Ravage
Digitaal 26 mei 2006 ![]() ![]() |
|
Veenhuizen uit Slapen, eten, tv-kijken, slapen, eten, tv-kijken. En tussendoor je kamer nog wat opruimen, als kers op de taart. Het veertig dagen durende verblijf van Peter Barton in de half-open inrichting van PI Veenhuizen verloopt in een sleur. Maar de vrijheid is nabij. - Week 5 – Vier weken verblijf ik inmiddels al op afdeling De Wissel. Om de een of andere reden doet het me terugdenken aan mijn tehuistijd. Omdat mijn ouders op vrij jonge leeftijd zijn overleden, werd ik op mijn zestiende wees en spendeerde ik een groot deel van mijn tienertijd in kindertehuizen. Uiteraard hebben al die tehuizen regels opgesteld waar jij je aan moet houden, de één wat zinvoller dan de ander. Maar op de bewoners van die tehuizen komen al die regels doorgaans over als slechts bedoeld om je leven onaangenaam te maken, en er zijn er weinig die ook daadwerkelijk nageleefd worden. Zo gaan bewoners na "bedtijd" op bezoek bij huisgenoten, desnoods via het dak. En natuurlijk gaan ze nog gewoon laat uit, bijvoorbeeld via het raam. Net zoals er best bewoners zijn die met andere bewoners naar bed gaan (ook vóór bedtijd). Ikzelf heb in die tijd ook regelmatig dergelijke regels overtreden, op het laatst zelfs stelselmatig. Een en ander uit die tijd heeft duidelijke overeenkomsten met deze gevangenis in Veenhuizen. Behalve dat het hier er wat strenger aan toegaat, zijn de verschillen dat ik van hier wéét dat de huisregels er zijn om de bewoners te irriteren en dat overtreding ervan een stuk lastiger is. Aangaande bepaalde regels zelfs volstrekt zinloos (er zijn hier geen meisjes). Toch besef ik aan het begin van de vijfde week dat er overeenkomsten zijn: er zijn hier regels die je moet breken en dat kàn ook. Dit besef zal ik misschien wel hebben gekregen door het glas met drank dat ik momenteel in mijn hand heb. Vanmiddag gehad van een medegedetineerde, afkomstig van een andere afdeling. Ik heb het netjes bewaard en geniet er nu lekker van. Wat het precies is, weet ik niet. "Eigen stook", had hij me verteld, maar meer ook niet. Tja, eigen stook, dat kan natuurlijk van alles zijn. Het smaakt in elk geval lekker zoet, een beetje fruitig en er zit prik in. En alcohol, al had het spul wel iets langer mogen gisten. Maar ja, een goed gistingsproces kan maanden in beslag nemen, en zo lang brengt niemand hier op de half-open inrichting voor kortgestraften door. Het smaakt goed bij de bami, die op zich al een verlossing is na een week lang rijst voorgeschoteld te hebben gekregen. De negenentwintigste dag. Het heeft nog lang geduurd voordat ik er dusdanig de smoor in kreeg dat ik besloot het roer om te gooien en de situatie wat meer naar mijn hand te zetten. Nog tien dagen te gaan. Volgens een medegevangene, die eerder gezeten heeft, gaan de laatste dagen altijd het langzaamst. Eens kijken of ik ervoor kan zorgen dat dit niet voor mij geldt. Na een avond plezier maken ga ik slapen en word weer wakker. De dertigste dag. Salamander Rond elf uur schrik ik wakker. Ik kleed me snel aan en ren naar paviljoen negen alwaar op dinsdagochtend de bestelde boodschappen opgehaald kunnen worden. De bestelling moet het vitaminegebrek van vorige week wat compenseren. Een groot pak multivitaminedrank en twee pakken dubbeldrank zullen dit doel moeten bewerkstelligen, naast de twee pakken yoghurtdrank en de fles limonadesiroop die ik wekelijks bestel. Na het ophalen van mijn boodschappen duik ik nog even terug mijn bedje in. Ik heb het gisteren vrij laat gemaakt en ik ben dus nog vrij duf. Maar als een uurtje later een cipier langs komt voor de middagtelling, moet ik toch weer wat wakkerder worden vanwege wat interactie. Het valt hem namelijk weer eens op dat mijn kamer naar zijn maatstaven een bende is. De indeling is nochtans niet veel veranderd sinds de eerste keer dat mij gevraagd werd om de boel op te ruimen, alleen hangt mijn stoel nu vol met schone was en liggen de kleren die ik vanmorgen aan had naast mijn bed. "Ga je binnenkort je kamer nog opruimen?", wil de cipier weten. "Jazeker", antwoord ik, "binnenkort." Helaas heeft de cipier niet door dat ik op de kalender kijk terwijl ik hem dit antwoord geef. Anders had hij wel in de gaten gehad dat ik daar 'over acht dagen' mee bedoel, een dag voordat ik vrij kom. Dan zal ik zeer zeker alles inpakken, opruimen en schoonmaken. Maar nu nog niet. Die middag is het weer bezoekuur. Helaas heeft mijn bezoek de door mij gevraagde printjes niet mee kunnen nemen. Die zijn hem bij fouillering afgenomen, aangezien alleen kleding mag worden ingevoerd. Volgende keer maar op een T-shirt printen dus. Het grootste nadeel is wel dat ik hem eigenlijk wilde vragen de volgende keer een miniflesje wodka mee te nemen, maar dat zit er nu dus niet meer in. De eigen stook waar ik gisteren wat van gekregen heb, is inmiddels helemaal op. Helaas.
