Ravage Digitaal 19 mei 2006 Print deze pagina

www.ravagedigitaal.org

Maak functioneren AIVD openbaar

Sinds jaar en dag is de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in dit land omgeven met geheimzinnigheid. Deze aanpak kan onder moslimjongeren leiden tot paranoia en verdere radicalisering. Naar Zweeds voorbeeld bepleit Dirk Kloosterboer dan ook voor openheid van de geheime dienst.

De liberale denker John Stuart Mill was nogal kritisch over het kiesgeheim. De privacy van het stemhokje zou ertoe leiden dat mensen hun stem laten bepalen door eigenbelang, in plaats van het publieke belang te dienen. Bovendien vond Mill dat vrije individuen openlijk voor hun opvattingen moeten uitkomen, in plaats van ze in het geniep tot uiting te brengen.

Of het wel zo’n goed idee is om het kiesgeheim af te schaffen, daarover valt te twisten. Interessanter is de relatie die Mill legt tussen vrijheid en openbaarheid. Juist nu de privacy steeds meer onder druk staat door internet en de angst voor het terrorisme, moeten we ons afvragen wat dan het alternatief is: meer geheimzinnigheid of meer openbaarheid?

Daar zitten verschillende kanten aan. Mag de overheid er eigenlijk wel een geheime dienst op nahouden? Mogen verdachten worden berecht op basis van geheime informatie? Moeten de broncodes van computerprogramma’s niet openbaar zijn? Maar het gaat ook om de rol van burgers: mogen die onherkenbaar over straat gaan, bijvoorbeeld door een burqa te dragen? Mogen ze anoniem op internet publiceren? Mogen ze in het geniep actievoeren?

Terrorisme

Aan de geheime diensten is een belangrijke rol toegedacht in de strijd tegen het terrorisme. Of deze diensten effectief zijn, weten we niet. Dat kunnen we ook niet weten, omdat ze nu eenmaal geheim zijn. Toch valt te beredeneren dat juist openbaarheid een veel sterker wapen is tegen het terrorisme. Om het terrorisme te bestrijden is medewerking nodig van mensen uit de omgeving van (potentiële) terroristen. Om hun hulp te krijgen, zal je zelf ook je kaarten op tafel moeten leggen.

Een voorbeeld hiervan is de Zweedse geheime dienst. Anderhalf jaar geleden vertelde een woordvoerder in NRC Handelsblad dat deze dienst openlijk naar de islamitische gemeenschap stapt. "Wij zeggen: hier zijn we, we hebben een probleem met de veiligheid, met extremisten, en dat willen we oplossen." Deze aanpak blijkt te werken: "We krijgen veel reacties van moslims die vinden dat de terroristen de islam een slechte naam geven."

Andersom kan een geheimzinnige aanpak juist radicalisering in de hand werken. In zijn boek Een voet tussen de deur over de kraakbeweging beschrijft Eric Duivenvoorden het effect van heimelijke acties van de geheime dienst. De angst voor informanten creëerde een soort paranoia, waardoor de kraakbeweging veranderde in 'een in mootjes gehakte splinterbeweging, die kenmerken begint aan te nemen van een geheim genootschap'.

Momenteel worden radicale moslimjongeren intensief door de veiligheidsdienst gevolgd. Waarschijnlijk veroorzaakt dit een vergelijkbare paranoia. Het gevoel dat je niemand zomaar kan vertrouwen werkt gesloten gemeenschappen in de hand, die niet meer het gevoel hebben dat ze verantwoording verschuldigd zijn aan mensen buiten de eigen groep. Dat is precies het klimaat waarin zieke ideeën kunnen ontstaan, bijvoorbeeld over het redden van de wereld door eerst flink wat inwoners op te ruimen.

Openbaar

Bij de bestrijding van terrorisme zou de heimelijke aanpak van infiltraties en telefoontaps daarom wel eens averechts kunnen uitpakken. Misschien moeten we de geheime dienst juist omvormen tot een openbare inlichtingen- en veiligheidsdienst, die openlijk informatie verzamelt.

