Ravage
Digitaal 14 juli 2006 ![]() ![]() |
|
De zelfcensuur van Google China Heeft Google zijn ziel aan de Chinese duivel verkocht door in te stemmen met censuur in ruil voor een plaatsje binnen de grenzen van de Volksrepubliek? Of geldt hier 'Beter een half zoekresultaat dan een leeg scherm?' Clive Thompson begaf zich onder de opkomende internetklasse van China en onderzocht de glibberige realiteit van de webcultuur in dat land. door Clive Thompson Kai-Fu Lee, het nieuwe hoofd Operations voor Google in China, is voor veel Chinese jongeren een idool. Toen hij een lezing op een universiteit gaf schoot de prijs van een kaartje als een komeet naar 60 dollar. Lee – die eerder voor Apple in Californië en Microsoft in China werkte – verpersoonlijkt het juichend soort optimisme van een levenscoach. Vorig jaar publiceerde hij Be Your Personal Best, een bestseller die Chinese jongeren aanspoort de lefgeest van het Amerikaanse kapitalisme over te nemen. Zeven jaar geleden huurde hij voor Microsoft de beste afgestudeerden van China in; nu gaat hij voor Google hetzelfde doen. Lee klinkt haast evangelisch als hij over de bevrijdende kracht van technologie praat. Het internet, zegt hij, gooit het speelveld open voor de enorme Chinese rurale onderklasse: zodra het platteland online is, kunnen ook studenten op duizenden kilometers afstand van Shanghai en Beijing zelf materialen downloaden van Harvard of andere universiteiten, en zichzelf opleiden. Nadat Lee door Google was weggekaapt bij Microsoft publiceerde hij een emotioneel epistel op zijn website waarin hij Googles missie – informatie naar de massa brengen – prees. Hij besloot met de montere vergelijking 'jeugd + vrijheid + gelijkheid + bottom-up innovatie + user focus + don’t be evil = het wonder van Google'. ZuiveringToen ik Lee opzocht, bevond die missie zich in een verzameling alledaagse kantoren in het centrum van Beijing. In kleine kamertjes klonteren gretige jongeren samen rond enorme flatscreens. Lee: "De idealen die we hier hoog houden zijn echt zó belangrijk en nobel. Hoe je dingen bouwt die gebruikers prettig vinden, en later pas bedenkt hoe je geld verdient. Ik denk dat ik in mijn hart altijd al een idealist ben geweest." Googles optreden in China leek de afgelopen maanden een stuk minder idealistisch. In januari kondigde het bedrijf de introductie aan van een nieuwe zoekmachine voor de Chinese markt. Om aan de Chinese censuurwetten te voldoen, zo legden Googles vertegenwoordigers uit, had het bedrijf toegestemd de zoekresultaten te zuiveren van websites die de Chinese regering afkeurt.
Zoals sites over de verboden spirituele beweging Falun Gong, over vrijheid van meningsuiting of over het bloedbad op het Tiananmen Plein van 1989. Tik ergens op de wereld 'Tibet' in, of 'Falun Gong', en je krijgt bijna altijd duizenden blogs, nieuwsitems en chatsites over de Chinese repressie. Doe hetzelfde op google.cn en de meeste van deze links, zo niet allemaal, zijn verdwenen. In de VS viel Googles besluit slecht. In februari moest het bedrijf op Congreshoorzittingen verschijnen, medewerkers werden vergeleken met Nazi-collaborateurs en de aandelenkoers zakte. Ook al was Google niet het enige Amerikaanse hi-tech-bedrijf in China, en ook al reed het niet de scheefste schaats. Maar Google werd geacht uit ander hout te zijn gesneden. De telegenieke jonge oprichters Sergey Brin en Larry Page omschrijven hun bedrijf immers als 'betrouwbaar en geïnteresseerd in gemeenschappelijk goed'. Hoe rijmt Google dat met het aanpappen met een repressief regime? ExpressieHet was lastig erachter te komen hoe Lee daarover dacht. Want als voorwaarde voor de ontmoeting had Google geëist dat ik de kwestie 'relatie met overheid' niet zou aansnijden. Daar mocht alleen het hoofdkantoor iets over zeggen. Wat Lee zei over de rol van internet in China leek echter veelzeggend: de Chinese studenten die hij ontmoet, hongeren niet naar