Ravage Digitaal 27 oktober 2006 Print deze pagina | |
|
www.ravagedigitaal.org Met de komst van de nieuwe media vindt het pestgedrag van kinderen ook plaats op het internet. Vaak nog indringerder doordat de pestkop de reactie van de ontvanger niet ziet. Kinderen lopen ook het risico seksueel geïntimideerd en/of misbruikt te worden. Een gesprek met Remco Pijpers, specialist jeugd en internet. "Cyber-sex is oké, zolang je als kind maar rekening houdt met de risico's."
door Marina Groen Om maar met de deur in huis te vallen: is internetcommunicatie voor kinderen niet per definitie een negatieve ontwikkeling? Pijpers: "Ik verweer me tegen een negatieve beeldvorming. Kinderen beleven aan internet vooral veel plezier. Veel ouders vinden het lastig om pedagogisch verantwoord om te gaan met het nieuwe medium. Zij zijn er niet mee opgevoed, ze moeten het wiel helemaal opnieuw uitvinden. Ouders zijn op dit terrein zoekende en worden vaak bang gemaakt door vervelende verhalen in de media. Bijvoorbeeld over zedenmisdrijven op het internet. Er doen zich op internet allerlei nieuwe fenomenen voor waar we met elkaar over moeten praten. Hoe gaan we daarmee om? Het hele proces gaat met onzekerheid gepaard, wat zich soms vertaalt in een negatieve beeldvorming." "Over de positieve aspecten van internetcommunicatie kan ik je een hele waslijst geven. Er is het sociale aspect, het communicatieve. Kinderen vinden het fantastisch voortdurend op deze manier met vrienden in contact te blijven. MSN'en is handig, en het is gratis. Maar het spreekt vanzelf dat we kinderen niet alleen maar achter een beeldscherm willen hebben. Uit onderzoek blijkt ook dat ze niet alleen maar internet-zombies zijn, uitzonderingen daargelaten. Juist de kinderen die veel internetten blijken offline ook hele sociale wezens." Wat zijn 'fakers'? "Als communicatiemiddel is internet een makkelijke manier om met iemand contact te hebben. Voor tieners is dat erg belangrijk. Tussen je twaalfde en je zestiende is vriendschap cruciaal in je leven. Je toetst jezelf aan anderen. Je ontwikkelt je identiteit in contact met anderen. Kinderen experimenteren daarmee in sociale rollen op een subtiele manier. Een tienermeisje bijvoorbeeld die zegt dat ze dertien is, terwijl ze in werkelijkheid twaalf is, of zegt dat ze blond is, terwijl ze maar een paar blonde lokken heeft. Ze profileren zichzelf door hun beste eigenschappen op een rij te zetten." "De meiden en jongens die zich echt totaal anders voordoen, gaan door het leven als de fakers. Ze vertellen bijvoorbeeld dat ze er prachtig uitzien, terwijl ze dik zijn. Of gebruiken foto's van anderen in hun profiel, bijvoorbeeld om te proeven hoe het is veel aandacht te krijgen. Of om tieners op het verkeerde been te zetten en ze te verleiden tot het verrichten van seksuele handelingen voor de webcam. Deze groep kinderen heeft vaak zonder internet ook al problemen. Als zo'n faker ontdekt wordt, wat meestal gebeurt, dan wordt dit gemeld via een reactie van een ander kind, en wordt hij of zij geblocked." "Maar de grote meerheid probeert zo authentiek mogelijk over te komen. Authenticiteit is buitengewoon belangrijk in de sociale netwerken van jongeren op internet. Je hoeft niet te vertellen waar je woont, waar je op school zit. Je mag jezelf een jaar ouder of jonger voordoen, maar probeer zoveel mogelijk te zijn wie je in werkelijkheid bent. Doe je dat niet, dan is het moeilijker aansluiting te vinden en te behouden bij een online-netwerk van gelijkgestemden. De praktijk wijst uit dat als je je authentiek voordoet je ook een groter netwerk opbouwt." Hoe gaat het pesten van kinderen op internet in z'n werk? "We spreken van drie vormen van digitaal pesten. Ten eerste heb je de excessen, die vaak ook strafbaar zijn. Denk aan het plaatsen van een foto van een meisje op een sekssite. Laatst kreeg ik een mailtje van een meisje van vijftien jaar wiens naam, toenaam en telefoonnummer ongevraagd op sexdating.nl waren