De
kiezer is de crimineel!
Jij
bent de crimineel, o volk, omdat jij de soeverein bent. Je bent
een onbewuste en naïeve crimineel, da's waar. Je stemt en je ziet
niet dat je je eigen slachtoffer bent. Heb je nochtans nog niet
genoeg ervaren dat verkozenen, die beloven om je te verdedigen,
net zoals alle regeringen ter wereld van vroeger en van nu, leugenaars
en bedriegers zijn?
Je
weet het en je klaagt erover! Je weet het en je verkiest hen! De
regeerders, wie ze ook zijn, hebben gewerkt, werken en zullen werken
voor hun eigen belangen, voor die van hun kaste en voor hun kliek.
Waar is dat al anders geweest, hoe zou het ooit anders kunnen zijn?
De geregeerden zijn ondergeschikten en uitgebuitenen: ken je er
soms die dat niet zijn?
Zolang
je niet begrijpt dat het jou alleen toekomt om te produceren en
te leven zoals je wil; zolang je zelf bazen en directeurs blijft
verdragen – uit angst – en je er zelf fabriceert – vanuit het geloof
aan de noodzaak van autoriteit -, besef dan goed dat je afgevaardigden
en je meesters zullen leven van jouw zwoegen en jouw onnozelheid.
Je klaagt over alles! Maar ben jij niet de oorzaak van de duizend
plagen die je verorberen?
Je
klaagt over de politie, het leger, de rechtbanken, de kazernes,
de gevangenissen, de overheidsdiensten, de wetten, de ministers,
de regering, de bankiers, de speculanten, de ambtenaren, de bazen,
de priesters, de huisbazen, de lonen, de werkloosheid, het parlement,
de belastingen, de douaniers, de renteniers, de kostprijs van het
leven, van de pacht en van de huishuur, de lange arbeidsdagen in
het atelier of in de fabriek, de magere rantsoenen, de ontelbare
ontberingen en de oneindige sociale ongelijkheid.
Je
klaagt, maar je wil het systeem waarop je vegeteert in stand houden.
Soms revolteer je, maar telkens begin je opnieuw. Jij bent het die
alles produceert, die ploegt en zaait, die smeedt en naait, die
kneedt en bewerkt, die bouwt en fabriceert, die voedt en bevrucht!
Waarom
kom je dan niet tegemoet aan je honger? Waarom ben je de slecht
geklede, de ondervoede, de slecht behuisde? Ja, waarom de hongerige,
de naakte, de dakloze? Waarom ben je niet je eigen meester? Waarom
buig je, gehoorzaam je, en dien je? Waarom ben jij de minderwaardige,
de vernederde, de beledigde, de dienaar, de slaaf? Je ontwikkelt
alles en je bezit niets? Alles is door jou en jij bent niets.
Ik
vergis me. Je bent de kiezer, de stemmer, die aanvaardt wat is.
Die door het stembiljet al zijn ellende bekrachtigt. Die door te
stemmen al zijn ondergeschiktheid heiligt.
Je
bent de vrijwillige knecht, de beminnelijke bediende, de lakei,
de lijfeigene, de hond die de zweep aflikt, die kruipt voor de vuist
van zijn meester. Je bent de diender, de cipier en de verklikker.
Je bent de brave soldaat, de modelbewaker, de vrijwillige huurder.
Je bent de trouwe werknemer, de toegewijde dienaar, de sobere boer,
de arbeider die berust in z’n eigen slavernij. Je bent je eigen
beul. Waarover klaag je?
Je
bent een gevaar voor ons, vrije mensen, voor ons, anarchisten. Je
bent een even groot gevaar als de tirannen. De meesters die jij
jezelf verschaft, die jij verkiest, die jij steunt, die jij voedt,
die jij beschermt met je bajonetten, die jij verdedigt met je stompzinnige
kracht, die jij verheerlijkt in je onwetendheid, die jij legaliseert
door je stembiljetten – en die je aan ons oplegt door je de dwaasheid.
Toch
ben jij de soeverein, die wordt verleid en bedot. De toespraken
bewieroken je. De affiches krijgen je te pakken; je houdt van ezelachtigheden
en vleierijen. Wees tevreden in afwachting van de executie in de
kolonies, van de slachting aan de grenzen. In de schaduw van je
vlag.
Als
welwillige tongen je overvloedige stront aflikken, o soeverein!
Als kandidaten, uitgehongerd door de bevelen en dronken van platitudes
de ruggengraat en het kruis van je papieren autocratie afborstelen.
Als je in een roes raakt door de wierook en de beloften waarmee
diegenen die je altijd verraden hebben, die je bedriegen en je morgen
zullen verkopen, je overladen. Dan is dat omdat je zelf op hen lijkt.
Je bent niet meer waard dan je horde armzalige huichelaars. Omdat
je je niet bewust bent van je individualiteit en je onafhankelijkheid
ben je niet in staat om jezelf vrij te vechten. Je wilt niet vrij
zijn, je kan dus niet vrij zijn.
Vooruit,
stem goed! Vertrouw je afgevaardigden, geloof in je verkozenen.
Maar hou op met klagen. Het juk waaronder je gebukt gaat, dat heb
je jezelf aangedaan. De misdaden waaronder je lijdt, die heb je
zelf begaan. Jij bent de meester, jij bent de crimineel, en, oh
ironie, jij bent de slaaf, jij bent het slachtoffer.
Wij
anderen, moe van de onderdrukking van de meesters die je ons opdringt,
moe van hun arrogantie, moe van jouw passiviteit, roepen je op tot
reflectie, tot actie. Vooruit, een fijne stap: laat het nauwe keurslijf
van de wetgeving achter je, schrob je lichaam grondig, opdat de
parasieten en het gebroed die je verorberen creperen. Pas dan zal
je volop en voluit kunnen leven.
De
crimineel, dat is de kiezer!
Albert
Libertad
Uit
l'anarchie, 1 maart 1906, Parijs
|