democratie. "Mensen zijn behoorlijk vrij daarover te praten", zegt hij, doelend op democratie en mensenrechten. "Ik denk dat ze er niet zo veel om geven. Ik denk dat ze zeggen: Amerikaanse democratie, hé, dat is een goed systeem. En de Chinese regering, goed en stabiel, dat is ook een goed systeem. Mij maakt het niet uit, zolang ik maar naar mijn favoriete website kan, mijn vrienden kan zien, gelukkig kan zijn." "Zeker", zo vervolgt Lee, "met de groei van internet en de opkomst van bloggen en chatten is het idee van persoonlijke expressie veel populairder geworden. Maar dat zie ik helemaal niet als een politiek statement. Mensen willen zich gewoon graag uiten." Voor mij klinkt dat als company spin, een merkwaardig vereenvoudigde notie van vrije meningsuiting. Maar na een paar maanden tussen China’s opkomende klasse internetgebruikers verbleven te hebben, begrijp ik het beter. Wat is vrijheid op dit moment voor de Chinezen? Zijn er gradaties in censuur? Betere en slechtere vormen? In Amerika is deze vraag ontoelaatbaar – einde verhaal. Maar in China begint het daarmee pas, zoals Google ontdekte. IntroductieGoogle was geen pionier in China. Yahoo was het eerste grote Amerikaanse internetbedrijf dat in 1999 die markt betrad met een Chineestalige website en een kantoor in Beijing. Yahoo leerde snel hoe moeilijk het was om in China door te dringen, en hoe verwarrend de culturele barrières. Zo gebruiken zakenlieden zelden e-mail bijvoorbeeld, omdat ze het achterlaten van berichtjes sociaal onbeholpen achten. Het populairst op internet in China zijn nieuwsgroepen, vol eindeloze argumentaties en vlammende betogen met duizenden commentaren. Deze culturele nuances vervreemdden de Chinese gebruikers van de Amerikaanse bedrijven en dreven ze in de armen van nationale concurrenten als sina.com – met slechtere zoekmachines maar veel chatrooms en door de overheid goedgekeurde nieuwssites. Aanvankelijk koos Google een andere benadering dan Yahoo. Begin 2000 werkten Googles bouwers stilletjes aan een versie van een zoekmachine die Aziatische karaktertalen als Chinees, Japans en Koreaans snapte. Eind 2000 lag er een wat logge maar bruikbare Chineestalige versie van Googles homepage. Als je in 2001 in China naar google.com surfte, merkten Googles servers onmiddellijk dat je ín het land was, en stuurden ze je naar de Chineestalige interface. Precies zoals je naar een Franstalige interface wordt gedirigeerd als je toevallig in Frankrijk bent. Google werd populair bij de witteboordenbevolking in de grote Chinese steden, ambitieuze types die westerse trends volgen en hun vocabulaire doorspekken met Engelse termen. Een klasse die zichzelf liever kosmopolitisch dan nationalistisch noemt. Zo behaalde Google in de tweede helft van 2002 een mate van succes die Yahoo was ontglipt: zo’n 25 procent van alle zoekverkeer in China verliep via Google – dat volledig vanuit Californië opereerde, ver buiten de invloedssfeer van de Chinese autoriteiten. Great Firewall En toen, op 3 september 2002, verdween Google uit China. De regering was begonnen de site te blokkeren. China kent twee webcensuurmethoden. Voor bedrijven binnen de grenzen is er een arsenaal aan boetes en dreigementen, voor websites van buiten wat techneuten noemen de Great Firewall, ofwel een elektronische versie van de Chinese Muur die ongewenst internetverkeer buiten moet houden. Het internet lijkt grenzeloos en virtueel, maar het werkt op echte verbindingen die door echte geografische grenzen gaan. China telt drie hoofdpijplijnen voor glasvezelkabels, gigantische ondergrondse kabels die het publiek toegang tot internet geven en China aan de rest van het web linken. De particuliere bedrijven die deze glasvezelkabelnetwerken runnen, moeten van de Chinese regering speciale 'router'-switches configureren aan de randen van het netwerk, waar signalen de grens oversteken. Deze routers – onder andere gemaakt door het Amerikaanse