www.ravagedigitaal.org |
1ddRavagedigitaal
19-06-07 d![]() ![]() |
|
De identificatieplicht is een van de maatregelen die de overheid neemt om de veiligheid te vergroten, de aanpak van criminaliteit te versterken en overlast te verminderen. In Zwartboek 2005 en Hoe maakbaar is veiligheid? worden de eerste ervaringen met de per 2005 ingevoerde Wet op de uitgebreide identificatieplicht kritisch tegen het licht gehouden. door Jan Holvast Het boekje Hoe maakbaar is veiligheid? bevat een verzameling opstellen met als centrale thema de Wet op de uitgebreide identificatieplicht, hetgeen de titel enigszins raadselachtig maakt. Het zal, naar gevreesd moet worden, niet leiden tot een uitgebreide discussie. Daarvoor worden te weinig harde standpunten ingenomen en is het academische gehalte te hoog. Na een overzicht van de inhoud van de wet en de juridische gevolgen daarvan volgt een helder overzicht van Anita Böcker, die benadrukt dat de identificatieplicht werd en wordt gezien als een oplossing waar nog een geschikt probleem bij gezocht moet worden. Het is een panacee dat een doos van Pandora is geworden. Veiligheid grondrecht? Hoe juist deze conclusie is blijkt wel uit de twee bijdragen van politici die voor het wetsvoorstel hebben gestemd. In de eerste plaats Mies Westerveld, Eerste Kamerlid van de PvdA, die aangeeft dat zij, zij het aarzelend, toch voor heeft gestemd omdat met deze wet de verloedering van de straat wordt aangepakt of, zoals zij het noemt, bijdraagt aan het bestrijden van 'klein leed'. De tweede bijdrage is van Uri Rosenthal, Eerste Kamerlid van de VVD, die nog eens de ruimte krijgt om uit te leggen waarom hij volmondig heeft voorgestemd: criminelen en overlast gevende personen hebben zich al te lang gemakkelijk kunnen verschuilen in de anonimiteit van de massa. Kritisch is Nicolle Zeegers die constateert dat invoering van de identificatieplicht deel uitmaakt van de veiligheid als nieuwe grondrecht. Interventie is kennelijk nodig om burgers te beschermen tegen terrorisme en criminelen en dus tegen overlast van burgers op andere burgers en inbreuken op vrijheden van burgers. Naar haar mening wordt echter te veel geleund op de oude privacygedachte, die ervoor verantwoordelijk is dat de verdedigers van het recht op privacy bij het geweld in de privé-sfeer obstakels opwierpen tegen de erkenning van vrouwen als vrije en gelijke burgers. Zeegers, universitair docent Politicologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, stelt dat de identificatieplicht er vooral toe zal leiden dat de verschillen tussen groepen burgers steeds groter wordt. Het gevolg zal zijn dat de verhouding tussen autochtonen en allochtonen steeds schever wordt. En dat houdt een gevaar in voor de stabiliteit van de samenleving. Bart van Klink, universitair hoofddocent Encyclopedie van het recht aan de Universiteit van Tilburg, legt wel erg gemakkelijk de schuldvraag bij de politie die verdergaande bevoegdheden heeft gekregen en daar zonder meer als een soort wetmatigheid ook misbruik van zal maken. Het baart hem zorgen dat niets in de wet de politie ervan kan weerhouden een steeds verdergaand gebruik van die bevoegdheden te maken, waarvan de bijdrage aan de veiligheidsproblematiek hoogst discutabel is. Paulien Westerman sluit zich daar in grote lijnen bij aan, waar zij constateert dat het om een scheve verhouding tussen doel en middelen gaat. CyberprotestHeel apart, en daardoor boeiend, is de bijdrage van Marc Hartogh, die een analyse heeft gemaakt van de protesten op internet tegen de Wet op de uitgebreide identificatieplicht. Het is dit cyberprotest dat de discussie interessant maakt en waarschijnlijk ook invloedrijk. Het protest krijgt daardoor een bredere uitstraling, namelijk ook richting beleving van recht en rechtsstaat. Op grond van de internetprotesten maakt Hartogh onderscheid tussen protesten binnen het systeem (Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten bijvoorbeeld), protesten met gebruikmaking van het bestaande rechtssysteem (Meld Misbruik Identificatieplicht) en protest tegen het bestaande rechtssysteem (www.geen-id.nl).
