Ravage #12, 23 september 2005 m

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoge Raad keurt inval Ravage af

Het gerechtshof in Den Haag heeft verzuimd te onderzoeken of het optreden van justitie in 1996 tegen de redactie van Ravage wel noodzakelijk was. Dit oordeelt de Hoge Raad waarmee het een eerder vonnis van het hof vernietigt.

De Hoge Raad plaatst vraagtekens bij de uitspraak van het hof in 2003. Hiermee erkent de raad dat journalisten bijzondere bescherming genieten en dat de staat en justitie niet zomaar bij een medium een huiszoeking kan uitvoeren. Dat mag alleen als het écht niet anders kan, wat in deze zaak niet gebleken is, aldus de Hoge Raad.De Hoge Raad heeft de zaak inmiddels door verwezen naar het Gerechtshof in Amsterdam, dat zich onder andere over de vraag moet buigen of er in een democratische samenleving geen andere middelen voorhanden zijn dan een huiszoeking. Mogelijk dat de zaak over een jaar wordt behandeld.

Op 3 mei 1996 viel de Arnhemse recherche in aanwezigheid van een rechter-commissaris uit Amsterdam het kantoor binnen van de redactie van Ravage. Het tijdschrift had een dag eerder in een persbericht gemeld dat het een claimbrief had ontvangen die mogelijkerwijze betrekking had op een explosie in het portiek van een kantoor van Basf in Arnhem.

Ondanks de mededeling van de aanwezige medewerker van Ravage dat de bewuste claimbrief na redactionele verwerking en vanwege bronbescherming vernietigd was, nam justitie gedurende haar twee uur durende huiszoeking diverse spullen in beslag, waaronder de computers, logboeken, brieven, telefoonklappers, persoonlijke agenda's en het abonneebestand.

Omdat solidaire krakers zich ondertussen voor de deur hadden gegroepeerd, konden de rechercheurs het gebouw niet verlaten. Men kreeg van de krakers een vrijgeleide onder voorwaarde dat de inbeslag genomen spullen achtergelaten zouden worden. Hierop greep de ME met een charge in.

De redactie van Ravage spande na afloop een kort geding aan tegen de Staat der Nederlanden. Raadsman M. Pestman eiste onder meer dat de rechtbank de huiszoeking en de inbeslagname van redactioneel materiaal af zou keuren omdat de Staat zich daarmee schuldig zou hebben gemaakt aan inbreuk op het verschoningsrecht.

Aanvankelijk werd Ravage door de Amsterdamse rechtbank in het gelijk gesteld. De rechter oordeelde in 1996 dat 'de verhouding tussen doel en middelen' uit het oog was verloren. Een jaar later kreeg de Staat in een bodemprocedure alsnog gelijk. Dat oordeel werd in 2003 bekrachtigd door het gerechtshof in Den Haag, dat geen inbreuk op de vrijheid van meningsuiting constateerde.