1ddRavagedigitaal
7 februari 2009d![]() ![]() |
|
|
door Ron Kretzschmar 'Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherpere uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons.' Met deze zin begint de Herfsttij der Middeleeuwen (1919) van de historicus Johan Huizinga, de grondlegger van de Nederlandse cultuurgeschiedenis. Hij kreeg in 1902 tijdens een tentoonstelling in Brugge over de Vlaamse Primitieven te maken met een historische sensatie toen hij de schilderijen aanschouwde van de gebroeders Van Eyck en Rogier van der Weijden. Tijdens een wandeling in 1907 besloot hij de cultuur van de Bourgondische tijd te beschrijven. De Vlaamse Primitieven zouden hierbij een belangrijke rol spelen. Huizinga zag die tijd 'niet als aankondiging van het komende, maar als afsterven van wat heengaat'. Dit in tegenstelling tot historici uit andere landen die de Vlaamse Primitieven zagen als het 'aanbreken van een Noordelijke Renaissance'. Nationalistische debattenIn de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was strijd om de culturele erfenis ontstaan. Sportief zag Nederland België als erfgenaam, maar Duitsland en Frankrijk probeerden zich de meesters toe te eigenen. De Franse historicus Michelet had in 1841 Van Eyck al tot Fransman verklaard en Bouchot, conservator van de Parijse Bibliothèque Nationale, vulde hem in 1903 aan en sprak van 'Primitif français'. In 1906 beschreef de Duitse historicus Karl Voll het 'Germaanse karakter' in de kunst van Rogier van der Weijden (1399–1464). De meesters waren inzet van nationalistische debatten geworden. De twee grote landen waren een wedstrijd politiek touwtrekken begonnen met als hoofdprijs de erfenis van de middeleeuwse meesterwerken. Kunstwetenschappelijke verhandelingen leken op politieke manifesten. Huizinga keerde zich hiertegen. Het was zijn overtuiging dat 'moderne politieke verhoudingen niet kunnen worden teruggeprojecteerd op het verleden'. Ervaring als onderdeel van historische interpretatie – het onbevangen aanschouwen van het kunstwerk - is onmisbaar voor objectief wetenschappelijke benadering. Sublieme Historische ErvaringFrank Ankersmit, hoogleraar theoretische geschiedenis, schrijft in De Sublieme Historische Ervaring (2007) over dezelfde ervaring, de verwondering over het sublieme. Het derde hoofdstuk is dan ook gewijd aan Huizinga. Ankersmit vindt dat 'ervaring' (weer) centraal zou moeten staan in de geschiedwetenschap. Wat voor Huizinga de middeleeuwse schilderkunst was, is voor Ankersmit de rococokunst van de 18e eeuw. Hij legt uit hoe een schilderij van Francesco Guardi bij hem hetzelfde teweeg brengt. Eerder stelt hij vast dat ervaring als onderdeel van historische interpretatie verloren is gegaan als gevolg van de talrijke theoretische constructies in de 20e eeuw: 'de hermeneutiek, semiotiek, het structuralisme, poststructuralisme, deconstructivisme. […] De laatste vijftig jaren zijn we bestookt door monsters' (p100).
Deze taalfilosofische benaderingen van na de Tweede Wereldoorlog moeten worden beschouwd als reactie op de alomvattende denksystemen van de 19e eeuw en totalitaire uitwassen daarvan in de 20e, zoals het communisme en nazisme. Ze betekenen een verschuiving naar het bewustzijn en bij bewustzijn komt ervaring kijken. Een goede ontwikkeling zou je denken. 'Eén ding hebben ze gemeen', zegt Ankersmit echter, 'zij leggen de nadruk meer op zichzelf, dan onze ogen te openen voor de sublieme mysteries van het verleden zelf' (p100). Met deze taalstromingen denk je al gauw aan de Franse filosofie. Deze filosofen hebben na de 'conservatieve omslag' van 2001 aan invloed ingeboet. Het postmoderne Franse denken ligt onder vuur omdat zij, volgens tegenstanders, de westerse rationaliteit bekritiseren en zo onze samenleving moreel uithollen; dit in een tijdsgewricht dat westerse waarden juist benadrukt zouden moeten worden. Maar (zelf)kritiek is iets dat we node gemist hebben: of het om deelname aan de oorlog in Irak gaat, of opgescheept zitten met het monster van de kredietcrisis. Van de laatste wordt beweerd dat we die nimmer hadden kunnen zien aankomen. Maar er zijn genoeg aanwijzingen geweest. Je zou kunnen zeggen dat we in het heersende kritiekloze klimaat de kredietcrisis niet wilden zien aankomen. Museo del Prado Terug naar de schilderkunst. Sinds januari 2009 heeft het Prado zijn meesterwerken op het internet geplaatst. Het museum in Madrid heeft in samenwerking met Google Earth het mogelijk gemaakt om de artistieke hoogtepunten van de westerse cultuur tot in het kleinste detail te laten bewonderen vanachter de pc. Van vijftien schilderijen zijn foto's met hoge resolutie gemaakt. Elk scheurtje, normaal slechts zichtbaar voor een restaurateur met loep, is haarscherp in beeld gebracht. Men kan inzoomen op een zelf gekozen punt. Met een muisklik zijn Jeroen Bosch, Rogier van der Weijden of Raphaël te bekijken en te bestuderen. Velázquez' De Hofdames (1656) behoort ook tot de Prado/Google collectie. Het schilderij is door de postmoderne Franse filosoof en historicus Michel Foucault als inleiding gebruikt voor zijn boek De Woorden en de Dingen (1966). Foucault geeft geen geschiedenis, plaats of feiten. Zijn weergaloze analyse maakt het dubbelzinnige 'blikkenspel' in de voorstelling duidelijk. We worden ons niet alleen bewust van het tafereel, maar ook van onszelf. We zijn niet alleen beschouwer, maar ook onderdeel van de voorstelling. Koninklijk paarEen korte beschrijving. Velázquez kijkt ons met het penseel in de hand recht in het gezicht, de andere figuren lijken zich eveneens van jou bewust. Jij lijkt degene te zijn die wordt geportretteerd. Dan valt de spiegel in het midden op waarin de modellen zichtbaar zijn die voor Velázquez poseren: het Koninklijk paar van Spanje. Je zoomt in… De fotografische variant is niet te vergelijken met het origineel. Kunsthistorici zeggen dat de ziel ontbreekt, die kun je niet (ver)vangen met foto's. Daar hebben zij gelijk in. Maar wanneer je achter je pc fragmenten uitvergroot, geeft dat een sensationeel gevoel en denk je aan woorden van Huizinga: 'Wanneer met de tijd die oude levensdroom is voorbijgegaan, de heiligheid en de hartstocht zijn vergaan als de geur van een roos, dan eerst begint het kunstwerk zuiver als kunst te werken' (p307).
hghg
|