geplaatst. Ze werd gebeld door mannen die met haar wilden afspreken. Zij wilde weten hoe ze dit ongedaan kon maken. Haar ouders kunnen hiervan aangifte doen. De samensteller van een site heeft altijd een IP-nummer van de bezoekers van deze site. Als iemand een bericht plaatst zit er altijd een IP-nummer aan vast. Verder moet de gedupeerde zoveel mogelijk bewijzen verzamelen door alles op te slaan." "De tweede vorm van pestgedrag op het internet zijn de ruzies. Het kind dat de ander uitscheldt via MSN Messenger. Meestal kennen deze kinderen elkaar. Ze zitten dan veilig thuis in de woon- of slaapkamer. Tussen het tiende en achttiende levensjaar zijn de hersens sterk in ontwikkeling. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat ze dan juist ook een enorme sprong terug maken in hun ontwikkeling. Plotseling lijkt het alsof ze bijna geen geweten meer hebben. Dat hebben ze natuurlijk wel, maar ze moeten dat opnieuw bekwamen. Dat doen ze onder meer door elkaar te pesten en uit te proberen. Op internet is het opzoeken van grenzen gemakkelijk. Als jij een ander via MSN vertelt dat hij een eikel is, of dat hij zijn kop moet houden, ontwaar je geen fysieke reactie van die ander. Houdt dit schelden aan, wordt het categorisch, dan is er sprake van pesten." "De derde vorm zijn de geintjes, die niet als geintjes overkomen. Je stuurt bijvoorbeeld een filmpje of een foto naar iemand, waar die ander vervolgens heel erg van schrikt. Je haalt dan een grapje uit, het grapje is dan alleen niet geslaagd." Hoe kan een kind zich verweren tegen digitaal pesten? "Ouders moeten hun kind aanleren nooit terug te schelden. Er zijn technische middelen waarmee je de ander 'onschadelijk' kan maken op het internet, dit heet blokkeren. Je kunt de kwetsende gesprekken ook opslaan en daarmee op de directeur van de school af stappen, of aan je ouders laten zien wat de ander zegt. Waar kinderen vaak niet bij stil staan, is dat op MSN alles kan worden vastgelegd." "Als je er niet met je ouders over kan of wilt spreken, die dit dan met iemand die je vertrouwt. Vertel hem of haar dat je wordt gepest, er last van hebt en vraag wat je eraan kunt doen. Heb je geen vertrouwenspersoon, dan kun je ook de kindertelefoon bellen. Hou het probleem in elk geval niet voor jezelf, maar zoek hulp. Twee op de drie kinderen die via internet gepest worden, hebben het daar niet met de ouders over. Jonge kinderen trekken meestal wel aan de bel, maar pubers vinden het moeilijk om het er over te hebben. Kinderen moeten leren dat ze er toch over moeten praten. En niet pas als het helemaal uit de hand is gelopen." "Aan de andere kant moeten ouders en scholen het pestgedrag zelf ter sprake brengen. Internet is een openbare ruimte, ook daar heb je je aan bepaalde regels te houden. Regels van fatsoen, hoe ga je met elkaar om, daar moet je het met elkaar over hebben. Als ouders kun je met je kind afspreken dat je bepaalde dingen niet doet, dat je elkaar bijvoorbeeld niet bewust virussen stuurt. Dat zoiets echt niet grappig is. Maar ook dat je een ander niet iets aandoet wat je zelf ook niet zou willen meemaken. Iemand een anoniem dreigmailtje sturen is geen grapje." Wat bezielt kinderen die hun frustraties uiten in de vorm van pestgedrag op het internet? "Tieners kunnen zich over het algemeen moeilijk in de ander inleven, zeker in de puberteit. Dat moeten ze leren. Ze overzien de gevolgen van hun eigen acties niet altijd. Ze doen iets op dit moment, en beseffen pas later dat ze dat beter niet hadden kunnen doen. Op internet doen kinderen dit makkelijker, omdat je ook geen zichtbare respons krijgt. Op het schoolplein kun je iemand uitschelden, en dan barst de ander in huilen uit. Op internet krijg je die reactie in de regel niet te zien. Ook al reageert de ontvangende partij gekwetst op pesten, het wordt niet waargenomen door de ander." In hoeverre kunnen ouders voor het pestgedrag online van hun kinderen verantwoordelijk worden gesteld? "Ouders