1ddRavagedigitaal 19 november 2008dPrint deze pagina | |
|
Vanaf donderdag 20 november speelt zich in en rond het Rembrandtplein het 21e International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA) af. Met ruim 300 nationale en internationale documentaires worden het tien overvolle dagen. Een greep uit het overdadige programma, al zal later blijken dat er altijd onverwachte interessante documentaires tijdens het festival opduiken. Als openingsfilm werd gekozen voor de Nederlandse documentaire Episode lll- 'Enjoy Poverty' van Renzo Martens. De rolprent wordt nadrukkelijk mede als beeldend kunstproject gepresenteerd. Naast de vertoningen op het festival wordt Episode III doorlopend gedraaid tot januari in Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (gratis toegang) waarbij een tentoonstelling enige achtergrond geeft. Regisseur Martens heeft een confronterende, provocerende en verwarrende documentaire gemaakt over hoe de armen in Afrika geëxploiteerd worden door het rijke westen. Het gaat hier niet zozeer over de exploitatie van de delfstoffen en andere waardevolle producten, dat thema komt zijdelings aan bod, maar de docu gaat met name over de gefilmde en gefotografeerde armoede. Het discours van Martens is dat de Congolezen zich de armoede als bron van inkomsten moeten toeëigenen. Ze moeten de verbeeldingen van hun lijden niet laten afpakken door de armoedebestrijdingindustrie van het rijke Westen.
Martens gaat op pad in de Congo met een neonlichtinstallatie met in grote letters: Enjoy Poverty. Hij ontmoet Congolese fotografen die voor een paar dollar feesten fotograferen. Hij doet de suggestie aan de fotografen om armoede en oorlog te fotograferen voor 50 dollar per foto. Zo doen westerse fotografen het al jaren, armoede is winstgevend. Toch lukt het de plaatselijke fotografen niet hun foto's met van de honger stervende kinderen daadwerkelijk te verkopen. Typerend beeld van wat vaker terugkomt in documentaires over Afrika is de schamele vangst van vissers. Martens gaat op vistocht met de plaatselijke vissers op de Congorivier, maar de vangst is schamel. Volgens Martens moeten ze wat anders gaan doen. 'Maar dit is wat wij doen, ons hele leven', is hun verbaasde antwoord. Gaandeweg in de film ontpopt Martens zich als een soort hulpverlener met een 'emancipatieagenda' om de plaatselijke bevolking bewustwording van hun situatie bij te brengen. Ontregelend is het zeker, hoe de regisseur onverbloemd de pijnlijke realiteit niet alleen weergeeft, maar ook invloed op bepaalde situaties probeert te krijgen. Daarbij brengt hij zichzelf veelvuldig in beeld, wat met uitzondering van Michael Moore een groot taboe is voor documentairemakers. Met deze werkwijze probeert Martens ons westerse burgers een spiegel voor te houden. Hij noemt zijn werk zowel een satire als een kunstwerk. Het satirische element is dan een uitvergroting van hoe wij westerlingen ons al eeuwen gedragen in Afrika. Daarbij blijven hulpverleners als Artsen zonder Grenzen niet buiten schoot, want die bestendigen evenzeer de uitbuiting van de Afrikanen. De miljardenindustrie van de hulpverlening wordt zeker mede in stand gehouden door de beelden van de armoede die wij te zien krijgen. Zo te zien heeft de bevolking weinig baat bij deze hulp, mensen sterven nog steeds van de honger. Bovendien wordt in een razend tempo het land door westerse en Chinese ondernemingen leeggeplunderd.
In de film komt de regisseur over als een ijdele en cynische westerling. Dat was zeker zijn bedoeling, het is in feite ook de rol die Martens speelt. Hij confronteert de kijker met allerlei pijnlijke vragen en dilemma's. Het debat over de noodzaak en het nut van ontwikkelingssamenwerking zal zeker aangevuurd worden door deze fascinerende documentaire, of kunstwerk zoals de maker de productie noemt. Afrika komt vaker aan bod op het IDFA. The Damned of the Sea van Jawad Rhalib toont alweer een vissersboot met een paar armzalige vissen als vangst. Voor de kust van Marokko proberen de plaatselijke vissers te overleven, terwijl een paar kilometer verderop gigantische trawlers de wateren leegvissen. Die vis gaat naar het rijke westen. Tegelijkertijd balanceert de lokale bevolking op de rand van de hongerdood. De levensomstandigheden van deze mensen zijn akelig gedetailleerd in beeld gebracht, een machteloze woede maakt zich meester van de kijker. Statistiek aan het eind van de film is dat ruim 400 miljoen vissers in de Derde Wereld op een dergelijke wijze proberen te overleven.
Dan is er nog de documentaire Milking the Rhino van David E.Simpson waar een hoopvoller beeld geschetst wordt van de overlevingskansen van Afrikanen. De Maasai-stam in Kenia en de Himba-stam in Namibië proberen met hulp van buitenstaanders de conservatie van hun leefomgeving gestalte te geven. Deze stammen leven aan de rand van wildreservaten, waarbij ze in directe competitie met de bedreigde wildsoorten proberen te overleven. Met het pijnlijke dilemma dat de leeuwen hun vee opeten. De leeuwen moeten echter in leven blijven om de toeristen te vermaken. Bedoeling van deze conservatieprojecten is dat de plaatselijke bevolking kan meeprofiteren van het opkomende toerisme. De bedreigde diersoorten moeten behouden blijven, want dat is het kapitaal van deze Afrikanen. Wildwachters bewaken met machinegeweren de wildreservaten. Dat zou wel eens de toekomst van de wilde natuur in Afrika kunnen zijn: de restjes natuur die niet aan de oprukkende beschaving ten prooi vallen, worden als inkomstenbron voor de plaatselijke bevolking gebruikt. Een tergend detail is de jonge, tamme rinoceros die geaaid kan worden. Dat is een metafoor voor de verdwijnende, onmetelijke wildernis van Afrika. Ulrik
van Tongeren
|