Als we deze avond worden ingesloten, komt diezelfde cipier van vanmiddag weer langs. "Heb jij je kamer nog opgeruimd?", vraagt hij naar de bekende weg. "Natuurlijk niet", antwoord ik. "Schaam je, Barton!" Hij sluit de deur en laat me verder met rust. En terecht. De komende acht dagen woon ik hier nog, en bepaal ik hoe mijn kamer eruit ziet. Ik ga weer vroeg naar bed. Afgelopen nacht heb ik immers veel te weinig geslapen. Ik kijk nog een tijdje tv vanuit mijn bed voordat ik ga slapen en weer wakker word, de tv uit zet, weer ga slapen en weer wakker word. De éénendertigste dag. Kamer 15 Het is half acht in de ochtend als ik wakker word van die gozer van kamer 15 die het nodig vindt om keihard door de gang te schreeuwen. En niet heel eventjes, nee, de hele tijd door. Als hij er door zijn afdelingsgenoten op aangesproken wordt, trekt hij zich daar niets van aan en schreeuwt, zo mogelijk nog harder, gewoon door. In het Papiaments, dus onverstaanbaar voor mij. Ik krijg zin om hem de nek om te draaien, maar ik ben te lui om dat te doen (plus dat hij twee koppen groter is dan ik, maar dit terzijde). Als een uur later de bewaking langskomt om de deur te openen en de ochtendtelling uit te voeren, kan onze herrieschopper eindelijk naar buiten en wordt het weer rustig in de gang. Ik probeer weer te gaan slapen, maar dat wil niet meer lukken. Om twaalf uur komt er opnieuw een cipier langs, dit keer voor de middagtelling. Ik lig dan nog steeds wakker, met een flinke koppijn. Vier uurtjes slaap is te lang om het gewoon te beschouwen als 'een nacht doorgetrokken' (daarvoor is bovendien alcohol vereist) en te kort om fit te zijn. Toch ga ik mijn bed maar uit om in de zon te gaan liggen. Als ik om vier uur mijn post ophaal, valt het me direct op dat de twee enveloppen die ik krijg ongeopend zijn. Al een paar weken wordt al mijn post gelezen door de gevangenisdirectie, maar dat is blijkbaar nu voorbij. Tja, wat voor nut zou het nu nog moeten hebben? Over een week kom ik immers alweer vrij... Vanavond, nadat we na onze verstrekking van rijst met prutje weer worden ingesloten, gaat die gozer van kamer 15 weer vrolijk verder met herrie maken. Dit keer timmert hij zo hard mogelijk op de muur, de hele avond lang. Heer sta me bij, en laat dit in godsnaam niet de hele week doorgaan. Pas halverwege de nacht houdt hij op en kan ik gaan slapen. De volgende ochtend word ik weer wakker. De tweeëndertigste dag. Vegen Word opnieuw wakker van het geschreeuw van die gozer van kamer 15. Gelukkig niet zo vroeg als gisteren en de cipier die de ochtendtelling komt doen, laat hem al snel naar buiten. Na een paar minuten val ik weer in slaap. Maar niet voor lang. Zo’n anderhalf uur later word ik weer gewekt door de cipier. Hij wil mijn beddengoed nu direct hebben. Omdat hij anders mijn kamer niet meer uit zal gaan, geef ik hem mijn beddengoed af. Een boete krijg ik niet, maar dit is óók niet fijn. Maar het kan erger. Het betreft hier namelijk de cipier die mij twee dagen geleden voor de zoveelste keer vroeg mijn kamer op te ruimen. En dat vraagt hij me vandaag opnieuw. Houdt hij dan nooit op met dat gezeur? Ik beloof het hem mompelend, zodat ik later nog kan zeggen dat hij me verkeerd heeft verstaan. Na zijn vertrek sla ik het laken dat ik onder mijn matras heb verstopt