en scholen zijn samen verantwoordelijk. Hoewel ouders vaak naar scholen verwijzen, en scholen naar de ouders. Op school heb je iedereen bij elkaar, kun je het er met zijn allen over hebben. Conflicten beginnen vaak thuis, maar worden op school uitgevochten. Dus ouders en scholen hebben er allebei mee te maken." Wat zouden scholen moeten doen om dit probleem aan te pakken? "Er zijn verschillende maatregelen mogelijk. Een anti-pest protocol kan worden uitgebreid met een digitaal component. Wijs een vertrouwenspersoon aan met wie kinderen over internet kunnen praten. Wordt er gepest, pak dat probleem dan ook echt aan als school. Verder moet je het op school veel over internet hebben. Het moet een geïntegreerd onderdeel worden van de lessen over internetgebruik. Daarin komen de sociale aspecten van internet te weinig aan bod. Scholen nodigen ons steeds vaker uit om op ouderavonden over internet te spreken. We krijgen ook wel verzoeken van scholen om trainingen aan docenten te geven over digitaal pesten." Veel kinderen ontmoeten elkaar via het internet en maken vervolgens een afspraak om elkaar fysiek te ontmoeten. Is dat een goede ontwikkeling? "Als je afspraken maakt via internet moet je grote voorzichtigheid betrachten. Je moet rekening houden met het feit dat de ander wellicht kwade bedoelingen heeft. Spreek altijd af op een openbare plek, geef nooit je mobiele nummer uit handen, neem iemand mee. Je treft voorzorgsmaatregelen om ellende te voorkomen. De meeste tieners vinden het eng om af te spreken, dus die hebben zelf ook maatregelen bedacht. Ze spreken bijvoorbeeld af via meetings, dat is een afspraak in groepsverband. Op het forum laat je een berichtje achter, bijvoorbeeld een afspraak op het Museumplein. Daar reageren zo'n vijftig pubers op. Op een meeting ben je beschermd door de rest, en dat is handig mocht er een idioot tussen zitten." "Toch zijn er pubers die ondanks alle risico's toch met iemand persoonlijk afspreken. Dat kan een behoorlijke tegenvaller zijn, of het is iemand met kwade bedoelingen. Het lastige bij pubers is dat ze weten dat ze risico's lopen maar het toch doen. Je kunt als 27-jarige afspreken met een meisje van veertien en zeggen dat je twintig jaar bent. Je kunt zelfs veertig zijn, je neemt gewoon een ander profiel aan. Je moet pubers niet verbieden afspraakjes te maken via internet, maar vertel ze wel waar ze op moeten letten, waar de gevaren zitten. Wijs ze erop dat ze hun mobiele telefoon mee nemen zodat ze bereikbaar zijn. Dat ze meteen iemand kunnen bellen als ze het niet vertrouwen. Het zijn vooral meisjes die op zo'n manier vervelende dingen meemaken. Die worden dan al geïntimideerd op internet. Daar hebben we onze campagne 'internetseks, daar kun je goed ziek van zijn' voor opgezet." Hoe groot is de kans dat kinderen met internet in contact komen met pedofielen? "Daar schuilt een groot gevaar in. Vroeger hadden pedofielen maanden nodig om met een kind in contact te komen. Met internet lukt dat nu binnen een week. Ons boek 'Verliefd op internet' gaat onder meer over een meisje Katinka van 15 jaar dat wat had met een man van 37. Die man is op de jongerenwebsite Sugarbabes.nl op zoek gegaan naar minderjarige meisjes in Goes, zijn woonplaats. Walgelijk hoe die man haar had ingepalmd via MSN, ze was stapel verliefd op hem. Zij was een puber, gek op aandacht. Dan is daar de man die er jonger uitziet dan hij daadwerkelijk is, en haar dusdanig manipuleert dat ze voor de bijl gaat. Haar ouders konden hier niets tegen doen. De politie kwam er aan te pas. Uiteindelijk heeft Katinka geen aangifte gedaan. Die man loopt nog vrij rond." "De meeste meiden die misbruikt worden via internet worden vaker misbruikt door oudere mannen die niet per se uit zijn op kleine meisjes. En meiden van vijftien kunnen er al heel volwassen uitzien. Meisjes zijn naïever dan jongens en makkelijker over te halen om dingen te doen voor de webcam, dus ouderen proberen het gewoon. Het