![]() |
1ddRavagedigitaal
21 juli 2008d![]() ![]() |
|
|
Volgens de Engelse muziekproducent Joe Boyd begonnen de jaren '60 in de zomer van 1956, eindigden ze in oktober 1973, en vonden ze hun hoogtepunt net voor het aanbreken van de dag op 1 juli 1967. Een definitie die nogal afwijkt van de heersende opvatting over de duur van dat decennium en die dus nieuwsgierig maakt naar een nadere verklaring. door Theo de Grood Geboren uit Britse voorouders in 1946 in Boston ontdekte Joe Boyd gaandeweg de jaren '50 wat muziek voor hem betekende en zou gaan betekenen. Als kind luisterde hij zittende onder de piano van zijn grootmoeder naar haar spel, later werd die rol overgenomen door radio en tv. Met name het midden jaren '50 tv-programma 'Bandstand' vervulde daarin een bron van inspiratie. Vandaar ook dat hij daar het beginpunt legt van zijn jaren '60. Het programma, later vercommercialiseerd en afgevlakt tot het fameuze 'Dick Clark's American Bandstand', opereerde op het kruispunt van de toenmalige Amerikaanse jazz-, blues- en folkscene. Hier leerde Boyd zijn klassiekers kennen en begon zijn muzikale loopbaan. BackstageAanvankelijk als agent en tour-operator die in opdracht van Amerikaanse agentschappen vele legendarische zwarte musici naar Europa haalde en hen vergezelde op hun meestal niet vlekkeloos verlopende toernees. In het beatnik-Europa van die jaren was een onverzadigbare belangstelling gegroeid voor die muziek en veel van de toernees en optredens die Boyd organiseerde staan inmiddels in de geschiedenisboeken. Hij was er backstage bij toen Bob Dylan elektrisch ging spelen, hij was technicus op het Newport folkfestival, (en later medeoprichter van de zeer hippe UFO-club in London) en hij chaperonneerde vele toen al bejaarde blues- en jazzgiganten tijdens hun eerste buitenlandse toernees (voor vaak uitsluitend blank publiek). Hetgeen onvermijdelijk ook toen al gepaard ging met de nodige seks, drugs, drank, ruzies en andere ongemakken en vermaak.
Van daaruit ontwikkelde hij zich tot een van de meest originele en gewilde producers van met name Engelse muziek van de jaren '60. Hij bewoog zich daarin net zo makkelijk in de traditionele akoestische folk als in blues, psychedelica en andere vooralsnog ongebaande muzikale paden. FavorietenVoor de vele artiesten die hij in de loop van die jaren onder zijn hoede had, produceerde hij tal van singles en albums die nog altijd hoog scoren in vele all-time-favourite-lijstjes: de debuterende Pink Floyd, Soft Machine en Eric Clapton, de pre-scientology Incredible Stringband met als magnum opus The Hangman's Beautiful Daughter, een ongeëvenaard ratjetoe van folk, wereldmuziek, psychedelica en esoterica. Maar ook Fairport Convention's legendarische Liege And Lief, het album dat de bakermat vormde voor de complete elektrische folkscene van de jaren '70 en lang daarna, Nico's Desertshore, de eerste twee albums van de toen nauwelijks bekende Nick Drake, getiteld Five Leaves Left en Bryter Layter, en misschien wel het fraaiste en tevens meest onderschatte toonbeeld van Boyd's veelzijdigheid: Mike Heron's Smiling Men With Bad Reputations, waarin Afrikaanse souljazz, Britse en Amerikaanse folk, obscure Indiase klanken, John Cale en The Who elkaar moeiteloos afwisselen en aanvullen. Voor velen is een producer, áls hij al met naam en toenaam bekend is, iemand die slechts in de coulissen opereert en wiens taak het is ervoor te zorgen dat de knoppen van het mengpaneel in de juiste stand staan bij de plaatopname. Dat beeld zal na lezing van dit boek heel anders zijn: Joe Boyd was niet alleen een man die integraal deel uitmaakte van het creatieve proces maar ook een scherpe blik had voor de tijdgeest en trends. Boyd is vergelijkbaar met bijvoorbeeld George Martin, die ook precies aanvoelde op welke momenten hij The Beatles moest stimuleren en inspireren, en wanneer hij ze met rust moest laten. Op die manier kwam Martin tot resultaten waarvan de muzikanten zélf niet wisten dat ze deze in huis hadden. Right place, right timeDat maakt Backstage in de sixties zo boeiend en leesbaar: de ene keer beschrijft Boyd het wel en wee van een muzikant als persoon of binnen zijn band, dan weer belicht hij concerten en opnamesessies, of beschrijft hij de plek en context van groepen en artiesten en ontwikkelingen binnen muziekstromingen. Boyd had het talent om zelf steeds op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Dat maakt zijn verhaal ook zoveel