over me heen en slaap ik weer verder. Als ik rond het middaguur wakker word, voel ik me weer helemaal fit. Mijn hoofdpijn, waar ik het begin van de ochtend nog zo'n last van had, is verdwenen. Ik besef dat het voor die cipier nu menens is. Dat besef wordt nog groter als diezelfde cipier bij de middagtelling zegt dat ik "nog een paar uur" heb. Ik stapel daarom alle papieren op de grond op, gooi mijn afval weg, veeg mijn kamer aan en schuif de opbrengst daarvan onder de prullenbak om vervolgens een eitje te bakken en die buiten op het gras op te eten. Ik zit al een tijdje in de zon als een bewaker met twee vrouwen, die er op het eerste gezicht als moeder en dochter uitzien, het pad aflopen mijn richting op. Zodra ze bij de toegangssluis aankomen, belt de cipier aan. "Bezoek voor afzondering", meldt hij en het eerste deel van de sluis gaat open. Als het drietal de sluis in is gewandeld, sluit deze en opent zich het tweede deel. Hierop beginnen enkele gevangenen, die op de tafeltennistafel naast de sluis zitten, te joelen en te fluiten naar de dames. Het zijn maar een stel vervelende pubers die hier zitten, en enigszins schaam ik me wel voor ze. Pas twee uur later komt het bezoek weer naar buiten. Dat is fraai. Tot vandaag ging ik er vanuit dat je in de isoleercel helemaal geen bezoek mocht ontvangen. Vandaag blijkt dus dat dit wel degelijk mag, en dat je bezoek dan zelfs nog een uur langer mag blijven ook! Als het een uurtje later alweer tijd wordt om ingesloten te worden, is de cipier niet tevreden met het resultaat van mijn vijf minuten durende schoonmaakactie. "Ik kan wel zien dat je schoongemaakt hebt, maar het is niet voldoende", zegt hij resoluut. Het wordt de hoogste tijd dat ik de situatie weer naar mijn hand zet. Het zou immers jammer zijn als ik al dat schoonmaakwerk opnieuw zou moeten doen.
Ik kan hem dit best vertellen, hij zal het toch niet geloven. En zelfs al gelooft hij het, dan nog kun je je afvragen wat hij eraan zou doen. Al helemaal op dit moment, nu op een paar minuten na zijn werkdag erop zit. Morgen werkt hij niet, en zijn dreigement dat hij zaterdag de directrice zal informeren als ik dan mijn kamer niet heb opgeruimd, geloof ik niet. Het zal me ten zeerste verbazen als de directrice überhaupt werkt op zaterdag. Uit kamer 15 komt die avond al aanzienlijk minder herrie dan voorgaande avond. Ik kan dan ook makkelijk in slaap vallen als ik rond twee uur die nacht klaar ben met het schrijven van brieven en een artikeltje. Ik ga slapen en word weer wakker. De drieëndertigste dag. Vroege fanmail Zowaar word ik vanmorgen nagenoeg met rust gelaten, waardoor ik maar liefst tot twee uur ’s middags kan uitslapen. Dat zal ik nodig hebben, want het weekend staat weer voor de deur. Dan worden we een half uur later naar buiten gelaten dan doordeweeks, wat de bewoner van kamer 15 een half uur langer de tijd geeft om herrie te schoppen. Hoewel hij vanmorgen dus aardig kalm bleef, lijkt het me verstandig voor morgen rekening te houden met het ergste. De post is vroeg vandaag, al om kwart over drie krijgen we onze fanmail uitgedeeld. Mijn post is weer open gemaakt, blijkbaar per ongeluk rechtstreeks bij mij bezorgd. Hier zit post bij van de afgelopen week. De directrice geeft kennelijk ineens niet meer zoveel haast met het