1ddRavagedigitaal
20 juli 2009d![]() ![]() |
|
|
Studenten en krakers zijn niet de enigen die actievoeren: ook nette, hoog opgeleide mannen van rond de vijftig proberen de overheid met protesten te beïnvloeden. Hoe gaan ze te werk en wat is daarbij de rol van de media? Imrat Verhoeven onderzocht het in zijn proefschrift Burgers tegen beleid.
De gemeenten zouden in totaal 2,27 miljoen euro uitgeven aan de protesten tegen de provincie en later tegen het Rijk. Ze schakelden het PR-bureau BPRA in, dat plannen maakte om de bevolking te mobiliseren. Er werden stichtingen tegen annexatie opgericht, in aansluiting op de bestaande structuur van buurtverenigingen. VolksraadplegingDe gemeenten organiseerden voorlichtingsbijeenkomsten waar honderden mensen op afkwamen. Op initiatief van de stichtingen dienden 23.500 mensen een bezwaarschrift in, dat is één op de zes inwoners. De bedreigde gemeenten organiseerden verder een volksraadpleging, met een opkomst van 74 procent en als uitslag dat 98 procent tegen de herindeling stemde. Onder druk van de protesten besloot de provincie eind 1998 het bijltje erbij neer te leggen en het dossier over te dragen aan het Rijk. De gemeenten pasten hun strategie aan: vanaf nu legden ze minder nadruk op het mobiliseren van de bevolking en stonden gecoördineerde lobbyactiviteiten centraal. De minister wist uiteindelijk in 2001 een afgeslankt herindelingsplan door de Kamer te krijgen.
Zij kozen er bewust voor om zich te beperken tot 'nette acties' die de beschaafde inwoners van de gemeenten niet zouden afschrikken. "We heetten ook expres, heel bewust, niet actiegroep of zo. Want we wilden heel duidelijk maken dat we niet alleen maar actie wilden maar dat we ook heel erg inhoudelijk met alles bezig waren", aldus een betrokkene. In feite lieten de actievoerders zich gebruiken door de bedreigde gemeenten, die het initiatief hadden genomen om de stichtingen tegen annexatie op te richten en ze ook financierden. Tegelijk blijkt uit de grote opkomst bij protestacties en de grote inzet van vrijwilligers - die gemiddeld anderhalf uur per week met de acties bezig waren - dat het protest niet alleen maar een top down-verschijnsel was. De lokale bevolking maakte zich zorgen dat het karakter van hun buurten zou worden aangetast. Ook was men kwaad over de manier waarop de provincie een besluit erdoor probeerde te drukken. Rol stichtingenDe stichtingen zaten wel een beetje in hun maag met hun rol ten opzichte van de gemeente. In de notulen van bijeenkomsten valt meerdere malen te lezen dat men vooral 'afstand moest bewaren' tot de politiek. De stichtingen probeerden ook een eigen verhaal over de herindeling te ontwikkelen, al waren ze het inhoudelijk grotendeels eens met het verhaal van de gemeenten. Het begon te knellen bij de campagne voor de volksraadpleging, oorspronkelijk een idee van de stichtingen. De gemeenten hadden een tweede PR-bureau ingehuurd, Commedia, en dat was aan de slag gegaan zonder de stichtingen te raadplegen. De irritatie werd nog verder opgevoerd door de campagneposters, waarop de provincie als haai werd afgebeeld. De gemeentelijke voorlichters waren ervan overtuigd dat het belangrijk was om naast de inhoudelijke argumenten in te spelen op angstgevoelens bij de bevolking. De stichtingen vonden het maar niks: ze schreven in een brief dat ze zich zorgen maakten over het 'vrij agressieve beeld van de campagne'. Ondanks de wrijvingen werkten de stichtingen wel mee aan de mobilisatie van bewoners voor de volksraadpleging. Tekenend voor de stroeve verhoudingen is dat de vrijwilligers die achter standjes gingen staan hiervoor door de gemeente moesten worden betaald. De betaling liep via uitzendbureau Randstad. Haagsche CourantVerhoeven is niet alleen geïnteresseerd in de rol van overheid en burgers, maar ook in de rol van de media. Hij onderzocht de berichtgeving in de Haagsche Courant, die tussen 1997 en 2001 maar liefst 3.300 stukjes plaatste over de herindeling.
