1ddRavagedigitaal 4 november 2008 dPrint deze pagina | ||
|
Wie bang is weer een illusie armer te worden moet nu stoppen met lezen en zeker niet de eerste de beste sigaren- en tijdschriftenwinkel binnenvallen om De crisiskaravaan te kopen. Dat is namelijk geen leuk boek en als je het uitgelezen hebt, weet je in ieder geval dat voor jou geen carričre als reddende engel is weggelegd. door Theo Ruyter Schrijfster Linda Polman valt meteen met de deur in huis: is humanitaire interventie altijd en overal een heilig moeten of moet je jezelf grenzen stellen en je desnoods terugtrekken? Die vraag stelt ze aan allen die op de een of andere manier betrokken zijn bij humanitaire ingrepen op plaatsen waar mensen het slachtoffer zijn geworden van door de natuur of door mensen veroorzaakt geweld. Welkom in de wereld van de noodhulp! Ze neemt als voorbeeld het vluchtelingenkamp voor Hutu's bij de Oost-Congolese stad Goma (sinds kort weer volop in het nieuws), dat in 1995 de best gefinancierde humanitaire operatie ter wereld was. Daar kon alles. Het heette niet voor niets een 'hulpsupermarkt'. Tegelijkertijd was het een 'totale ethische ramp' (pag.35), waar uiteindelijk – na ruim twee jaar – door een Tutsi-leger uit Rwanda een eind aan werd gemaakt. Crisiskaravaan De titel van het boek slaat op het nog altijd groeiend aantal organisaties (250 in dat kamp bij Goma), dat op rampen afkomt om hulp te verlenen en na gedane arbeid verder trekt om in het ene na het andere rampgebied hun tenten op te slaan. Het is een wereld van idealisten en avonturiers, machtige organisaties en groepjes mensen (allemaal op z'n Engels NGO genoemd), medewerkers van VN-organisaties en donorregeringen en – niet te vergeten - het personeel van lokale partnerorganisaties en onderaannemers.
Na haar schets van Goma in 1995 belicht Polman de noodhulpindustrie vanuit zeven invalshoeken: de koortsachtige jacht van NGO's op donorenfondsen; de beweging van goedwillende eenlingen (My Own NGO's) die proberen op te boksen tegen de grote doorgewinterde organisaties; de 'donor darlings' waar iedereen mee wil pronken; de hulp als bron van inkomsten voor oorlogvoerende partijen; de militairen die als vluchteling vermomd in de kampen hun strijd voortzetten; het al of niet leveren van voedsel als drukmiddel en de manier waarop plaatselijke autoriteiten hulpverleners kunnen manipuleren. Vervolgens komen die invalshoeken, de ene meer dan de andere, samen in een hoofdstuk over Afghanistan, het op Irak na grootste Amerikaanse 'hulpproject' sinds het Marshall Plan na de Tweede Wereldoorlog waarin ook bondgenoten zoals Nederland tot over hun oren zijn weggezakt, en een hoofdstuk over 'de logica van het humanitaire tijdperk' waarin de willekeur van de hulp als 'een gunst die wordt verleend als het donoren uitkomt' (pag.152) centraal staat. Als toetje krijgt de lezer nog een zeer nuttige, meer dan 40 pagina's lange, woorden- en begrippenlijst opgediend, ingeleid door een tafelgesprek van Nederlandse hulpverleners in 2007 in Afghanistan (pag.174), dat laat 'horen' hoe in die kring wordt gedacht over de eigen bedrijfstak. Sierra LeonePolman heeft als journalist in de loop der jaren tal van plaatsen bezocht, waar de karavaan ooit langskwam. Ze presenteert zich dan ook als ooggetuige en weet allerlei situaties zeer overtuigend te beschrijven. Soms zo overtuigend dat het hartverscheurend wordt wat je als lezer voor je ziet. Dat laatste geldt wat mij betreft in ieder geval voor de verhalen over Sierra Leone, waar bijvoorbeeld de zogenaamde 'geamputeerdenfactor' heeft gespeeld (rebellen die burgers toetakelden om aandacht van de buitenwereld af te dwingen) en waar in 2001 een feestje werd gevierd omdat het land opnieuw was uitgeroepen tot het armste land ter wereld. Belangrijker nog dan het overweldigend feitenmateriaal op zich is de manier waarop de auteur dat heeft geordend, zodat bepaalde patronen en mechanismen zichtbaar worden. Voor een deel sluit ze daarmee aan bij discussies in het verleden, sinds Florence Nightingale en Henri Dunant in het midden van de 19e eeuw de degens kruisten over de grenzen van hun humanitaire werk. Daarin komt met name naar voren de spanning tussen humanitaire hulp en politiek. Ook nu nog wast de internationale humanitaire gemeenschap maar al te graag haar handen in onschuld, wanneer het gaat over de oorzaken en gevolgen van oorlogsgeweld. Dat is een zaak van de politiek, is de gebruikelijke dooddoener. Zelfs de mogelijk schadelijke gevolgen van de verleende hulp worden bij voorkeur afgeschoven op de politiek, want die heeft besloten tot interventie en de hulpverleners zijn nu eenmaal slechts uitvoerders. En dat werkt perfect, zo constateert ook Polman. 'Voor zover ik weet, is nog nooit een hulpverlener of een hulporganisatie voor de rechter gesleept wegens falen of fouten, laat staan voor medeplichtigheid aan misdaden van rebellen en regimes.' (pag.168) ScorenEen ander patroon dat Polman blootlegt is de symbiose van hulpindustrie en journalistiek. Zo kritisch als journalisten in eigen land kunnen zijn, zo gemakkelijk laten zij zich vaak inpakken door hulporganisaties die in het buitenland actief zijn en bij uitstek als het om noodhulp gaat. De twee hebben elkaar nodig om te scoren en niemand kijkt er meer van op dat dan aan een van beide (of beide) kanten de waarheid geweld wordt aangedaan. (pag.171) Linda Polman heeft met dit boek een genadeloos portret gemaakt van een bedrijfstak, die zichzelf op een voetstuk heeft geplaatst en waar velen nog altijd geen kwaad woord over willen horen. Geen wonder dat minister Koenders zich er in een interview op Radio 1 met een jantje-van-leiden van afmaakte en dat – even veelzeggend – de dienstdoende schootjournalist vervolgens niet doorvroeg. Het is te hopen dat andere lezers minder geneigd zijn de kop in het zand te steken.
-
- - - - - - - - - - -
-
- - - - - - - - - - - |