bedrijf Cisco Systems – zijn de nieuwe censors van China. Als je in hartje Beijing probeert een website op een server in Chicago te openen, doet je internetbrowser een verzoek om die specifieke pagina. Dat verzoek reist door een van de Chinese pijplijnen, tot aan de routers aan de grens: daar wordt het verzoek onderzocht. Is het een site die op de zwarte lijst staat – en daar zijn er veel van – dan komt het er niet door. Is het een site die maar deels geblokkeerd wordt, dan zoeken de routers het internetadres van de gevraagde site verder af naar verboden termen. Staat daar bijvoorbeeld 'falun', of zelfs een gecodeerde term als '198964' (waarmee Chinese dissidenten 4 juni 1989 aanduiden, de datum van het bloedbad op het Tiananmen Plein), dan blokkeert de router het signaal. Je browser geeft een foutmelding. De filters zijn verbazingwekkend geraffineerd, zo kon ik vanuit Beijing wel de amusements- en sportpagina’s van de BBC zien maar geen nieuws. Google stelde de censors voor een uniek probleem: omdat het bedrijf geen vestiging in China had, konden de autoriteiten niet eisen dat Google zoekresultaten zou achterhouden. En de firewall werkte in Googles geval maar half: weliswaar werden er sites geblokkeerd, maar de lijst zoekresultaten liet soms de naam van de verboden sites toch zien. Dus als je in Shanghai 'human rights in China' intikte op google.com, kreeg je een lijst hits inclusief de verboden site Human Rights in China. Pas als je op die link klikte, blokkeert de firewall de pagina. Tot ongenoegen van de overheid, want zo werden Chinese burgers voortdurend herinnerd aan de vrees van leiders voor sommige onderwerpen. Maar Google was zo populair dat een totale sluiting uitbleef. Tot september 2002 althans. Over de vraag waarom zijn theorieën in overvloed. Meest waarschijnlijk lijkt dat de overheid is opgestookt door een van Googles Chinese concurrenten, want in China is censuur niet alleen een politiek instrument, maar ook een stok waarmee privé-ondernemingen elkaar te lijf gaan. CyberagentjesEen fout die westerlingen vaak maken is dat ze veronderstellen dat de overheid geheimzinnig doet over de censuur. Integendeel: de Partij is hier zelfs trots op. Een Amerikaanse zakenman vertelde me over een prijsuitreiking die hij vorig jaar bijwoonde, van de Internet Society of China: "Ik zit daar in het publiek en opeens zegt iemand: 'En nu is het tijd voor de jaarlijkse Zelfcensuur Awards!' Tien bedrijven kregen een prijs, een plaquette. Er werden handen geschud. De minister ging op de foto met elke winnaar. En het hele publiek zat te klappen." Internetcensuur in China, legt hij uit, wordt gepresenteerd als een vriendelijke politiefunctie. Januari jl. riep de Dienst Openbare Veiligheid van Shenzhen twee animatie-achtige internetpolitiemascottes in het leven: Jingjing en Chacha. De cyberagentjes hebben elk een blog met chatfunctie, zodat Chinese burgers met hen kunnen praten. "De belangrijkste functie van Jingjing en Chacha is intimidatie", zei een hoge functionaris tegen The Beijing Youth Daily. Intimidatie en 'zelfregulering' zijn essentieel voor de wijze waarop de Partij de censuurregels doorgeeft aan particuliere internetbedrijven. Bedrijven krijgen pas een licentie als ze beloven bepaalde onderwerpen te weren, zoals materiaal dat 'de eer en belangen van de staat schaadt', 'de openbare orde of openbare stabiliteit verstoort' of zelfs 'inbreuk maakt op nationale gewoonten en gebruiken'. Eén verbod gaat specifiek over 'kwaadaardige cultus of bijgeloof', een duidelijke verwijzing naar Falun Gong. Maar het taalgebruik is grotendeels expres vaag, zodat kleinere partijbonzen veel speelruimte hebben. De Informatiedienst van de Staatsraad bespreekt elke week met de grootste internetbedrijven welke nieuwe onderwerpen de komende week waarschijnlijk beter gecensureerd kunnen worden. "Informeel heet dit de Windrichtingbijeenkomst", zegt de Amerikaanse zakenman, "om