lezen en doorsturen van mijn post. Fraai is dat. Dit betekent dus dat, als er nu nog iemand post naar me stuurt, die pas aan zal komen als ik al lang weg ben. Ik zit hier immers nog maar vijf dagen. Als we die avond met spinazie worden ingesloten, dek ik mijn bord af voor later en eet ik een paar boterhammen. Ik kan het niet laten voor de tweede keer vandaag op mijn zelfgemaakte kalender te kijken, waar ik de dagen op afstreep. Een medegevangene die al eens vaker gezeten heeft, vertelt me dat de laatste dagen altijd het langst duren. Hij heeft gelijk. Over minder dan een week kom ik vrij. Dat lijkt heel kort, maar ik heb moeite me te herinneren wat ik gisteren gedaan heb. Hoewel ik me er gisteren nog tegen verzette, krijg ik zin om al mijn spullen in te pakken en mijn kamer schoon te maken. Om te voorkomen dat ik dat ook daadwerkelijk ga doen, zet ik de televisie op een muziekkanaal en vier dat mijn laatste weekend is ingegaan. Het duurt nog tot halverwege de nacht voordat ik naar bed ga. Ik ga slapen en ik word weer wakker. De vierendertigste dag. Zee Waar ik al bang voor was, gebeurt ook. Om half acht vliegt de deur van kamer 15 open en begint de herrie weer. Ooit heb ik eens gelezen dat het monotone geluid van een tv of radio die niet op een zender staat afgesteld, rustgevend werkt. Ik trek daarom de antennekabel uit mijn toestel en zet het aan. Het beeld ruist, maar ik hoor niets. Dat is het nadeel van die moderne tv’s: zodra geen signaal ontvangen, gooien ze automatisch het geluid uit. Ik moet er dus voor zien te zorgen dat mijn tv wel signaal ontvangt, maar gewoon heel slecht.
Anderhalf uur later word ik wakker van de deur. Deze 'zee' heeft blijkbaar als nadelig gevolg dat je niet bepaald diep slaapt. En dat vervelende cipiers vragen zouden gaan stellen als ik niet net deed alsof ik sliep. Na nog een uurtje ingedommeld te zijn, kruip ik mijn bed uit en plug ik mijn tv weer in. Het journaal bericht dat er een onderzoek komt naar Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali, die in werkelijkheid Ayaan Hirsi Magan blijkt te heten en twee jaar dichter bij mijn leeftijd zit dan ze aanvankelijk claimde. Goed nieuws, hoewel ik vind dat mensen vooral moeten kunnen gaan en staan èn wonen waar ze willen. Maar dat er al drie jaar iemand in onze Tweede Kamer zit die heel iemand anders blijkt te zijn dan dat ze zegt dat ze is, geeft me geen fijn gevoel. Ik zet de tv uit en ga naar buiten. Het is een stuk minder warm dan voorgaande dagen, maar nog altijd lekker weer op een rustige binnenplaats. Daar profiteer ik dan maar mooi van. Halverwege de middag warm ik de tjaptjoi op die om twaalf uur werd verstrekt. Met een gebakken eitje van mezelf erbij is het zowaar lekker. Het terras buiten waar ik mijn Chinese maaltijd verorber, is verder leeg. Een heerlijk lentezonnetje voor mij alleen. Een cipier overhandigt mij een briefje, afkomstig van een vriend die schrijft dat hij bij de ingang staat maar er niet in komt. Hij wist kennelijk niet dat ik het bezoek voor hem had moeten aanvragen en of ik dat voor aankomende maandag alsnog kan doen. Lekker handig, maandag is er helemaal geen bezoekuur. Aangezien ik geen beltegoed meer heb en ik dat ook niet voor die paar dagen nog kan regelen, probeer ik een andere vriend te bellen met een