jong
het was een koude ochtend
nevel hing zwaar over de
akkers aan de rand van het stadje
in de verte kraaide een haan
ik
liep zonder haast door geplaveide
smalle straten een wollen gehavende sjaal
gewikkeld om de nek
mijn wangen voelden steenkoud
een
traan biggelde uit mijn vochtige ogen
jong was ik bruisend van energie
met volle teugen genoot ik van
nog een nieuwe dag
|