gaat hier overigens in het algemeen niet om de klassieke pedo's. Het zijn mannen die makkelijk willen scoren, alleen maar voor de webcam, meer niet. De politie verhoort dit soort mannen wel, waarbij de echte pedo's makkelijk door de mand vallen, want die barsten vaak in tranen uit en bekennen huilend dat ze op kleine meisjes vallen." Staan pubers wel open voor waarschuwingen over de risico's van ontmoetingen via internet? "Ze staan er voor open zolang je ze op de juiste manier benadert. Reageer je alleen maar negatief, of met waarschuwingen, dan haken ze af. Breng het creatief. De internetsoa-campagne is luchtig en grappig maar staat wel degelijk stil bij de risico's. Daar gaan jongeren dan over nadenken." Hoe voorkom je dat jongeren zich naakt laten zien via MSN? "Als je je voor de webcam bloot geeft, kunnen die beelden worden opgeslagen. Je drukt op print screen op je toetsenbord en je hebt een schermafdruk van dat plaatje. Die foto kun je op internet zetten, naar anderen sturen. Als jongere dien je dit te weten, dus dat je daar heel erg mee moet uit kijken. Je beschermt ze door ze voor te lichten dat ze bepaalde dingen niet moeten doen." "Cyber-sex is oké zolang je maar rekening houdt met de risico's. Cyber-seks gebeurt met name binnen bestaande relaties. De seksuele opvoeding dient ook een digitale component te hebben. Leg jongens uit dat ze respectvol met meisjes omgaan, dat het niet alleen maar om het eigen gerief gaat. Laat nooit je hoofd zien als je aan cyber-seks doet. Als de ander dan de beelden op slaat, en die beelden gaan de wereld over, ziet niemand dat jij het bent. Er valt hier nog een hoop voorlichtingswerk te verrichten, maar het moet onderdeel worden van de seksuele opvoeding." Een jongere die naaktfoto's verspreidt van zichzelf of van een ander werkt in feite mee aan kinderporno. "Als je alleen al een naaktfoto van een minderjarige op je computer hebt staan, dan is dat kinderporno. Formeel is dit strafbaar, maar als een 14-jarige experimenteert met een andere 14-jarige, dan ga je daar als politie niet al te moeilijk over doen. Ben je negentien en je doet dit met een 14-jarige, zou hij bestraft kunnen worden. Naaktmateriaal van een minderjarige is kinderporno, dus strafbaar." Is het niet beter dat kinderen tot bijvoorbeeld hun achtste levensjaar gevrijwaard blijven van internet? "Ik weet niet of ik mijn kind van vier zou laten internetten, hooguit in de vorm van een educatief computerspelletje. Maar op hun zevende of achtste jaar willen ze het internet op, omdat iedereen dat doet, ook op school. Daar hoef je wat mij betreft geen nee tegen te zeggen, alleen hoeft het niet onbeperkt. Ik ken kinderen van tien jaar die er nog steeds niets aan vinden. Waarom zou je die op internet gooien? Ze moeten het wel leren gebruiken voor werkstukken, dat is belangrijk. Maar als zij niet willen MSN-en, laat ze lekker!" "Als ouder moet je wel grenzen stellen aan het aantal uren dat het kind dagelijks op het internet zit. Voor het ene gezin is dat twee uur per dag, bij het andere mag een kind vier uur per dag internetten. Als kinderen heel jong zijn is het goed te beginnen met een kinderbrowser, bijvoorbeeld de Krowser. Een browser voor kinderen bevat een witte lijst waarop je websites opneemt die jij geschikt acht voor het kind. Je kunt hen op die manier met internet laten kennismaken door hun te sturen naar bijvoorbeeld Nijntje.nl, of naar Bobdebouwer.nl, maar verder niet. En vaak willen ze ook niet meer. Zodra ze wat ouder worden, stap je daar vanaf, en dan mogen ze MSN-en. Ze gaan dan ook de straat op en mogen van Internet Explorer gebruik maken. Zo zou ik het doen." 'Mijn kind online, Hoe begeleid je kinderen op internet?' Auteurs Justine Pardoen en Remco Pijpers. ISBN 90 6665 577 1 NUR 847. Uitgeverij SWP Amsterdam. Remco Pijpers vormt samen met Justine Pardoen de hoofdredactie van de site MijnkindOnline.nl en de site MijnleerlingOnline.nl
- - - - - - - - - - - -
. -
hghg
|