vaste telefoonaansluiting collect call te bellen. Helaas blijkt hij niet thuis. Morgen nog maar eens proberen dan. Ik heb het gevoel dat deze dag trager is verlopen dan welke dag in mijn leven ook. Dat belooft wat, want ik heb er nog vier te gaan. Ik ga slapen en word weer wakker. De vijfendertigste dag. Onheil Het is rustig vanochtend, tot ongeveer kwart voor twaalf. Mensen beginnen over de gang te lopen, overal aankloppend met de vraag of ook bij hen het beeld is weggevallen. Ik zet mijn tv aan en ontdek dat het kabelsignaal inderdaad is uitgevallen. Onheil, want het is vandaag ronduit kloteweer en veel anders is er niet te doen. Ik was mijn bord af en haal mijn maaltijd op: een flinke loempia. Het is nog te vroeg om 'm op te eten, dus breng ik 'm naar mijn kamer en bel de vriend die ik gisteren wilde bellen. Vandaag is hij gelukkig wèl thuis. Ik vraag hem contact op te nemen met de jongen die gisteren bij de ingang van de bajes stond. Dat belooft hij te doen. Later op de middag breekt de zon door, maar als ik mijn opgewarmde loempia op het terras op wil eten, merk ik dat het toch nog best fris is. Ik ga daarom al snel weer terug naar mijn kamer, alwaar ik ontdek dat de tv het weer doet. Ik trek mijn kleren uit en spendeer de rest van de dag met tv-kijken vanuit mijn bed. De dag loopt op deze manier vanzelf tot z’n einde. En daarmee mijn laatste weekend in de bajes. Nog maar drie dagen voor mijn vrijlating. Ik kijk nog eens op mijn zelfgemaakte kalender, waarvan inmiddels vrijwel alle dagen zijn doorgestreept. Aan de ene kant is het snel gegaan, sommige dagen vlogen voorbij. Aan de andere kant zaten er ook dagen tussen waar nooit een einde aan leek te komen. Gisteren was zo’n dag, maar vandaag valt het nog wel mee. Blijkbaar ligt het niet zozeer aan het feit dat mijn vrijlating steeds dichterbij komt. Morgen zal ik een begin maken met het opruimen van mijn kamer. Eerst uitzoeken wat ik allemaal mee zal nemen en wat ik weg moet gooien. Ik hou eigenlijk helemaal niet van weggooien, maar ik kan nu eenmaal niet alle post van de afgelopen maand meenemen naar huis, daarvoor is het teveel. Ach, dat zoek ik morgen wel uit. Nu is het tijd om te gaan slapen, het is al bijna drie uur en de kans bestaat natuurlijk dat ik morgenochtend weer eens vroeg wakker word. Ik ga slapen en word weer wakker. De zesendertigste dag.
- Week 6 – Rond twaalf uur word ik wakker van een omgeroepen bericht over de middagarbeid die is komen te vervallen. Degenen die hier aan arbeid doen, hoeven daar niet rouwig om te zijn. Het is maar iets van drieënhalf uur werk voor zestig cent per uur. Niemand die daar rijk of arm van wordt. Ik besluit een begin te maken met het opruimen van mijn kamer. Het meeste gooi ik weg. Ik kan niet meer meenemen naar buiten dan dat ik mee naar binnen heb genomen. Daarvoor heb ik de draagcapaciteit niet. Ik heb maar één rugzak, en daar moeten ook nog wat in beslag genomen spullen in die ik donderdag bij vrijlating terug zal krijgen. Alle post die ik gekregen heb, gooi ik daarom weg. Die avond krijgen we fu yong hai als avondeten. Hoewel dat normaal gesproken één van mijn favoriete gerechten is, gooi ik het nu na een paar happen weg. Hoe is het toch mogelijk dat ze hier eten klaarmaken dat er zó lekker uit ziet en toch zo vies smaakt?