te zien uit welke hoek de wind waait." Angst Typerend is dat de Amerikaanse internetbedrijven verwachten dat de overheid hen bij aankomst in China een officiële zwarte lijst overhandigt met te censureren sites en termen. Om al snel te ontdekken dat zo’n lijst niet bestaat. Iedereen moet zelf de vage regeltjes interpreteren: de bedrijven moeten politiek leren gedachtelezen. Ongehoorzaamheid kan nare gevolgen hebben. Een Amerikaanse PR-consultant bij een Chinese internetportal vertelde me hoe de politie op een middag het kantoor binnenstormde, de directeur een vergaderkamer in sleurde en hem te verstaan gaf niet nog eens verboden informatie door te laten. "Hij zag wit van angst", zei ze. "Deze mensen zijn doodsbang, gewoon doodsbang. Ze maken zich ernstig zorgen een keer de fout in te gaan en de gevangenis in te draaien. Elke dag." Het resultaat is dat er onnodig veel gecensureerd wordt. Het Chinese systeem is gebaseerd op de klassieke psychologische waarheid dat zelfcensuur altijd veel uitgebreider is dan formele censuur. Zo besteedt de regering een anders onbeheersbare taak – miljarden e-mails, nieuwsverhalen en chatberichten controleren – effectief uit. Favoriete methode van de regering is de bedrijven expres in het ongewisse te laten om vervolgens zo nu en dan kwaad op te bellen met de eis iets binnen 24 uur te verwijderen. De censuur is uitgebreid dus, maar niet volledig. Soms is een verboden site voor even toegankelijk, als de routers overbezet zijn of de regering plotseling tolerant. Chinese internetgebruikers zijn over het algemeen voorzichtig en zoeken zelden de grenzen op. Stilzwijgend weet iedereen die Chinese cultuur ademt min of meer waar die grenzen liggen. Precies dat maakt het klimaat zo verwarrend voor Amerikaanse bedrijven. Wat mag? Wat niet? BloggerIn de herfst van 2005 ontmoette ik in een vestiging van koffieketen Starbucks in Beijing de beroemdste politieke blogger van China: Zhao Jing. Zhao, een knappe 31-jarige man, verklaarde vrolijk hoe radicaal China is veranderd door de komst van internet. Daarvoor, zei hij, had de Partij controle over elk stukje media, maar toen begonnen de Chinezen te bloggen en te discussiëren in nieuwsgroepen. Alsof er een kaasstolp was opgelicht. Zelfs als je te voorzichtig was om over politiek te praten, voelde alleen al het idee dat je publiekelijk je mening kon geven over wat dan ook – het weer, lokale sport – als een kleine revolutie. Zhao (die nu in Beijing voor The New York Times werkt) zocht de grenzen meer op dan anderen. Na de middelbare school werkte hij als hotelreceptionist in een kleine stad. Misschien zou hij ooit zijn eigen bedrijf kunnen openen, dacht hij. Toen hij in 1998 online ging, besefte hij wat hij echt wilde: zich uitspreken over politiek. Hij begon essays te publiceren op nieuwsgroepen. Kort daarna bood een krant hem een verslaggeversbaan aan. "Dat doet internet", zegt Zhao lachend. "Een week nadat ik online ging, kende de hele provincie me." In maart 2003 raakte hij zijn verslaggeversbaan weer kwijt. De krant had een essay gepubliceerd van een ex-overheidsfunctionaris die voor politieke hervormingen pleitte, en werd gesloten. In december 2004 startte Zhao zijn blog, via een blogservice met servers in Engeland. Zijn humoristische essays over vrije meningsuiting, onder het pseudoniem Michael Anti, trokken al snel duizenden lezers per dag. In de zomer van 2005 blokkeerde de overheid zijn site via de Great Firewall, waarna Zhao overschakelde op de blogsite van Microsoft, MSN Spaces. De overheid hield hem vrijwel zeker in de gaten, maar Zhao wist dat hij veilig was, vertelde hij, omdat hij de grenzen kende. "Als je elke dag online de staat bekritiseert, kan het ze niet schelen", zei hij. "Omdat het maar praatjes zijn. Maar als je iets organiseert – al zijn het maar drie of vier mensen – dan grijpen ze in." OnbereikbaarGoogle kwam er nooit echt achter waarom de Chinese regering