Op het moment dat je pleit voor meer openbaarheid, dan zou dat niet alleen voor de overheid moeten gelden, maar ook voor burgers. Martin Luther King schreef vanuit de gevangenis dat het legitiem is om onrechtvaardige wetten te overtreden, mits je het openlijk doet en de consequenties aanvaardt. Door openlijk verantwoordelijkheid te nemen voor je acties, win je aan geloofwaardigheid.

Ook in meer alledaagse situaties is de vraag van belang hoe we omgaan met openbaarheid. Dit belang neemt toe door de groeiende rol van internet, een medium dat zo nu en dan minder frisse kanten in de mens bovenbrengt. Racistische teksten, bedreigingen, mensen een loer draaien door tegen hun wil foto’s en filmpjes te publiceren. Het is typisch gedrag dat floreert bij de anonimiteit van het medium.

De PvdA suggereerde onlangs dat er een soort identificatieplicht moet komen op internet – een idee dat na negatieve reacties overigens razendsnel lijkt te zijn weggemoffeld. Het voorstel lijkt overbodig, aangezien de overheid zich al steeds meer mogelijkheden toeëigent om de identiteit te achterhalen van mensen die op internet actief zijn. Ook andere persoonlijke gegevens kunnen steeds gemakkelijker worden opgevraagd. Winkels, huisbazen, bibliotheken, reisbureau’s en banken moeten desgevraagd gegevens over hun klanten beschikbaar stellen.

Internet

Het is de heimelijkheid van Nineteen Eighty-Four: je weet nooit of de overheid je controleert, laat staan wat ze met die informatie doet. In beginsel staan we allemaal ter beschikking van onze regering, zo schreef Aart Brouwer in de Groene Amsterdammer. Uiteraard is het niet alleen de overheid die ons steeds nauwlettender in de gaten houdt. Ook bedrijven als Google verzamelen zeer gedetailleerde gegevens, zonder dat duidelijk is wat ze met die gegevens doen.

Tegen deze achtergrond valt er veel voor te zeggen om maar helemaal een einde te maken aan het anoniem publiceren op internet, even aannemend dat dit technisch uitvoerbaar is. Als er dan toch al zoveel bekend is over wat we op internet uitvoeren, waarom zouden dan alleen de overheid en bedrijven als Google, de populaire zoekmachine op internet, over die informatie mogen beschikken? Is het dan niet beter om van internet een echte publieke ruimte te maken, waar iedereen die iets publiceert zich bekendmaakt?

De jurist Anton Ekker betoogde twee maanden geleden in het studentenblad Folia dat de mogelijkheid om anoniem te publiceren een wezenlijke voorwaarde is om de vrijheid van meningsuiting te kunnen garanderen. "Verboden op anonieme publicaties waren altijd bedoeld om censuur toe te kunnen passen", aldus Ekker. Een praktische tegenwerping is dat er van anonimiteit op internet al geen sprake meer is, hoogstens is er een illusie van anonimiteit. Daarnaast is het de vraag of publicaties niet juist hun waarde ontlenen aan het feit dat je je naam eronder zet.

Anonimiteit en privacy moeten zeker niet op de vuilnisbelt, maar we mogen tegelijk ook best wat krachtiger opkomen voor de openbaarheid. Ten eerste is meer openbaarheid misschien wel het sterkste wapen tegen overheden en bedrijven die in het geniep steeds meer informatie over ons verzamelen. Ten tweede past het in een vrije samenleving dat mensen zoveel mogelijk met open vizier naar buiten treden.

Dirk Kloosterboer is redacteur van de website
Nieuws uit Amsterdam
. Een eerdere versie van dit artikel verscheen in NRC Next.



- - - - - - - - - - - - - - -

.

  ..


- - - - - - - - - - - - - - -

 

Naar boven

 

 

Zwarte Kat

 

 

 

hghg