Ik schrijf nog een paar kaarten zodat die morgen de deur uit kunnen. Waarschijnlijk zullen die wel later bij de geadresseerden aankomen dan dat ik vrijkom, wat nu nog twee dagen duurt. Ik heb er zin in. Weer gewoon naar de falafeltent. Weer gewoon naar de kroeg. Weer gewoon naar kantoor. Ik ben het best allemaal wel een beetje gaan missen. Al heb ik stiekem ook wel zin om een weekje op vakantie te gaan voordat ik weer naar kantoor ga. Maar voor het zover is, moet ik eerst nog twee dagen zitten. En mijn kamer verder opruimen. Maar dat doe ik morgen. Ik ga slapen en word weer wakker. De zevenendertigste dag. Smokkelen Ik word weer wakker van de herrie van kamer 15. Hij heeft duidelijk iets te klagen, maar ik kan niet volgen wat precies. Het wordt me om half negen in elk geval duidelijk dat de cipier van dienst er geen boodschap aan heeft. Hij verzoekt de gevangene stiller te zijn, maar het kwaad is al geschied. Ik ben wakker. Op zich niet zo’n ramp. Het is immers dinsdagochtend en dat betekent tijd voor een bezoek aan het winkeltje. Voor die twee dagen heb ik geen grote boodschappenlijst opgegeven; mijn bestelling van deze week bestaat uit twee pakken yoghurtdrank en een pak dubbeldrank. Eén van de pakken yoghurtdrank maak ik gelijk open en ik drink er een paar slokken uit voordat ik weer terug mijn bed in duik om nog een beetje bij te slapen. Ik was immers veel te vroeg wakker geworden en bovendien gaan mijn laatste dagen al slapende veel sneller. Tien voor twee schrik ik weer wakker. Haastig trek ik mijn kleren aan en ren naar beneden, net op tijd voor het bezoekuur. Twee vrienden van mij zitten te wachten in de bezoekerszaal. Terwijl hier meestal aardig wat mensen zitten, ben ik nu de enige die bezoek heeft. Dat is nadelig, want de kans is nu natuurlijk wel heel erg groot dat de cipiers voortdurend op ons zullen letten. En dat terwijl ik vandaag nét een pakketje heb samengesteld dat naar buiten gesmokkeld moet worden. Met een beetje gefriemel krijgen we het alsnog voor elkaar om het pakketje, met daarin mijn jezusgewaad redelijk, onzichtbaar van onder mijn jas naar die van een mijn bezoekers te wurmen. Nu alleen nog hopen dat ze het daadwerkelijk de deur uit krijgen. Die avond is er de grootste eensgezindheid op het gebied van televisiezenderkeuze ooit. Er is een rechtstreekse uitzending van een debat in de Tweede Kamer over de werkelijke identiteit van Ayaan Hirsi Ali, en de beslissing die minister Verdonk van Vreemdelingenzaken nam om haar het Nederlanderschap te ontnemen. De hele afdeling kijkt naar het rechtstreekse verslag, dat tot diep in de nacht duurt. Ook ik kijk ernaar, en ook de jongen van kamer 15, die het geluid van zijn televisietoestel op het maximum heeft gezet (maar dat deert niemand, want hij kijkt toch hetzelfde als iedereen) en gelukkig alleen de schorsingen aangrijpt om luidkeels te verkondigen dat Verdonk een racist is en moet opstappen. Als ik aan het eind van het debat mijn tv uit zet, merk ik dat het in kamer 15 al stil is. Met een beetje pech betekent dit morgenochtend weer herrie. Ik ga dus maar snel slapen, en word de volgende dag weer wakker. De achtendertigste dag. Cellentekort? Word wakker van een afdelingsgenoot die ineens in mijn kamer staat. Blijkbaar heeft de cipier die de ochtendtelling heeft uitgevoerd mijn deur weer eens open laten staan. Dat gebeurt wel vaker. Hij heeft de stofzuiger nodig die ik gisteren mijn kamer in heb gehaald toen ik begon met opruimen. Het is dan alweer elf uur. Ik besluit op te staan en verder te gaan met het opruimen en schoonmaken van mijn kamer. Ik ben daar amper een uurtje mee bezig als een cipier langskomt met de mededeling dat het eten opgehaald kan worden. Vreemd, het is nog lang geen weekend. De cipiers hebben er ook geen verklaring voor. Als ik beneden kom om het eten af te halen, zie ik een briefje op de deur van het cipierkantoortje hangen met de mededeling dat er morgenochtend een presentatie is voor het personeel en daarom de deuren pas rond elf uur worden geopend. Lekker dan, want ik zou morgen om negen uur worden vrijgelaten. "Dat wordt ook verschoven naar elf uur", vertelt een cipier mij. Mooi is dat, eigenlijk hoor ik al vrij te zijn, maar omdat het personeel zonodig allemaal tegelijk dia’s moeten gaan bekijken, kan ik nog even een tijdje extra opgesloten blijven. Tja, ze moeten toch ìets verzinnen om de cellen hier gevuld te