Ravage Digitaal 16 november 2006 Print deze pagina | |
|
www.ravagedigitaal.org De vrouw van een medewerker van de Novib ontdekt dat deze welzijnsorganisatie miljoenen besteedt aan ontwikkeling in Oost-Europa maar tegelijkertijd de stabiliteit ondermijnt. In haar nieuwste roman bekritiseert Els de Groen de rol van westerse welzijnsorganisaties. door Theo Ruyter Politiek geëngageerde fictie is in Nederland niet bepaald een veel beoefend en duidelijk omschreven genre. Daarom vallen boeken die tot dat genre gerekend worden gemakkelijk tussen de wal en het schip. De politieke commentator vindt het niet academisch of journalistiek genoeg en de letterkundige criticus schuift het terzijde als onvoldoende literair. Het nieuwe boek van Els de Groen, getiteld Weldoeners of de liefdadigheidsmaffia, verdient in ieder geval een beter lot, want het behelst čn een uitgesproken politieke stellingname čn een meeslepend verhaal. De schrijfster, sinds 2004 lid van het Europees Parlement, werd gekozen op de lijst van Paul van Buitenens partij Europa Transparant, maar sinds april 2005 opereert zij binnen de Groenen/EFA-groep. Zij was lerares Frans, publiciste over conflicten en vluchtelingen in Oost-Europa, journaliste voor dagbladen als Trouw en Algemeen Dagblad, en schrijfster van kinderboeken, educatieve boeken en romans. In het Europees Parlement houdt zij zich onder meer bezig met de positie van Roma-zigeuners in Centraal en Oost-Europa, transparantie, en de juiste besteding van Europese gelden in Oost-Europa en de Balkan. GedaanteveranderingDe uitgever gewaagt op de flap van 'een op feiten gebaseerde roman'. Dat is voor het overgrote deel - 260 van de 278 pagina's - waar, maar gaat eigenlijk voorbij aan een opmerkelijke gedaanteverandering die binnen het boek plaatsvindt.De auteur begint namelijk met een verantwoording, waarin zij omschrijft hoe in 2001 het boek is ontstaan, om welke thematiek het gaat en wat zij – eerst als onderzoeker en activist en later als politicus – op dat terrein heeft ondernomen. Dat zou je kunnen opvatten als open kaart spelen met de lezer, maar het kan ook storend en verwarrend werken, omdat een aantal vermelde feiten later in een andere context – het verhaal – weer terugkomt. De hoofdfiguur van de roman is Eva, vertaalster van beroep en echtgenote van Novib-medewerker Frank die connecties heeft met Bulgarije in het kader van een door de Nederlandse regering gefinancierd hulpprogramma voor de Roma in dat land. Ze hebben elkaar in India leren kennen. Eva had graag met Frank in het buitenland willen werken en wonen, maar hun relatie pakte zo uit dat zij zich veroordeeld zag tot de rol van moeder en huisvrouw in Nederland, terwijl Frank veel op reis was en zich uitleefde in zijn werk. Na twaalf jaar in die rol komt Eva op het idee haar man een keer achterna te reizen naar Bulgarije, zogenaamd om hem te verrassen op zijn verjaardag maar in feite om eens te kijken of hij zich wel zo inspant voor de Roma in dat land als zij zou willen. Zo komt ze er, stap voor stap, achter wat Franks werk in de praktijk voorstelt, met wat mensen en organisaties hij zich ter plaatse inlaat en dat eerder anderen profijt hebben van de hulp uit het buitenland dan de eigenlijke doelgroep. Ze kiest op haar manier partij voor de Roma en voor bepaalde mensen ter plaatse die zich in haar ogen wčl het lot van die minderheid aantrekken, ook al gaat dat ten koste van haar man en diens organisatie en zelfs van haar eigen gezin. ToetredingOp het einde van het boek, in een kort nawoord, verandert Eva weer in de politicus Els de Groen, die zakelijk meedeelt dat zij met fondsen van De Groenen in het Europees Parlement op 20 juli van dit jaar een internationale conferentie in Sofia mogelijk maakte over de opening van de archieven van de voormalige (Bulgaarse) geheime dienst. Of die opening waarvoor ze met haar fractie gevochten heeft nu werkelijk en volledig is geschied, laat ze uiteindelijk in het midden. Het boek van De Groen komt natuurlijk op een goed moment, nu Bulgarije op het punt staat – per 1 januari a.s. – met Roemenië toe te treden tot de Europese Unie. De eerdere toelating van andere staten uit het voormalige Oostblok was, zeker in Nederland, niet of nauwelijks een zaak waar veel mensen van wakker lagen. De publieke beeldvorming over die landen werd nu eenmaal bepaald door de gedachte dat we medelijden moesten hebben met een bevolking die zo lang was onderdrukt door een totalitair regime. Dus we hadden geen enkele reden om de Roemenen en Bulgaren de zegeningen van onze vrijheid en welvaart te misgunnen. Pas later zijn we er, beetje voor beetje, achter gekomen wat we met die toelating allemaal in huis hebben gehaald. Dus een tijdige nuancering van dat beeld kan in dit geval geen kwaad. Een nog grotere verdienste van het boek is naar mijn mening dat het een scherp inzicht verschaft in de opportunistische houding waarmee in Nederland buitenlandse politiek wordt bedreven. Niet alleen door de ambtenarij die daar namens de Nederlandse regering beroepshalve mee bezig is, maar ook door het deel van het maatschappelijk middenveld – in het internationaal jargon graag aangeduid als civil society – dat uit eigen beweging of als onderaannemer van de overheid in het buitenland actief is. Dat geldt met name voor de vele organisaties die overheidsgelden mogen en moeten besteden op het beleidsterrein van de ontwikkelingssamenwerking. Man en paardWat dat laatste betreft verkent De Groen in dit boek op een unieke manier de grenzen van de zogenaamde professionalisering van de ontwikkelingshulp, die in de jaren '80 van de afgelopen eeuw definitief doorbrak en die een ontwikkelingsindustrie heeft opgeleverd. Hierin hebben overtuigende wereldverbeteraars hun plaats afgestaan aan marktgerichte managers en staan kwantitatieve resultaten centraal in plaats van inhoud en kwaliteit.Jaren geleden, toen Els de Groen in Hervormd Nederland een grote partner van de Novib in Bulgarije op de korrel nam en het lef had man en paard te noemen, werd ze geconfronteerd met de macht van deze ontwikkelingsindustrie en het is niet onwaarschijnlijk dat ze daar met dit boek definitief in ongenade zal vallen. Tenzij De Groens voorbeeld navolging vindt en meer mensen niet langer zwichten voor de chantage van de zelfbenoemde kampioenen van de hulp, die houtsnijdende kritiek slechts pareren met de beschuldiging dat het publieke draagvlak voor de hulp wordt ondermijnd en dat daardoor miljarden armen in de wereld een beter bestaan wordt onthouden. De casus die De Groen in haar boek uit de doeken doet staat voor ontelbare gevallen in talloze andere landen, waar de buitenlandse hulpverlening in de loop der jaren al zo vaak – om allerlei redenen - in de fout is gegaan. De hulp heeft allang haar onschuld verloren. Alleen de grootst mogelijke openheid van zaken zal kunnen voorkomen dat het kind straks met het badwater wordt weggegooid. Els de Groen, Weldoeners of de liefdadigheidsmaffia; uitgeverij Papieren Tijger, Breda, 2006. ISBN 906728 199 9 / 978906728 199 7 - - - - - - - - - - - -
. .
hghg
|