Ravage Digitaal 2 december 2006 Print deze pagina | |
|
www.ravagedigitaal.org Joseph Kabila is beëdigd als president van de Democratische Republiek Congo. Hij is het eerste democratisch gekozen staatshoofd van het Afrikaanse land sinds het in 1960 onafhankelijk werd van België. De bevolking snakt naar het einde van de straffeloosheid en corruptie in het land. door Nico Dekker Op 7 december is Joseph Kabila Kabange voor een ambtsperiode van vijf jaar beëdigd als president van de Democratische Republiek Congo. Kabila won de verkiezingen van 29 oktober met 58 procent van de stemmen. Hoge vertegenwoordigers van regeringen uit de hele wereld woonden de plechtigheid bij. Bij de eedaflegging van de 35-jarige Kabila waren verscheidene Afrikaanse leiders aanwezig, onder wie de president Thabo Mbeki van Zuid-Afrika en zijn Nigeriaanse collega Olesegun Obasanjo. De voormalige koloniale macht België stuurde onder andere premier Verhofstadt. Nederland werd vertegenwoordigd door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking Agnes van Ardenne. Bij velen van hen zal sprake geweest zijn van gevoelens van opluchting. Zelden is een nieuw presidentschap van een staat met zoveel internationale betrokkenheid - financieel, politiek en militair – tot stand gekomen. Dit weerspiegelt het belang dat allerwege wordt gehecht aan een stabiel Congo. Stabiliteit is natuurlijk in het belang van de Congolese bevolking zelf, die gemiddeld tot de allerarmste behoort. Maar een stabiel Congo wordt ook, of wellicht vooral, als bron van welvaart gezien voor de landen in de hele regio ten behoeve van de ongestoorde winning en uitvoer van onmisbare grondstoffen naar de geïndustrialiseerde wereld. Laster en dreigementenDe eindstrijd om het presidentschap, die ging tussen Kabila en Jean-Pierre Bemba Gombo, heeft niet alleen in Congo zelf, maar ook in de Congolese diaspora, diepe sporen achtergelaten. De verkiezingscampagne is gepaard gegaan met laster, misleiding en dreigementen, aangewakkerd door sommige in het buitenland wonende Congolezen, die met elkaar een intense afkeer van Kabila als kandidaat voor het presidentschap deelden. Van de 500 beschikbare zetels gingen er 111 naar de PPRD, de partij van Kabila, en 64 naar de MLC van Bemba. De overige gingen naar 67 andere partijen en partijtjes en 93 onafhankelijke afgevaardigden. De aanhang van de PPRD, verenigd in de Alliance pour la Majorité Présidentielle (AMP), vormt tezamen met hun bondgenoten, de PALU en de UDEMO een meerderheid van ongeveer 300 afgevaardigden in het parlement. Een belangrijke rol speelt de oude Antoine Gizenga, leider van de PALU die, als derde partij, 34 zetels haalde. Gizenga wordt waarschijnlijk premier in de nieuwe regering van Kabila. De Renaco, de tegenhanger van de AMP rond de MLC van Bemba, heeft veel minder parlementariërs aan zich weten te binden. Hij vormde onder de nieuwe naam van Union pour la Nation (UN) het convergentiepunt-'anti-Kabila' bij de tweede ronde van de presidentsverkiezingen van 29 oktober. Tegelijkertijd werden er verkiezingen gehouden voor de elf provinciale parlementen die van groot belang zullen zijn voor de sociaal-economische ontwikkeling van het land. Het landsbestuur is onder de nieuwe grondwet sterk gedecentraliseerd en de provincies mogen 40 procent van de eigen inkomsten zelf besteden. Bovendien worden door de provinciale parlementen binnenkort de leden van de senaat en in elke provincie een gouverneur en vice-gouverneur aangewezen. VerkiezingsgeweldDe campagneperiode is gepaard gegaan met onregelmatigheden en geweld, vooral in Kinshasa waar de anti-Kabila sentimenten sterk zijn. Kabila werd door de UN afgeschilderd als 'buitenlander' (namelijk rwandees) in tegenstelling tot Bemba, die als mwana mboko (echte congolees) werd gepresenteerd. Er werd brand gesticht bij een tv-station van Bemba, waarvan de achterban van Kabila werd beticht. Een vooraanstaand medewerker van Kabila, She Okitundu, werd in Londen door een knokploeg in elkaar geslagen. De openbare orde in Kinshasa werd, behalve door de (ongewapende) politie, bewaakt door MONUC-troepen, in de rug gesteund door EUFOR-militairen. Men kan zich echter afvragen of de dreigende aanwezigheid van EUFOR (bijvoorbeeld met rondcirkelende onbemande verkennings-vliegtuigjes) niet juist agressie heeft opgeroepen die uitmondde in de extreem nationalistische sentimenten die door Bemba konden worden uitgebuit. Na de verkiezingen, terwijl deelresultaten binnendruppelden, werd de situatie in Kinshasa steeds dreigender. Opgehitste jongeren maakten de straten in het centrum onveilig. Kardinaal