Koerdische
vrouwen in Iran voeren een traditionele
dans uit
BRUSSEL,
14 JULI 09 – Koerden hebben maandag in Brussel bij de Europese Unie erop
aangedrongen de moord op Dr. Abdul Rahman Qasimlou, de generaal-secretaris
van de Koerdische Democratische Partij (Iran), twintig jaar geleden, opnieuw
te onderzoeken.
Op
13 juli 1989 werd Abdul Rahman Qasimlou in Wenen vermoord. Qasimlou, Abdullah
Ghaderi-Azari en Fadhil Rassoul waren op die dag in overleg met vertegenwoordigers
van de Islamitische Republiek Iran, maar werden op de tweede dag van overleg
op brute wijze vermoord.
Het
team reisde in 1989 naar Oostenrijk om te overleggen over een vredige
oplossing van de Koerdische kwestie en om politieke rechten voor de Koerden
in Iran te verkrijgen. Ondanks het onberispelijke bewijs van toen, stond
de Oostenrijkse regering geen onderzoek toe door politie en justitie.
De
demonstranten hebben maandag de Europese Unie en in het bijzonder de Oostenrijkse
regering opgeroepen om het dossier van deze zaak te heropenen. In mei
2009 verspreidde het Oostenrijkse parlementslid Pilz een getuigenisverklaring
van een Duitse wapenhandelaar, waaruit de betrokkenheid van de Mahmoud
Ahmedinejad zou blijken.
In
deze verklaring staat dat de wapenhandelaar wapens heeft geleverd aan
de huidige president van Iran in juli 1989, vlak voor de moord op Dr.
Qasimlou. De handelaar claimt zes lichte wapens te hebben geleverd bij
de Iraanse ambassade in Wenen. Ook de KDP-I beschuldigd president Ahmedinejad
van directe betrokkenheid bij de drievoudige moord.
Om
de moord op Dr. Qasimlou te herdenken zijn op 13 juli in het Koerdische
deel van Iran alle winkels en bedrijven dicht gebleven. Volgens de Federatie
Koerden in Nederland (Fed Kom) staat deze moord niet op zichzelf. "In
heel Europa heeft het Iraanse regime tegenstanders laten vervolgen en
vermoorden", aldus Fed
Kom.
Volgens
de organisatie hebben de recente Iraanse protesten "duidelijk gemaakt
dat het volk van de Mullahs af wil en dat het tijd is geworden voor een
nieuwe toekomst." Het ging hierbij "ook om een echte volksopstand
zonder inmenging van buitenaf. Het waren de gewone mensen die de straat
op gingen en veranderingen eisten."
De
Koerden, vrouwen en Bahai'es worden in Iran niet beschermd tegen de wet
waardoor ze worden gediscrimineerd, aldus de Britse denktank The Foreign
Policy Center (FPC),
verbonden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk.
Het
rapport noemt de religieuze factor als een van de belangrijkste oorzaken
voor het discrimineren van vrouwen, Baha'ies en de Koerden. De meeste
Koerden zijn soennieten, terwijl de staat wordt bestuurd door de sjiieten.
Zij maken het uitoefenen van religieuze praktisering en het bouwen van
nieuwe moskeeën voor de Koerden zeer moeilijk.