De tweede les is dat het internetprotest omvangrijk en pluriform is en zich niet beperkt tot de gangbare zaken. Het omvat mensen met onderling zeer uiteenlopende ideeën over het recht. De derde les is dat ondanks belangrijke onderlinge verschillen de onderzochte voorbeelden van internetprotest één grote gemene deler hebben: de invoering van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht ondergraaft bij al deze voorbeelden het maatschappelijk vertrouwen in recht en rechtsstaat. Overzien we het geheel dan valt op dat wel erg veel bijdragen slechts zijdelings op de identificatieplicht ingaan. Het zijn meer de randverschijnselen die worden benadrukt, minder de maatschappelijke en sociale gevolgen van deze verplichting. Ook de relatie naar de politieke ontwikkeling in de richting van een controlestaat, een onderwerp dat in een recente publicatie van de het Rathenau Instituut centraal stond [1], wordt amper aangeroerd. Het mist ook de historische dimensie, die zou kunnen verklaren waarom de verplichting die ooit begon als een gedeeltelijke identificatieplicht, onder invloed van techniek en politiek verworden is tot een noodzakelijke algemene verplichting. Het feit dat het merendeel van de auteurs uit de juridische hoek komt maakt dit mogelijk verklaarbaar, maar maakt het boekje daardoor niet minder eenzijdig. ZwartboekEen tweede publicatie over de identificatieplicht is het summum van een protest en komt daar ook rond voor uit. Zwartboek 2005 is uitdrukkelijk geschreven om uit te leggen wat het Meldpunt Misbruik Identificatieplicht zo slecht aan deze wet vindt en waarom het Meldpunt dat vindt. Ook wil zij aantonen dat de uitvoering tot wantoestanden leidt, als ondersteuning van het uiteindelijke doel om de wet afgeschaft te krijgen. Het boekje begint met een goed en gedegen overzicht van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht en geeft aan wat er kan gebeuren als je beboet wordt. Vervolgens wordt uitgebreid aandacht besteed aan de bezwaren tegen de wet, zowel juridisch als principieel. Bij de principiële redenen wordt onder meer ingegaan op het gevoel dat de wet een samenleving regelt op basis van wantrouwen onderling en angst voor gevaar van buitenaf. Dit is in tegenspraak met een democratische rechtsstaat. Opvallend is dat bij de bezwaren niet alleen wordt gekeken naar de identificatieplicht zelf, maar deze wordt geplaatst binnen de context van andere technologische en juridische ontwikkelingen, waarmee aantoonbaar een link wordt gelegd naar de politieke realiteit die in het andere boekje juist voor een deel ontbreekt. De algehele conclusie na de opsomming van de bezwaren van het eerste deel luidt dat de balans tussen overheid en burger door deze wet wordt verstoord, omdat niet helder is of kan worden aangegeven waarvoor de wet bedoeld is. Het evenwicht tussen rechten en plichten is daardoor zoek. De rest van Zwartboek 2005 (ruim 80 bladzijden) is gewijd aan een indrukwekkend verslag van wat er in 2005 per maand heeft plaatsgevonden na invoering van de identificatieplicht: het aantal boetes, vastzetting in de cel, delen van processen-verbaal en het uiteindelijke resultaat. Een eerste algemene conclusie luidt dat de wet niet werd gebruikt om van mensen hun identiteit vast te stellen, maar om mensen te beboeten indien ze geen geldig document op zak hadden. Een tweede conclusie luidt dat de wet geen nuttig effect heeft. Er is geen enkel bewijs en geen enkele aanwijzing dat de identificatieplicht, in welk geval dan ook, geholpen zou hebben om terrorisme of criminaliteit tegen te gaan. DiscussieDe hiervoor genoemde twee publicaties dragen ieder op hun eigen manier bij aan de discussie over inperking van de privacy of vrijheid van de burgers. Zwartboek 2005 bekoort mij het meest. Niet alleen door zijn helder en praktisch taalgebruik, maar vooral omdat het aansluit bij een maatschappelijk protest tegen een ontwikkeling die als ongewenst wordt beschouwd. Bovendien spreekt het op basis van empirisch materiaal een oordeel uit over nut en effectiviteit van ondoordachte wetgeving. Hoe maakbaar is de samenleving? sluit daarbij weliswaar aan, maar is op onderdelen wel erg theoretisch. Het ontbeert een duidelijke toekomstvisie die Zwartboek 2005 daarentegen zo sterk maakt.
Bart van Klink en Nicolle Zeegers [Red], Hoe maakbaar is veiligheid? Over de Wet op de uitgebreide identificatieplicht. Vlugschrift 19. Breda: Stichting Papieren Tijger, 2006. ISBN 90 6728 191 3
Zwartboek 2005, Een jaar Wet op de Uitgebreide Identificatie Plicht.
Samenstelling Miek Wijnberg. Utrecht: Meldpunt Misbruik Identificatieplicht,
2006. ISBN 90-810983-1-
|