Etsou gooide olie op het vuur door vanuit Brussel te verklaren dat hij betwijfelde of de verkiezingen wel "vrij, transparant en democratisch" waren geweest. De voorlopige uitslag van 19 november, gaf aan dat Kabila 58 procent en Bemba 42 procent van de stemmen had behaald, een score die onmiddellijk door de verliezer werd betwist. De laatste beweerde bewijzen te hebben van omvangrijke fraude, ondanks eensluidende berichten van de nationale en internationale verkiezingswaarnemers dat zich geen serieuze onregelmatigheden hadden voorgedaan. De spanning in de stad bleef stijgen, en ontlaadde zich tijdens een schietpartij bij het gebouw van het Hooggerechtshof (CSJ) waar het hof vergaderde over de klachten van Bemba. In het gebouw werd brand gesticht, dat daardoor zwaar werd beschadigd. Het CSJ dat zich gedwongen zag zijn beraad elders voort te zetten, verwierp tenslotte het beroep van de MLC, waarmee de uitslag definitief werd. Consequenties uitslagInmiddels is de rust weergekeerd, vooral omdat Bemba (onder buitenlandse druk) heeft besloten verder van militant verzet af te zien. Hij heeft zich nu kandidaat gesteld voor een zetel in de senaat. Ook de dreiging van een aanklacht voor het Internationaal Strafhof vanwege oorlogsmisdaden van zijn rebellenleger kan voor hem een reden zijn zich voorlopig gedeisd te houden.Er is vanzelfsprekend in de Congolese pers veel gefilosofeerd over de consequenties van de uitslag. De laatste veertig jaar is het land geregeerd vanuit de optiek van Kinshasa, waar zich het politieke leven afspeelt en de (steeds schaarser wordende) rijkdommen worden verdeeld. Verwacht wordt dat onder het presidentschap van Kabila, die zijn overwinning immers te danken heeft aan de overweldigende steun uit de verwaarloosde oostelijke provincies, de belangen van dat deel van het land een groter gewicht in de schaal zullen leggen. Vrees voor een verschuiving van de macht naar het oosten verklaart voor een deel het fanatieke verzet in Kinshasa en omstreken, dat Bemba - afkomstig uit de westelijke provincie Equateur - in de kaart heeft gespeeld. De rede die Kabila bij zijn investituur heeft uitgesproken, waarin hij de prioriteiten van zijn presidentsperiode aankondigt, is door de Congolese pers in het algemeen goed ontvangen, zij het vanzelfsprekend met een dosis scepsis. Zijn uitroep "Je mets fin à la récréation" ("Het is afgelopen met de spelletjes") heeft in het hele land doorgeklonken. De bevolking verlangt naar een ommekeer in de politieke cultuur van het land, waarin nu nog straffeloosheid en corruptie gemeengoed zijn. Het opzetten van een werkelijk onafhankelijk en onaantastbaar justitieel apparaat is een eerste vereiste. Nu of nooitIn zijn actieprogramma geeft Kabila een vijftal 'chantiers' (letterlijk: bouwplaatsen) aan waaraan naar zijn mening met voorrang gewerkt moet worden: infrastructuur (wegen, spoor, bruggen), werkgelegenheid (door investeringen), onderwijs, water en electriciteit, en gezondheidszorg. De vraag is natuurlijk of Kabila de 'weg van de vrome wensen' zal weten te verlaten. Een oproep om de corruptie te bestrijden is zinloos als soldaten, politieagenten, rechters en verdere ambtenaren niet een redelijk salaris ontvangen. Als van de realisering van de voornemens niet op korte termijn wat zichtbaar wordt, kan het land gemakkelijk in chaos vervallen. Maar de nieuwe president is vol vertrouwen: "Congo zal iedereen verbaasd doen staan, het land zich sneller herstellen dan wordt voorzien", aldus Joseph Kabila. Beseffend dat het 'nu of nooit' is hebben de Wereldbank en de Europese Unie al vele miljoenen, om niet te zeggen miljarden, in het vooruitzicht gesteld, bijvoorbeeld om de infrastructuur grondig aan te pakken en de energieproductie van de Inga-centrale te verveelvoudigen. Maar is het voor Congo wel zo verstandig om op deze verleidelijke aanbiedingen in te gaan, en dan nog wel voordat een regeringsprogramma op tafel ligt? Gaat het niet om leningen die de staatsschuld nog verder zullen verzwaren en het land nog afhankelijker maken van internationale financiële instellingen? En, is het voor de jonge democratie wel zo goed als de machthebbers zich, doordat geld van buiten binnenstroomt, onafhankelijk kunnen wanen van de eigen bevolking? Stijging inflatieTerug naar de werkelijkheid van alledag. De afgelopen maanden heeft de demissionaire overgangsregering weinig aandacht meer besteed aan het landsbestuur. Voor de financiering van hun campagnes hebben vooral Bemba en Kabila grote bedragen onttrokken aan de staatskas, wat heeft geleid tot een stijging van de inflatie tot 20 procent op