Ravage Digitaal 3 oktober 2006 Print deze pagina | |
|
www.ravagedigitaal.org Nadat filmmaker Theo van Gogh in Amsterdam was vermoord, keerde schrijver Ian Buruma terug naar Nederland om te beschrijven wat er in ons land aan de hand was. Hij had Nederland altijd 'geruststellend saai' gevonden, maar die tijd is voorbij.
door Dirk Kloosterboer In 2005 maakte NOVA-correspondent Twan Huys in Arizona een reportage over milities in Arizona die jagen op illegale Mexicanen. "Juist in Nederland weten jullie toch precies waar wij het hier over hebben?", kreeg hij te horen. Huys was verbijsterd: in deze uithoek bleek men precies te weten wat er zes maanden eerder was gebeurd in de Amsterdamse Linnaeusstraat. Het voorbeeld illustreert hoeveel indruk de moord op filmer Theo van Gogh heeft gemaakt. Een paar dagen na de moord besteedde the New York Times er een hoofdredactioneel commentaar aan: "Er gebeurt iets treurigs en verschrikkelijks met Nederland, lange tijd een van Europa's meest tolerante, fatsoenlijke en multiculturele samenlevingen." Huys schreef een boekje over zijn correspondentschap in New York. Voor het grootste deel bestaat het uit onderhoudende maar tamelijk oppervlakkige anekdotes: over de vraag die hij niet aan Clinton had mogen stellen, over hoe hij de internationale media aftroefde door Lynndie England te interviewen (de soldaat die over de schreef was gegaan in de Iraakse Abu Ghraib gevangenis). Geruststellend saai Voor meer diepgang kunnen we terecht bij het boek Murder in Amsterdam van Ian Buruma. Buruma is in een positie om te analyseren wat er in Nederland aan de hand is. Enerzijds is hij een buitenlander, die het grootste deel van zijn leven in Japan, Hongkong, Londen en New York woonde. Anderzijds heeft hij zijn wortels in Nederland en dan vooral in de betere kringen. Hij groeide op in hetzelfde Wassenaar als Theo van Gogh en hij speelde in de zandbak met de latere Buitenhof-columnist Herman Philipse. Mede dankzij deze achtergrond kreeg Buruma voor zijn boek toegang tot zo'n beetje alle hoofdpersonen van het Multiculturele Drama: Ahmed Aboutaleb, Frits Bolkestein, Job Cohen, Afshin Ellian, Geert Mak, Ayaan Hirsi Ali, Theodor Holman, Max Pam, Herman Philipse, Paul Scheffer, Bart Jan Spruyt, Gijs van de Westelaken en vele anderen. Buruma schrijft dat Nederland tot voor kort naar zijn smaak te rustig was, te 'geruststellend saai'. Die saaiheid ging samen met een grote zelfingenomenheid, die tot uiting komt in het idee dat Nederland een moreel gidsland zou zijn. De Duitsers zijn dan ook een ideale vijand. Door onze buren als autoritair af te schilderen, profileren we onszelf als open en tolerant. Bij deze mentaliteit hoort ook een neerbuigende houding ten opzichte van de minder bedeelden. Tot voor kort was de macht in handen van 'dames en heren in grijze pakken die het als hun van god gegeven taak beschouwden om te zorgen voor de pechvogels, de zieken, de asielzoekers uit het buitenland, en de gastarbeiders.' VerongelijktheidAls deze zelfingenomenheid ter discussie wordt gesteld, dan slaat ze om in paniek en een gevoel van verongelijktheid. Eerst was er de Rushdie-affaire in 1989, later volgden andere incidenten, zoals 11 september 2001. Veel linkse babyboomers waren verontwaardigd: we zijn altijd zo goed voor ze geweest en nu doen ze dit! Velen maakten een omslag 'van een positie van automatische, bijna dogmatische verdediging van multiculturele verdraagzaamheid naar een angstige verwerping van de islam in het publieke leven.' Het feit dat de progressieve babyboomers opeens een reactionaire voorhoede gingen vormen is niet specifiek Nederlands; veel Amerikaanse neocons zijn ooit begonnen als liberaal. Wat wel specifiek Nederlands lijkt te zijn is de neiging om maatschappelijke schokken onmiddellijk in te kapselen – een aspect dat in het boek van Buruma overigens niet uitgebreid aan de orde komt. De historicus James Kennedy beschreef in Nieuw Babylon in aanbouw hoe dit in de jaren '60 ging. De elites werden overrompeld door het studentenprotest, raakten erdoor in paniek en probeerden het zo snel mogelijk een plek te geven. De maatschappelijke opvattingen van jongeren werden razendsnel overgenomen, waardoor Nederland in enkele jaren veranderde van een conservatief land in een toonbeeld van progressief denken. Hetzelfde patroon deed zich voor in 2002, toen het rechts-populisme van Pim Fortuyn bleek aan te slaan bij de bevolking. Opnieuw voelden de machthebbers zich overrompeld, om het protest vervolgens snel in te kapselen. De LPF kreeg een plek in de regering, en politieke partijen struikelden over elkaar om populistische ideeën over veiligheid en buitenlanders over te nemen. Rushdie-affaireEenzelfde gretige inkapseling vond in Nederland niet plaats na de Rushdie-affaire. Zeker, islamitische voormannen werden uitgenodigd voor een