google.com in 2002 platlegde. De blokkade eindigde na twee weken abrupt en even mysterieus als hij begon. Maar problemen bleven er: de firewall vertraagt al het inkomende verkeer zodat Google door datastremmingen zo’n 15 procent van de tijd domweg onbereikbaar was.Daarnaast begon de firewall nieuwsgierige geesten te straffen: als reactie op een verboden zoekterm gaf deze een dusdanige melding dat de gebruiker dacht dat Google plat lag. Serieuze problemen voor een zoekmachine die graag opschept over resultaten binnen milliseconden. Baidu, Googles grootste Chineestalige concurrent, had hier geen last van omdat diens servers binnen de firewall staan. Nog erger was dat Chinese universiteiten praktisch geen toegang hadden tot buitenlandse websites, zodat studenten – elders Googles vurigste fans – zich massaal tot Baidu wendden. Zo stond Google voor een dilemma: buiten Chinese grenzen blijven zou verlies van marktaandeel opleveren. Een Chinees kantoor openen en servers binnen de grenzen plaatsen zou de firewall- en vertragingsproblemen oplossen. Maar: dan stond Google wel bloot aan China’s zelfcensuurwetten. Uiteindelijk gaven wortel én tak de doorslag. Baidu was de tak, met in 2005 bijna de helft van de Chinese zoekmarkt, terwijl Google bleef steken op 27 procent. De wortel was Googles eigen gouden concept: het idee dat verbetering van toegang tot informatie in een autoritair land de goede zaak diende. En Google zou het beter doen dan de lokale bedrijven die schouderophalend toegaven aan censuur. Natuurlijk zou het de meest politiek gevoelige websites (en pornografie) moeten censureren. Maar dat was maar een piepklein deel van wat Chinezen zoeken op Google. Google kon de toegang tot informatie over aids verbeteren, milieuproblemen, vogelgriep… CompromissenOpbrengst, aldus Google-topman Brin, speelde geen grote rol. Het zou volgens hem jaren duren voor Google überhaupt iets van winst zou kunnen maken in China. Eigenlijk, zo redeneerde hij, was de Chinese missie "niet zozeer een zakelijk beslissing als wel een beslissing om mensen informatie te geven. En uiteindelijk besloten we dat we dit compromis moesten sluiten." Brin besprak met zijn collega’s welke compromissen toelaatbaar waren. Ze besloten, in tegenstelling tot Yahoo en Microsoft, geen e-mail- en blogdiensten aan te bieden omdat dat Google in de positie zou kunnen brengen blogs te moeten censureren of persoonlijke informatie van dissidenten aan de geheime politie over te dragen. Ook bleef de bestaande, ongefilterde Chineestalige versie van google.com behouden. Die kon ongecensureerde resultaten leveren, ook al zouden controversiële links doodlopen en zou de site trager zijn en soms in zijn geheel geblokkeerd. De nieuwe optie werd google.cn, met zelfcensuur door Google maar ook snelle en ongehinderde zoekresultaten. Boven gecensureerde zoekresultaten besloten Brin en zijn team een disclaimer te plaatsen die uitlegde dat informatie was weggehaald in overeenstemming met de Chinese wet. Bij het zoeken naar verboden termen "kunnen Chinezen dan zien wat er ontbreekt, of op zijn minst de staatscontrole opmerken", aldus Brin. Een oplossing die je van een computerwetenschapper verwacht: afwezigheid van informatie is ook een vorm van informatie. (Google gebruikt dergelijke disclaimers ook in Frankrijk en Duitsland, voor links naar nazistische sites.) Toen bleef er nog één probleem over: hoe te bepalen welke sites te blokkeren? De overheid wilde geen lijst geven. Dus kwamen Googles technici met een hi-tech oplossing: ze programmeerden een computer binnen China om één voor één websites van buiten langs te gaan. Als een site geblokkeerd werd, was die in overheidsogen verboden en kwam hij op Googles eigen zwarte lijst. Google tekende de licentie om een Chinese internetdienst te worden in december vorig jaar. De directie is nooit formeel met de overheid om de tafel gaan zitten om toestemming te krijgen voor de