interessanter dan wanneer het een afstandelijke journalistieke biografie of muzikale geschiedschrijving was geweest. Ondanks de eerste-persoon-vorm en de centrale aanwezigheid van de auteur is het meest opvallende aan Boyd's boek dat hij in tegenstelling tot zovele andere muzikantenmemoires zichzelf een uiterst bescheiden rol toebedeelt. Je ziet hem meestal als betrokken waarnemer, zijn persoonlijke leven blijft zorgvuldig buiten schot. Sommigen noemen dat een minpunt, maar in feite ligt deze werkwijze precies in het verlengde van zijn rol als producer: niet zijn eigen leven en beleving staan centraal, maar het uiteindelijke product dat in samenwerking met anderen bereikt wordt. Hij vermijdt hiermee de valkuil waar vaak door de popjournalistiek wordt ingetrapt: het hoort te gaan over het resultaat en hooguit over het proces dat daartoe geleid heeft. Het lezen van Backstage in de sixties maakt nieuwsgierig naar de bijbehorende soundtrack, welke bij het boek geleverd wordt. (n.b. het boek is ook tegen gereduceerd tarief zonder cd verkrijgbaar) De op Fled'ling Records (FLED 3061) uitgebrachte cd White Bicycles biedt een uitstekende compilatie nummers kriskras door zijn oeuvre, voorzien van een boekje met nog eens uitgebreide toelichtingen over de tracks en opnames. Liefde voor muziekOfschoon Backstage in de sixties dus een autobiografie op afstand is, waarin voornamelijk zijn enorme liefde voor de muziek en betrokkenheid met en respect voor zijn artiesten de centrale rol speelt, wordt het nergens saai. Zonder de makkelijke vlucht in sensatieverhalen vertelt Boyd boeiend over veel van zijn belevenissen en degenen met wie hij die deelde. Boyd vervalt niet in zelfingenomen of egocentrische verhalen, maar schrijft met veel humor, (zelf)relativering en tongue-in-cheek-humor geschiedenis die zich laat lezen als een jongensboek. De verhalen wekken niet de indruk mooier of spannender beschreven te zijn dan ze in werkelijkheid zijn geweest (een euvel waaraan popbiografieën nogal eens lijden).
Boyd zet zijn jaren '60 neer op een manier zoals je ze zelf beleefd zou kunnen hebben. Dit alles in een Britse 'witty' schrijfstijl, die in de Nederlandse vertaling helaas een beetje verloren gaat. Een vertaling (door Robert van Yper, bekend van enkele poppublicaties) die verder heel adequaat genoemd mag worden, vermits je het niet bezwaarlijk vindt doorheen een aantal vlamismen te lezen. Zelfs al ken je als lezer niet alle muzikale protagonisten, dan toch blijft het boek boeien tot het einde. En ja hoor, de oorspronkelijke titel White Bicycles refereert inderdaad, via een song van de band Tomorrow, aan het toenmalige Amsterdamse vrije-fietsen-plan van de provobeweging. Bovendien markeert die song het moment dat Joe Boyd bestempelt tot zijn hoogtepunt van de jaren '60. Jammer dus dat dit eerbetoon en significant tijdselement niet gewoon is meegenomen in de Nederlandse titel (terwijl er toch twee Engelse woorden in die ietwat knullige vertaalde titel voorkomen). Vals gespeeldWie zei het ook weer: 'als je je de sixties kunt herinneren, heb je ze niet echt meegemaakt'. Joe Boyd zegt aan het einde van het boek: 'Ik heb vals gespeeld, ik was nooit té stoned'. Daarmee logenstraft hij deze mythe ten enen male: hij was erbij, hij gaf ze mede vorm, en herinnert zich alles. In detail, zonder dus in teveel anekdotes of sensatieverhalen te vervallen, maar met een scherp oor en oog voor de essentie van die tijd en de bijbehorende soundtrack. Hij heeft in de loop van de jaren van veel van zijn artiesten definitief afscheid moeten nemen: Nick Drake, Sandy Denny, Bob Squire, Martin Lamble, Nico, Jeannie Taylor, Dudu Pukwana, Chris McGregor en ook nog een aantal van zijn zakelijke vrienden. Op een enkele uitzondering na werden ze allemaal slachtoffer van het woeste of juist eenzame artiestenleven. Boyd herdenkt en dankt ze aan het eind van zijn boek op gepaste en respectvolle wijze. Al lezend en vergelijkend met de decennia die volgden, valt het op hoe ontzettend veel er op muzikaal gebied is gebeurd in die sixties. Joe Boyd heeft daar een richtingbepalend en invloedrijk deel van uitgemaakt en hij geeft er met deze terugblik achter de schermen nog veel meer kleur aan. Betrokken maar ook nuchter en beschouwend, wars van misplaatste nostalgie. Het zou te ver gaan om te zeggen dat die jaren er zonder hem anders zouden hebben uitgezien, maar ze zouden in ieder geval veel minder avontuurlijk hebben geklonken.
|