gesprek op het ministerie, maar veel meer had het niet om het lijf. Een verklaring is misschien dat etnische minderheden al ingekapseld waren: hun culturele verenigingen kregen subsidie en ze hadden hun eigen inspraakorganen. Mede door die inkapseling is de Rushdie-affaire in Nederland relatief rustig verlopen. De kwaadheid van moslims kwam pas later. Buruma schrijft dat er altijd een zekere gelatenheid was onder laag opgeleide Marokkanen, maar degenen met een goede opleiding waren optimistisch en ambitieus. Ze waren overtuigd dat Nederland hun land was, dat ze hier een toekomst hadden. Na 11 september 2001 kregen ze opeens het gevoel dat de deur in hun gezicht werd dichtgeslagen, wat leidde tot verbittering. Buruma analyseert de gekrenkte trots van degenen die zich in hun bestaan ontkend voelen, en die soms naar radicale middelen grijpen om toch betekenis te geven aan hun bestaan. Hij suggereert dat dit ook is gebeurd met Mohammed B., die in korte tijd veranderde van een ogenschijnlijke modelburger in iemand die het als zijn taak zag om Theo van Gogh te slachten en vervolgens zelf een martelaarsdood te sterven. B.'s daad is uitzonderlijk, maar het gevoel buitengesloten te zijn waarschijnlijk niet. ClubgeestNederland ziet zichzelf graag als een open samenleving, maar in feite heerst er een clubgeest, zei Buruma onlangs in NRC Handelsblad: "Mensen die lid zijn, kennen alle regels zonder erover te hoeven praten. Mensen die geen lid zijn worden niet naar het leven gestaan maar: ze zijn geen lid." Ongeschreven regels bepalen of je er wel of niet bijhoort. Een voorbeeld is het feit dat oud-VVD-leider Frits Bolkestein zich druk maakte over moslimkinderen die geen sinterklaasliedjes zingen. Of de ophef over de imam die weigerde om minister Rita Verdonk een hand te geven: "Het feit dat dit in Nederland zó ernstig wordt genomen, vind ik een uiting van die clubgeest."
De afwijzende houding ten opzichte van immigranten werd nog eens versterkt door het beeld dat het profiteurs zijn die misbruik maken van de verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat is ook niet ingericht op grote aantallen immigranten, meent Buruma. In het Amerikaanse systeem zijn immigranten gedwongen om zichzelf te redden, wat uiteindelijk beter uitpakt. Hier staat Buruma dicht bij VVD-leider Mark Rutte, die flirt met het idee om naar Amerikaans voorbeeld de bijstand grotendeels af te schaffen. Ook Rutte zegt dat werklozen uiteindelijk beter af zullen zijn als je hun uitkering afpakt. Dat Buruma gecharmeerd is van de dynamiek van de Amerikaanse samenleving is niet zo moeilijk te begrijpen. Hij maakt het zichzelf echter een beetje te gemakkelijk door niet in te gaan op de keerzijden van het systeem, zoals de miljoen alleenstaande moeders die helemaal geen officieel inkomen meer hebben. Het klakkeloos overnemen van het Amerikaanse model is te simpel. De kunst is juist om flexibiliteit, eigen initiatief en sociale mobiliteit te bevorderen zonder gelijkheid en bestaanszekerheid daarvoor op te offeren. Misschien moet je inderdaad de bijstand en veel subsidies afschaffen, maar dan wel tegelijk een bescheiden basisinkomen invoeren. KritiekBuruma’s boek is bekritiseerd door rechtse intellectuelen. In NRC Handelsblad en in de Groene Amsterdammer hebben Bolkestein, Scheffer, Holman, Spruyt en Ellian zich beklaagd dat ze door Buruma verkeerd zouden zijn geciteerd of dat hun opmerkingen uit hun context zouden zijn gehaald.Voor het merendeel gaat het om details, die voor de strekking van het verhaal niet zo belangrijk zijn. Dat ligt anders met Bolkestein, die volgens Buruma heeft gezegd: 'Je moet nooit onderschatten hoe diep de haat onder Nederlanders zit tegen Turkse en Marokkaanse immigranten. Mijn politieke succes berust op het feit dat ik naar die gevoelens heb geluisterd.' Een woordvoerder van Bolkestein zei hierover in NRC Handelsblad dat het citaat niet juist is. Buruma reageerde in dezelfde krant dat het absoluut klopt wat Lubbers hem heeft gezegd. "Geen twijfel over mogelijk. Ik heb het meteen opgeschreven." Het feit dat juist rechtse intellectuelen Buruma aanvallen, zou de indruk kunnen wekken dat zij in zijn boek worden neergesabeld. Dat is echter niet het geval. Zowel linkse als rechtse intellectuelen krijgen de ruimte om hun opvattingen uit te dragen. Buruma laat soms tussen de regels zijn eigen opvattingen doorklinken, maar meestal laat hij het aan de lezer over om conclusies te trekken. Ian Buruma, Murder in Amsterdam: The Death of Theo van Gogh and the Limits of Tolerance. The Penguin Press, ISBN 1-59420-108-0. Prijs 35 euro. Van het boek is een bewerkte Nederlandse versie verschenen onder de titel Dood van een gezonde roker. Twan Huys, Ik ben een New Yorker. Prometheus, ISBN 90 446 0864 9. Prijs 15 euro. Achtergrond over dit onderwerp: - - - - - - - - - - - -
hghg
|