disclaimers. Het bedrijf besloot het gewoon te doen en wel te zien hoe de regering reageerde. KlappenGoogle.cn startte op 27 januari van dit jaar. Mensenrechtenactivisten logden onmiddellijk in om te kijken hoe het werkte. De censuur was inderdaad ruim: de eerste pagina resultaten voor 'Falun Gong' bestond uitsluitend uit anti-Falun Gong-sites. De beeldzoekmachine gaf een al even mager resultaat: 'Tiananmen Square' liet veel iconische beelden van het protest achterwege en leverde in plaats daarvan toeristische plaatjes van het plein bij nacht en blij poserende Chinese stelletjes. Googles timing had niet slechter gekund. Google.cn werd gelanceerd in een politiek klimaat dat de pret voor Amerikaanse hi-tech firma’s snel bedierf. In september 2005 onthulde Reporters zonder grenzen dat Yahoo in 2004 persoonlijke informatie van een e-mailgebruiker had overgedragen aan de autoriteiten. Het ging om bedrijfsjournalist Shi Tao, die via een Yahoo-account details van een overheidsdocument over persrestricties naar een website van Chinese bannelingen in New York had gelekt. Tao kreeg tien jaar cel. In december gaf Microsoft gehoor aan een overheidsverzoek om teksten van blogger Zhao Jing – die ik in de herfst had ontmoet – te verwijderen. Terwijl de servers van Microsofts blogservice niet eens op Chinees grondgebied staan: het bedrijf liet de Chinese censor helemaal over de oceaan reiken en informatie op Amerikaanse bodem verwijderen. In dit licht had Google waarschijnlijk verwacht vrij verantwoordelijk en ethisch over te komen. Toch kreeg juist Google de klappen tijdens de hoorzittingen van het Congres waar alle drie de bedrijven (en Cisco) moesten verschijnen. Hoe kon een bedrijf met de slogan 'Don’t Be Evil' samenzweren met de Chinese censors? In februari sprak ik Zhao Jing weer, twee maanden nadat Microsoft zijn blog had geschrapt. "Ik ben nu cynischer", zei hij. Zijn blog was gewist omdat hij had opgeroepen een krant te boycotten wiens hoofdredacteur was ontslagen. Meer dan woorden: Zhao had nu opgeroepen tot politieke actie. Zhao somt de bedrijven op in volgorde van ethisch gedrag. "Google staat bovenaan", zegt hij. "Het verbetert de kwaliteit van Chinese informatie en doet wat het kan binnen een slecht systeem." Dan Microsoft: Zhao betreurt de beslissing over zijn blog maar prijst het bedrijf voor het produceren van een zeer gebruiksvriendelijke blogging-tool. Als laatste eindigt Yahoo, waar Zhao niks dan venijn voor over heeft. "Yahoo is een bedrieger. Chinezen haten Yahoo." Het verschil met Google is volgens Zhao dat Yahoo individuele dissidenten in ernstig gevaar heeft gebracht, schijnbaar zonder na te denken over de menselijke schade. (Yahoo heeft overigens niet gereageerd op een verzoek om commentaar.) ParadoxZhao’s visie werpt een interessante vraag op: kan een imperfect internet de wereld verbeteren? Een van de mensen uit het internetbedrijfsleven vatte de paradox van internet in China samen als het probleem van het 'verwrongen universum'. Wat gebeurt er met iemands wereldbeeld als het intikken van Falun Gong alleen maar sites tegen deze beweging oplevert, zoals op google.cn? Misschien wordt Googles autoriteit vertrouwd en aangenomen dat er niet meer is. Maar misschien is het verwrongen universum voor Chinezen minder een probleem omdat ze – zoals velen zeggen – al lang geleden door de verwrongenheden van de communistische propaganda heen hebben leren lezen. Guo Liang, professor aan een academie voor sociale wetenschappen, vertelde over een onthullende ontmoeting: "Mensen van Harvard deden onderzoek naar het Chinese internet, en ik vroeg naar hun conclusies. Toen zeiden ze: we denken dat de Chinese regering probeert controle te krijgen over internet. Ik schoot in de lach en zei: Dat weten we!" Voor Guo is het filteren van Google niet controversieel omdat het niets nieuws is. Anderen kiezen voor het lange-termijnperspectief, zoals Andrew