In de berichtgeving werd bovendien vaak melding gemaakt van hoge opkomsten bij acties. Slechts een enkele keer schreef de krant iets wat het draagvlak voor de acties zou kunnen ondermijnen, zoals een artikel waarin werd gesuggereerd dat alleen inwoners van bedreigde wijken actief waren. Dat media aandacht besteden aan politieke conflicten is normaal, schrijft Verhoeven, maar dit ging verder: "We kunnen eerder spreken van een politieke interventie van de krant, die haar eigen opvatting verwoord zag door anderen en hen daarom volop de ruimte bood." Journalist gezagsgetrouwOpmerkelijk
is dat Verhoeven niet verwijst naar het proefschrift Van Gestel stelt vast dat journalisten gezagsgetrouw zijn: ze zullen bijna altijd opschrijven wat de overheid zegt, maar voor gewone burgers is het een stuk lastiger om toegang te krijgen tot de media. Media nemen de interpretaties van de overheid over, maar het omgekeerde zal niet zo snel gebeuren. Dezelfde rolverdeling komt ook naar voren uit het onderzoek van Verhoeven: de krant speelde geen voortrekkersrol, maar sloot zich aan bij de argumenten die door de buurgemeenten van Den Haag werden aangedragen. Wat overigens in zijn onderzoek onderbelicht blijft, is de relatie tussen de Haagsche Courant en de gemeente Den Haag, die juist voorstander was van een omvangrijke annexatie. Uit eerder onderzoek naar acties is bekend dat burgers en hun organisaties toegang tot de media kunnen krijgen als hun thema's worden opgepakt door politici en daarmee tot inzet van een politiek conflict worden gemaakt. Nadeel hiervan is dat politici vaak hun eigen draai aan het onderwerp zullen geven. Het onderzoek van Verhoeven laat iets vergelijkbaars zien. De Haagsche Courant gaf veel meer ruimte aan politici dan aan burgers, maar naarmate het conflict intenser werd kwamen er vaker ook gewone burgers en organisaties aan het woord in ingezonden brieven en human interest-verhalen. Op deze manier liet men zien dat het verzet tegen de herindeling niet alleen onder politici leefde, maar ook onder gewone burgers. Het verhaal van de burgers ondersteunde dus het politieke verhaal. In het onderzoek van Van Gestel was het juist de desinteresse van politici die ervoor zorgden dat organisaties hun verhaal in de media kwijt konden. De berichtgeving over razzia's tegen Bulgaren werd gedomineerd door het perspectief van de overheid, maar in berichten over drugsoverlast kwamen bewoners vaker aan het woord. Volgens Van Gestel heeft dit er deels mee te maken dat het om een slepende kwestie ging waar politici hun vingers niet aan wilden branden. Uitzondering?Wat er uit Burgers tegen verzet valt te leren over de protesten van de participatie-elite is de vraag. De actieve rol die bedreigde gemeenten hebben gespeeld bij het aanwakkeren, organiseren en financieren van het verzet tegen een hogere overheid lijkt nogal uitzonderlijk en het lijkt daarom hachelijk om op basis van dit ene voorbeeld bredere conclusies te trekken. Verhoeven stelt echter dat het helemaal niet zo uitzonderlijk is dat overheden het protest regisseren. Dit gebeurt niet alleen regelmatig bij gemeentelijke herindelingen, zo voert hij aan, maar ook bijvoorbeeld bij het protest in Schinveld tegen de bomenkap ten behoeve van AWACS-vliegtuigen. Het
proefschrift sluit af met een tenenkrommende epiloog 'Omgaan met tegenstand
van burgers' waarin overheden het advies krijgen om de protesterende burger
toch vooral serieus te nemen. Met protest is op zich niets mis, bezweert
Verhoeven; dit past bij een modern democratisch burgerschap. Maar het
moet niet te gek worden: "In een democratie is agonisme geoorloofd,
maar uiteindelijk is het een praktijk die beter spaarzaam voor kan komen
wil een democratie als systeem goed blijven functioneren."
Titel:
Burgers tegen beleid: Auteur: Imrat Verhoeven Uitgever: Aksant (2009) Pagina's: 298 pagina’s Prijs: 29,90 euro ISBN: 978-90-5260-348-3
hghg
|