
Uitgerekend deze week was de bekendmaking gepland van een rapport van
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over het beleid
inzake ontwikkelingssamenwerking. De WRR rekent resoluut af met gangbare
denkbeelden over de hulp.
door
Theo Ruyter
Wereldschokkende conclusies waren niet te verwachten en dus moest het
rapport getiteld Minder Pretentie, Meer Ambitie het in de waan
van de dag wel afleggen tegen de aardbeving in Haïti. En waarschijnlijk
kwam deze samenloop van omstandigheden een aantal mensen wel zo goed
uit, want de Raad heeft heel wat harde noten gekraakt en zijn uiterste
best gedaan om de schijn van partijdigheid te vermijden.
Al
in de aanbiedingsbrief bij het rapport, gericht aan premier Balkenende,
wordt fijntjes opgemerkt dat Nederland op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
niet meer de grote kampioen en voorloper is die het nog altijd denkt
te zijn. Nederland is in zelfgenoegzaamheid blijven steken en zou er
goed aan doen nieuwe wegen in te slaan, al was het maar om 'een radicale
confrontatie met degenen die inmiddels menen dat ontwikkelingshulp net
zo goed afgeschaft kan worden' (p.289) te vermijden.
Uit
dit laatste valt al op te maken dat de Raad voldoende aanleiding ziet
om voorlopig - sprake is van de komende decennia - door te gaan met
de hulp. Dat is niet verwonderlijk, want de auteurs stellen zich op
het standpunt dat ontwikkeling neerkomt op 'een bewuste versnelling
van modernisering' en die modernisering is volgens hen slechts 'een
aanduiding van wat in het Westen is gerealiseerd vanaf de negentiende
eeuw'(p.61).
Dan
is de stap snel gemaakt naar de stelling dat landen die zich die verworvenheden
nog niet eigen hebben gemaakt, moeten worden geholpen. In die zin sluit
de Raad aan bij de afgelopen zestig jaar en maakt hij zich geen illusies
over eventuele alternatieven voor het ontwikkelingsproces van 'de westerse
gemeenschap'.
Kwaliteit
i.p.v. kwantiteit
Het
voorafgaande neemt niet weg dat het rapport resoluut afrekent met een
aantal gangbare denkbeelden over de hulp. Om te beginnen neemt het scherp
afstand van het zo vaak, bewust of onbewust, gebruikte woord ontwikkelingssamenwerking.
Dat 'suggereert een gelijkwaardigheid die niet alleen niet bestaat,
maar die ook een verhullende werking heeft', aldus de Raad (p.33).
Een
andere noot die de WRR kraakt is de 0,7 procent van het nationaal inkomen,
dat in de hulpverering al jaren geleden heilig werd verklaard. De WRR
stelt nu nuchter vast dat meer dan ooit de kwaliteit van de hulp zwaarder
moet wegen dan de kwantiteit.
Vandaar
ook dat de Raad korte metten maakt met de eenzijdige gerichtheid van
het Nederlands beleid op armoedebestrijding. Sociale zorg is natuurlijk
belangrijk, zegt de Raad, maar ontwikkeling houdt heel wat meer in dan
dat. Bovendien acht de Raad het misleidend te suggereren dat je landen
in één klap, met een bom duiten namelijk, uit de armoede kunt halen.
Hulp
betekent voor de Raad 'gericht ontwikkeling stimuleren' en dat kun je
zijns inziens het beste doen in een beperkt aantal landen (de Raad denkt
aan tien) en op terreinen waarin Nederland goed is. Wat de uitvoering
betreft bepleit de WRR de oprichting van een Rijksdienst die naar Angelsaksisch
voorbeeld NLAID zou kunnen heten. Die organisatie zou heel wat bestaande
taken van zowel Nederlandse ambassades als particuliere hulporganisaties
kunnen overnemen.
Naast
de bilaterale hulp op de korte en middellange termijn aan een klein
aantal landen komt de WRR met een tweede, meer op de lange termijn gericht,
speerpunt onder de vlag 'internationale publieke goederen'. Dat betreft
zaken als financiële instabiliteit, klimaatverandering en besmettelijke
ziektes, die alle landen aangaan en meer dan een beleidsterrein raken.
Daarover
moeten mondiale afspraken worden gemaakt, niet in de laatste plaats
om te komen tot betere, meer slagvaardige, organisatievormen. Denk maar
aan de mondiale organisatie van de noodhulp, zoals nu in het geval van
Haïti.
Vernieuwing?
De
WRR is met dit rapport niet over één nacht ijs gegaan. Maar liefst 500
gesprekspartners, onder wie 200 in het kader van casestudies in Afghanistan,
Ethiopië, Oeganda en Nigeria, zijn eraan te pas gekomen. De literatuurlijst
telt ruim 600 titels, die voldoende 'wetenschappelijk' worden geacht.
Bovendien is het boek qua vormgeving en stijl een verademing, wanneer
je het vergelijkt met allerlei andere min of meer ingewikkelde non-fictie.
De
grote vraag is natuurlijk, of het rapport wel de bezinning en vernieuwing
teweeg zal brengen, waaraan het in Nederland lange tijd ontbroken heeft.
De ontwikkelingsindustrie zal uit haar loopgraven moeten komen, politici
zullen hun hobbyisme moeten laten varen en hun kiezers niet langer naar
de mond moeten praten met simplistische boodschappen. Heel wat media
zullen moeten erkennen dat ze het op dit vlak al sinds de jaren '70
hebben laten afweten. Over een jaar weten we meer.
Het rapport 'Minder pretentie, meer ambitie' is hier
te vinden.
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - -
Geef
je mening:
Justis - May 30, 2011 - 05:51 pm Cool! That's a clever way of looknig at it!
Barmhartige Samaritaan - January 23, 2010 - 11:20 am Verdomd, DAAROM vindt mijn vrouw mij een arrogante en zelfgenoegzame kwal!
.
Naar
boven
Naar
homepage
|