, op mensen die zich afkeren van modernisering en vanuit een romantisering van het verleden verlangen naar het in stand houden van of zelfs teruggaan naar de eenvoudige levenswijze van inheemse volkeren. Mestrum keert zich daar fel tegen. 'Arme mensen', zo betoogt zij, 'hebben meer welvaart nodig en voor hen zal ook meer economische groei en sociale bescherming nodig zijn.' Tot haar spijt stelt ze vast dat er hier sprake is van een 'objectieve alliantie van inheemse volken, ontwikkelingsdeskundigen, ecologen, groenen en neoliberale politici die de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking afzwakt en erg subjectief maakt'. ModerniseringIn het hoofdstuk 'Is ontwikkelingshulp wel wenselijk' gaat zij verder uitgebreid in op de voor- en nadelen van modernisering. Ze keert zich tegen rigide antimodernisten en nihilistische postmodernisten en houdt een pleidooi voor het naar eigen inzicht en voorkeur selectief gebruik maken van westerse technologie door volkeren in de derde wereld. In haar beschrijving van alle, hierboven genoemde, westerse ontwikkelingsstrategieën geeft Mestrum duidelijk aan dat al deze strategieën niet in eerste instantie uitgingen van het armoedeprobleem in de derde wereld maar van de problemen die ontstaan in de westerse wereld als gevolg van deze armoede. De voor het westen mogelijke nadelige gevolgen als sociale instabiliteit, problemen bij grondstofwinning, het ontstaan van een schuldencrisis, onvoldoende koopkracht voor westerse exportproducten en burgeroorlogen moesten voorkomen worden en liefst in de kiem gesmoord. In de slipstream van dit beleid wordt ook aandacht besteed aan het armoedeprobleem. Vanuit een liberale en later vanuit een neoliberale visie wordt keer op keer een strategie bedacht en uitgevoerd die het armoedeprobleem wil oplossen zonder dat westerse economische en politieke belangen daar hinder van ondervinden. Dit halfslachtige beleid, zo schrijft zij, komt ook tot uiting bij de gegeven economische adviezen van Wereldbank, IMF en de westerse wereld in het algemeen. Ontwikkelingslanden wordt geadviseerd en, indien ze een lening wensen, zelfs gedwongen hun grenzen te open te stellen voor investeringen en import, terwijl de westerse industrieën hun groei te danken hebben aan beschermende tariefmuren. Door het westen wordt bij derde wereldlanden aangedrongen tot het ontwikkelen van een parlementaire democratie, maar in alle kapitalistische landen ontstond algemeen kiesrecht pas nadat de industriële ontwikkeling gestabiliseerd was. Rijke wereld probleemOp zich is het hoopvol dat de armoede in derde wereldlanden in steeds sterkere mate een probleem vormt voor de rijke geïndustrialiseerde wereld. De economische en politieke noodzaak voor het westen om dit probleem op te lossen vormt tegelijkertijd een politieke kans voor regeringen en bevolkingsgroepen van arme landen. Regeringen en maatschappelijke organisaties in arme landen kunnen, gebruik makend van het 'rijke wereld probleem', een strategie volgen gericht op het binnen halen van concessies op het gebied van handel, grondstofprijzen, schulden, milieubeheer etc. De zelfbewuste en strijdvaardige houding van opkomende landen als China, Brazilië en India laten zien dat veranderingen mogelijk zijn. Op welke wijzen arme landen dan gebruik zouden kunnen maken van het 'rijke landen probleem, wordt in dit boek nog te weinig uitgewerkt. In het laatste hoofdstuk 'Naar een nieuwe solidariteit' staat een reeks zinvolle en vaak ook bekende voorstellen als wereldbelasting, de beroemde Tobin Tax, een wereldsolidariteitsfonds etc., maar het blijft een solidaire wensenlijst. 'Alle deze ideeën', zo schrijft Mestrum, 'staan allang op de agenda. Het zijn in hoofdzaak de rijke landen die ze tegenhouden. Om druk uit te oefenen op de regeringen moeten we eerst zelf in onze ideeën geloven. Vandaag is de tijd rijp. De crisis is een uitgelezen kans.' Een strategie om deze ideeën op korte of middellange tot werkelijkheid te maken, ontbreekt jammer genoeg. DebatMaar wellicht heeft het niet invullen van een strategie ook een doel. In een voorwoord doet een twintigtal bekende ontwikkelings- en solidariteitspublicisten uit België en Nederland een oproep om te komen tot een hernieuwd debat over ontwikkelingssamenwerking. Er is daarvoor ook een blog in het leven geroepen. Het boek van Francine Mestrum met daarin een overvloed van bekende en minder bekende feiten, haar analyses met daarin vragen, vraagtekens, mogelijke antwoorden, geconstateerde mislukkingen, gedateerde en gepasseerde strategieën alsmede nieuwe ideeën, utopieën, wensen en hoopvolle visies, lijkt mij daar uitstekend voor geschikt. De laatste zin van haar boek luidt: 'We hebben de morele plicht optimistisch te blijven en verder te werken aan verandering. Een andere wereld is wel degelijk nodig en mogelijk.' Daar kan ik me helemaal in vinden.
titel: Ontwikkeling & Solidariteit auteur: Francine Mestrum uitgeverij: EPO Berchem Belgie isbn: 978 90 6445 660 2 uitvoering: paperback, 264 blz prijs: € 20,50
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - -
WOLFY - March 20, 2011 - 07:26 am pimpernel - October 25, 2010 - 10:36 am .
|
|