Lih, Chinees-Amerikaans professor aan de universiteit van Hong Kong. "Chinezen bekijken de geschiedenis per 5.000 jaar. Als een website wordt verboden, zeggen ze: Geef het wat tijd. Komt wel terug." Of wat te denken van de positie van een clubje Chinezen dat toegang tot Wikipedia probeert te krijgen, de gratis online encyclopedie. Op dit moment is de hele Wikipedia geblokkeerd; de groep probeert de mensen achter de encyclopedie over te halen in te stemmen met een gezuiverde Chinese versie. Dat laat 99,9 procent van Wikipedia intact, redeneren ze, en als dat materiaal vrij toegankelijk is, is dat een zegen voor China, vooral voor ondergefinancierde en geïsoleerde scholen. (Wikipedia weigert tot dusver een gecensureerde versie toe te staan.) Google heeft ook overwogen alle sites die naar controversiële onderwerpen verwijzen te blokkeren. 'Falun Gong' zou dan nul hits opleveren, ook geen anti-sites. Welk effect zou dat hebben? Als je hetzelfde intikt op de intact gelaten google.com, kunnen gebruikers het verschil in resultaat vergelijken en wordt de zwarte lijst een beetje zichtbaar. Critici hebben al gesuggereerd dat Google een stap verder moet gaan en de zwarte lijst integraal moet publiceren in de VS, zodat de zelfcensuur in China volledig transparant wordt. CirkelredeneringTerug naar Kai-Fu Lee, in Googles vestiging in Beijing. Het ene moment klinkt hij als een vrijheidslievende Googler die redeneert dat internet de gebruikers macht geeft, het volgende moment benadrukt hij dat de Chinezen helemaal geen verandering willen. Het is een cirkelredenering die ik steeds weer hoorde bij Chinese internetmanagers: we voelen ons niet schuldig over het filteren van politieke resultaten want onze gebruikers zijn daar helemaal niet naar op zoek. Misschien hebben ze gelijk. Maar misschien zijn hun gebruikers ook niet zo nieuwsgierig omdat ze kort worden gehouden. Wie zoekt er nu openlijk naar illegale informatie in een internetcafé – of thuis, nu de regering eist dat iedereen met privé-internettoegang zich registreert? Het is ook mogelijk dat de overheid harder zal gaan ingrijpen als de omvangrijke plattelandsbevolking zich via internet begint te roeren. De regering staat relatief tolerant tegenover de hoogopgeleide beroepsbevolking. Maar de boeren, kwaad over corrupte lokale leiders, zijn serieuze activisten en vormen een reële bedreiging voor Beijing. In de ogen van critici liegt Google zichzelf voor over de wensen van Chinese internetters en collaboreert het bedrijf met de Communistische Partij om een winstgevende markt veilig te stellen. Lee op zijn woord geloven vraagt om groot vertrouwen: in het idee dat internet simpelweg vanwege zijn inherente eigenschappen langzaam de capaciteit van de staat zal ondermijnen om controle uit te oefenen over geuite meningen, en zo een culturele verandering zal zaaien die sterk naar democratie neigt. Het leger aan vrijheidsstrijders bestaat dan uit een half miljard voornamelijk apolitieke jonge Chinezen, bloggend en chattend over afspraakjes, favoriete bands en videospelletjes – een hele generatie die opgroeit met openbare meningsuiting als dagelijkse gewoonte. Op een gegeven moment vertelde Lee over de Super Girl wedstrijd die de Chinese televisie vorig jaar uitzond, de Chinese versie van Idols. Kijkers stemden per sms op hun favoriete deelneemster. Naarmate het seizoen vorderde, begon het op een presidentiële verkiezingscampagne te lijken, met doorgedraaide fans die websites oprichtten om kiezers te trekken voor hun kandidaat. In de slotuitzending stemden acht miljoen Chinezen mee; winnaar was Li Yuchun, een 21-jarige die uitgedost als schoolmeisje het nummer 'Zombie' van de Cranberries zong. "Als je nadenkt over een oefening in democratie, dan is dit het", zei Lee. Met andere woorden: misschien geen revolutie, maar wellicht een begin. Dit artikel maakt onderdeel uit van een internet-special van Wordt Vervolgd, juli/augustus 2006
|