DEN
HAAG, 29 juni 2007 - Het kabinet laat onderzoeken of het radicale dierenrechtenactivisten
kan aanpakken met beperkende maatregelen, zoals een gebiedsverbod of een
meldingsplicht. Ook wordt gekeken of de voorbereiding van openlijk geweld
eenvoudiger strafbaar kan worden gesteld.
Dat
hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie donderdag toegezegd.
De bewindslieden debatteerden met de Tweede Kamer over gewelddadig dierenrechtenactivisme.
Aanleiding voor het debat zijn intimiderende acties tegen bestuurders
van Nederlandse bedrijven en een rapport van de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (AIVD), waarin staat dat Nederlandse activisten een
coördinerende rol spelen bij radicaal optreden in Europa.
De
voorbereiding van openlijke geweldpleging is momenteel alleen strafbaar
als die agressie leidt tot zwaar lichamelijk letsel, of erger. De oppositiepartijen
VVD en PVV vroegen om een verruiming van die regel. "Ik neem dat
serieus en zal het onderzoeken", zegde minister Ernst Hirsch Ballin
(Justitie) toe. Ter Horst zei dat er geen aanwijzingen zijn dat dierenacties
in ons land in aantal toeneemt nu dat in Engeland moeilijk is geworden
door vergaande repressieve maatregelen.
CDA-Kamerlid
Sybrand van Haersma Buma bepleitte in navolging van het succesvolle 'anti
social behaviour order' in Engeland het gebruik van een gebiedsverbod,
meldingsplicht en het verbod om bij bepaalde personen in de buurt te komen
om extreem dierenrechtenactivisme in te dammen. "Ik vind dat volstrekt
normaal. Er is hier sprake van een sluimerend terrorisme. Niet door grote
aanslagen, maar door constante bedreiging en intimidatie."
Minister
Guusje ter Horst (Binnenlandse Zaken) noemt het vooralsnog niet nodig
om de Nederlandse terreurwetgeving te gebruiken tegen deze activisten,
maar beloofde wel te kijken of de maatregelen waar het CDA om vraagt soelaas
kunnen bieden. "Bovendien wordt schade veroorzaakt door terreuracties
niet verzekerd", aldus Ter Horst.
Het
door CDA en VVD bepleitte verbod voor het dragen van bivakmutsen, werd
door de ministers als overbodig beschouwd. "Burgemeesters zijn in
bepaalde omstandigheden zelf in staat om op basis van de APV een dergelijk
verbod uit te vaardigen", antwoordde Hirsch Ballin.
Marianne
Thieme van de Partij voor de Dieren plaatste donderdag vraagtekens bij
de manier waarop het debat werd gevoerd. "Ik vind het vreemd om alleen
te kijken naar de verwerpelijke acties van enkele tientallen activisten,
maar niet te praten over de voedingsbodem daarvan." Daarmee doelde
zij op het "massale dierenleed" in de bio-industrie.
Alle
partijen in de Kamer hadden waardering voor de huidige aanpak van gewelddadig
dierenrechtenactivisme. "Het kabinet neemt dit probleem nu buitengewoon
serieus, terwijl er twee jaar geleden nog veel te weinig tegen werd gedaan",
zei Wolfsen (PvdA). Hij reageerde daarmee op een brief van het kabinet
over dit onderwerp.
Werknemers
die direct of indirect betrokken zijn bij bedrijven die dierproeven doen,
worden volgens de AIVD steeds vaker thuis geïntimideerd door actievoerders.
Alle woordvoerders noemden dit zeer ernstig. "Burgers voelen zich
in hun meest primaire levensbehoefte bedreigd, namelijk veiligheid. Zij
moeten merken dat de overheid, als het erop aankomt, ook hun overheid
is", stelde Azough (GroenLinks).
De
PVV bepleitte een verbod op het Animal Liberation Front (ALF), plaatsing
van het ALF op de internationale terrorismelijst en een verhoogde minimumstraf
voor gepleegde delicten. Hirsch Ballin ontraadde deze moties, omdat het
ALF niet als een organisatie gekenmerkt kan worden en de strafmaat voor
geweldsdelicten in het kader van activisme recentelijk al bijgesteld is.
Komende dinsdag worden de moties in de Kamer in stemming gebracht.