houden. Als ik later die middag met de tv aan verder ga met opruimen, komt er een promo op het scherm langs van het CDA, waarin wordt gepleit voor twee gevangenen op één cel, om zo het cellentekort op te lossen. Cellentekort? Onze afdeling heeft al zo’n twee weken geen nieuwe bewoners meer gehad. Op onze afdeling staan drie cellen leeg, waaronder de tweepersoonscel. Ook van andere afdelingen hoor ik dat er een aardig aantal cellen leeg staan. Hoezo cellentekort? Ik claim de stofzuiger terug en zuig mijn kast voordat ik daar een sopje doorheen haal. Voor ik het weet is het vier uur. Tijd om voor de laatste keer mijn post op te halen. Er zal vast nog wel wat post onderweg zijn, dat nu dus niet aangekomen is. Hopelijk sturen ze dat nog door naar mijn huis. Als we om vijf uur worden ingesloten, eet ik eerst nog wat van mijn maaltijd die ik inmiddels weer heb opgewarmd, voordat ik verder ga met inpakken, opruimen en schoonmaken. Voor even. Want om zes uur neem ik pauze voor het journaal, waarin nog een andere oplossing voor het cellentekort wordt onthuld: vooral niets veranderen aan de politiecellen. Jaarlijks sterven er namelijk zeven arrestanten op het politiebureau. Doorgaans is dit mogelijk door gebreken aan de cel, en door personeelsgebrek. Blijkbaar zijn ze hier niet de enigen die daar last van hebben. Om tien voor half zeven gaat ineens mijn deur open, steekt een cipier zijn kop door de deur, waarna deze weer sluit. Ik loop naar de gang en kijk nog eens goed. Twee bewakers zijn een telling aan het uitvoeren. Telling, nu? Het is helemaal niet het tijdstip voor een telling. "Extra controle", verklaart één van de cipiers zonder verdere opgave van reden, voordat ze de telling afronden en via de nooduitgang weer vertrekken. Na het journaal blijf ik gewoon achter de tv hangen. Mijn kamer verder schoonmaken komt straks wel. Ik doe een verwoede poging al het brood dat ik nog heb op te eten. Op één brood na, die stop ik in mijn tas. Voor morgen, voor onderweg. Waarschijnlijk naar een vriend van me die in Zwolle woont. Die neem ik morgenavond mee de kroeg in. Dat heb ik wel nodig. Eén ding heb ik wel geleerd de afgelopen anderhalve maand: zo af en toe is het belangrijk om te feesten. Als je niet zo af en toe wat te feesten hebt, raak je in een sleur. Eens in de zoveel tijd moet je feesten om jezelf eraan te herinneren dat het leven zo leuk is als je het zelf maakt. Hoewel dat in een gevangenis lastig is, is het zeker niet onmogelijk. Al helemaal niet met de tv flink hard aan op een muziekkanaal. Ik heb immers wat te vieren, ben bijna vrij. Bovendien wordt er nu goeie muziek gedraaid. En ik moet nog aardig wat aanmaaklimonade opmaken om het niet mee te hoeven nemen; mijn tas zit al bijna vol. Het is half twee ’s nachts als ik besluit te gaan douchen. Zo ben ik mooi schoon als ik vrij kom en heb ik weer een reden minder om eerst naar huis te gaan voordat ik de kroeg in duik. Minstens een uur later kom ik de douche weer uit. Heerlijk, dat warme water over me heen. Na het scheren zet ik de tv weer aan en ga verder met mijn feestje. Die duurt tot een uur of vier. Ik besluit dat ik beter nog wat kan slapen en zet de tv weer uit. Buiten hoor ik een flinke regenbui. Mooi is dat, zit ik anderhalve maand met prachtig weer in de gevangenis, en als ik op het punt sta om vrijgelaten te worden, komt er een regenfront deze kant op. Ik lig weliswaar op bed, maar slapen lukt niet zo heel erg. Ik ben te opgewonden. De afgelopen tijd ben ik nog wel eens achter de tv in slaap gevallen. Wie weet lukt dat nu wel weer. En dus zet ik de tv aan op de herhalingen van Nova. Natuurlijk gaat het weer over Verdonk en haar poging om Ayaan Hirsi Ali te illegaliseren. Ik val in slaap en word weer wakker. De negenendertigste dag. Vrijheid Om half negen word ik wakker gemaakt door een cipier die me vraagt op te schieten. Om half tien begint hun vergadering en voor die tijd moet ik buiten zijn. Gisteren vertelden ze nog dat ik pas om elf uur zou worden vrijgelaten. Hoewel ik nu maar drie uurtjes heb kunnen slapen, komt het toch als een aangename verrassing.
Er gaat maar één bus naar Assen: snelbus 116, die slechts één keer per uur rijdt. En dat is goddank over een kleine tien minuten. Ik hoef daarom niet lang te wachten voordat de bus me meeneemt. Mee Veenhuizen uit. Mee de vrijheid in. Lang leve de vrijheid. De eerste dag. Lees
ook de eerdere delen:
|