jaarbasis (in plaats van de voorziene 8,5 procent). Dit veroorzaakt een voortdurende stijging van de kosten van eerste levensbehoeften op de markt in Kinshasa waar de meeste producten die worden aangeboden zijn geïmporteerd. Om hieraan een halt toe te roepen heeft de overheid, onder druk van het IMF, alle betalingen aan de provincies en aan binnenlandse crediteuren gestopt. Het ziet ernaar uit dat de nieuwe regering als gevolg van wanbeleid van het overgangsbewind voor grote macro-economische problemen zal komen te staan. De prijsontwikkeling op de markt voor levensmiddelen illustreert hoe Congo vast zit aan de wereldmarkt die het land dwingt deviezen uit te geven voor import van goederen die het land heel goed zelf kan produceren. Dit is onderwerp van een rapport van onderzoekers van de Belgische organisatie GRESEA, samengesteld op basis van contacten met diverse Congolese instellingen. Alle brood wordt gebakken met geïmporteerde granen. Van de dierlijke eiwitten (inclusief vis en eieren) komt minder dan 10 procent uit Congo zelf. Afval van de westerse pluimvee-industrie (vleugels, vel, nekjes, e.d.) wordt op de Congolese markt gedumpt en verdringt de lokale pluimvee-productie. Toch heeft Congo een landbouwareaal dat ruim voldoende is om de eigen bevolking te voeden. Voor het herstel van het land zal Congo moeten beschikken over een eerlijk deel van de inkomsten uit de mijnbouw, die onder druk van de Wereldbank in de afgelopen jaren grotendeels is geprivatiseerd. In een artikel in The Financial Times van 17 november wordt melding gemaakt van een intern memo van de Wereldbank waarin wordt toegegeven dat deze zich medeplichtig heeft gemaakt aan mining deals ter waarde van miljarden dollars die door de regering zijn getekend met 'complete lack of transparency'. Het openbreken van dit soort overeenkomsten moet dus hoog op de agenda van de nieuwe regering komen te staan, die daarbij kan voortbouwen op onder meer het 'rapport Lutundula' van het Congolese overgangsparlement dat nog steeds wacht op behandeling. Oost-CongoIn Noord- en Zuid-Kivu hebben de enthousiast ontvangen verkiezingen helaas geen eind gemaakt aan de gewapende acties van milities. De grootste bedreiging gaat nog steeds uit van de dissidente generaal Nkunda die door Rwanda wordt gesteund en die in Noord-Kivu een autonome staat wil stichten. Hij kan rekenen op de steun van militairen uit twee brigades van het Congolese leger (de 81e en 83e brigade) die zich aan het opperbevel hebben onttrokken.Belasting op mijnbouwactiviteiten in het gebied levert voldoende inkomen voor hem en zijn manschappen op om het nog lang te kunnen uitzingen. Eind november overvielen zijn soldaten de plaats Sake, enkele tientallen kilometers ten noorden van Goma, de hoofdstad van Noord-Kivu. Er volgde een gevecht met loyale troepen die werden gesteund door helikopters van MONUC. Tussen de tien- en twintigduizend burgers namen de vlucht. Noord-Kivu telt volgens een recente notitie van de VN meer dan 500.000 ontheemden die een enorme belasting vormen voor de VN-organisaties. Wel beginnen de bewoners van Sake en omliggende dorpen inmiddels terug te keren naar hun doorgaans geplunderde woningen. Echter, zolang Nkunda (wiens banktegoeden onlangs door de VS zijn bevroren) niet wordt aangepakt, zal er geen vrede in dit gebied zijn. De vraag is alleen hoe: is er nog een uitweg via onderhandelingen, zoals de RCD van Ruberwa en gouverneur Serufuli beweren, of wordt het opnieuw oorlog? Een optimistischer bericht kwam eind november uit Ituri, waar de leiders van de grootste milities - FNI, FPRI en MRC - zich bereid hebben verklaard de wapens neer te leggen en gebruik te maken van de DDR-regeling voor demobilisatie en herintegratie in de maatschappij. De Congolese regering zou hebben toegezegd bij het parlement een amnestiewet te zullen voorstellen ten behoeve van alle militieleden, en de leiders een officiersrang in het leger te zullen geven. (!) De goed verlopen verkiezingen in Congo brengen duizenden Congolese vluchtelingen in de buurlanden ertoe terug te keren naar hun land. Volgens een bericht van UNHCR zijn in 2006 al ruim 13.000 Congolezen teruggekeerd naar Zuid-Kivu en ruim 7.000 naar Equateur. Maar er zijn nog 150.000 Congolese vluchtelingen in Tanzania, 60.000 in Zambia en 49.000 in het noordelijke buurland Congo. De auteur is werkzaam voor de Werkgroep Congo-Ned, die informatie verspreidt over Centraal-Afrika, in het bijzonder de Democratische Republiek Congo, en draagt zodoende bij aan de verbetering van de leefsituatie van de bevolking aldaar. - - - - - - - - - - - -
. .
hghg
|