Ravage Digitaal 29 april 2006 Print deze pagina
 

www.ravagedigitaal.org

Enkeltje Veenhuizen

Na een akkefietje in de trein, waarbij een brandblussertje van z'n plaats werd gehaald, valt webredacteur Peter Barton (26) in handen van de spoorwegpolitie. Die vindt voor hem uit dat hij nog het een en ander aan treinboetes heeft openstaan. Aangezien Peter het bedrag onmogelijk kan betalen, belandt hij in De Wissel van PI Veenhuizen. Gedurende het veertig dagen durende verblijf publiceren we wekelijks zijn bevindingen.

- Week 2 -

Ik had geluk. In mijn dagelijks leven doe ik op zondag het liefst zo min mogelijk. De zondag is bedoeld om de hele dag in bed te blijven, tv te kijken, en er alleen uit te komen als het strikt noodzakelijk is. Maar gisteren was dat anders… Door al die binnengekomen post had ik het druk. Het mooie weer was bovendien een reden om naar buiten te gaan. Gelukkig is deze achtste dag , Tweede Paasdag, een mooie gelegenheid om mijn gemiste zondag in te halen.

En dus begint mijn tweede week in De Wissel voornamelijk in bed. En voor het eerst alleen. Mijn celgenoot verhuisde vanochtend vroeg naar een éénpersoonscel. Dat is mooi, want nu heb ik de beschikking over de hele cel, inclusief twee bedden en twee televisies. Ik besluit het bovenste bed te blijven gebruiken. Ik plaats de tafel naast het stapelbed en het kleine kastje op de tafel. Zo creëer ik een tafeltje ter hoogte van mijn bed. Altijd handig.

Verder doe ik wat ik mijzelf beloofd heb vandaag: de hele dag in bed blijven. Omdat het Pasen is, wordt er vandaag vast wel ergens een goeie film of serie uitgezonden. Soms zelfs twee tegelijk wat geen probleem is met twee toestellen. Op een verveeld ogenblik krijg ik het voor elkaar de onderste tv te hacken. Ik weet helaas niet meer precies hoe, maar ik weet inmiddels verborgen instellingen van het apparaat aan te passen. Zo heb ik het limiet op het volume opgeheven en de blokkade op teletekst verwijderd, zodat er nu ook teletekst op dit toestel beschikbaar is.

Nadat ik ’s avonds de film ‘Pirates of the Carribean’ heb aanschouwd, besluit ik dat het tijd wordt om naar bed te gaan. Morgen zal weer een drukke dag worden. Ik ga slapen en word weer wakker. De negende dag.

Bibliotheek

Dinsdag 18 april. Vandaag sta ik eens vroeg op. Direct na het aankleden trek ik mijn jas aan en loop naar het kantoortje. Na een week tijd is er eindelijk van cipiers gewisseld. Gewoonlijk is de bibliotheek enkel op maandag geopend, maar vanwege Pasen deze week op dinsdag. "Goeiemorgen. Ik wil graag van de bibliotheekdiensten gebruik maken", zeg ik. "Nee, dat kan niet meer", is het antwoord. Verbaasd kijk ik de cipier aan. "Dan had je je vóór 9 uur moeten aanmelden." Ik kijk op de klok. Tien over negen.

Ik ga terug naar mijn cel om de huisregels erop na te slaan. Daarin wordt een kort stukje gewijd aan het bezoek van de bibliotheek: ‘Maandag is er de gelegenheid om naar de bibliotheek te gaan. Dit gaat in overleg met de bibliothecaris (maximaal 8 personen)’. Met de huisregels in mijn hand loop ik terug naar het kantoortje, om te klagen over het ontbreken van de vermelding dat men zich voor negen uur op moet geven. De cipiers willen me dit keer echter niet te woord staan. Vandaag heeft niemand zich aangemeld voor de bibliotheek en dus wil er niemand naar de bibliotheek.

In de huisregels wordt wèl vermeld dat elke dinsdagmorgen de door de gevangenen bestelde supermarktartikelen afgehaald kunnen worden, en wel vanaf negen uur. Om kwart over negen is er echter nog niets. Blijkbaar kunnen ze hier zichzelf nog niet eens aan hun eigen regels houden.

Ik besluit mijn advocaat te bellen en te vragen wat hij ervan vindt. Hij geeft me gelijk en adiviseert me een klacht in te dienen. Ook vertelt hij me dat hij een klacht heeft gedeponeerd over het akkefietje van vorige week, waarbij de cipiers wilden zien te voorkomen dat ik hoger beroep ging aantekenen in twee zaken waarvoor ik eerder straf kreeg opgelegd.

Vanmiddag krijg ik bezoek van een vriend. Hij brengt vele groetjes over van buiten en overhandigt me twintig euro, hoewel er hier niets is waaraan ik het kan uitgeven. Een schrijfblok, pennen en uitgeprint nieuws van internet mag hij mij niet geven. Na zijn vertrek worden alle gevangenen die bezoek hebben gehad één voor één grondig gecontroleerd. Dat betekent kleren uit en het personeel in je kont laten kijken. Ze doen hun best maar.

Als ’s avonds MC Hammer begint met ‘Can’t touch this’, gaat het volume van mijn televisies weer wat harder. Maar echt volgen doe ik het niet. Ik denk aan mijn vrienden, buiten de hekken. Heb ik, juist nu, heimwee? Vanmiddag nog sprak ik met een vrouw op het kantoor, die het een en ander in mijn computer-dossier liet zien. Gefeliciteerd, ik heb al € 500,- aan boetes uitgezeten. Of ik nog langer wilde blijven? Ik moet nog € 1300,- betalen, van de € 1800,- die het oorspronkelijk zijn geweest. Zou ik het allemaal uitzitten, dan kom ik op 18 mei vrij.

Ik zal wel moeten, ik heb geen € 1300,- op zak, en pinnen kan hier niet. Het is ook een onmogelijke vraag. Hoe kan ik immers € 1300,- op zak hebben als maximaal € 70,- is toegestaan? Ik probeer de heimwee van me af te slaan. Ik zit hier pas een week en heb nog 29 dagen te gaan. Bovendien is mijn verblijf in deze half-open inrichting een bijzondere ervaring, die ik niet zomaar op mag geven.
Ik ga slapen en word weer wakker. De tiende dag.

Verhuizing

De cipiers hebben de nare gewoonte om telkens ’s ochtends zo vroeg mogelijk dingen van je te moeten. Vandaag verschijnt er om negen uur een cipier met een sleutel van mijn nieuwe éénpersoonscel. En of ik misschien vóór twaalf uur zou kunnen verhuizen. Ik besluit nog een uurtje te gaan slapen alvorens te gaan verhuizen.

Zodra ik anderhalf uur later wakker word, wil ik direct mijn nieuwe kamer bekijken. Ik steek de sleutel in het slot en merk dat deze stroef omdraait. Ik maak de deur open en haal de sleutel uit het slot. Deze glijdt langs het koordje en valt tegen het kleine sleuteltje aan dat toebehoort van mijn kast in mijn oude cel. Verrek! Van verbazing blijf ik staan. Ik graai in mijn broekzak naar de juiste sleutel van mijn nieuwe cel. Hiermee draai ik mijn nieuwe celdeur op slot, weer open, en weer op slot. Vervolgens draai ik met de sleutel van mijn oude cel het slot weer open.

Tijd om naar het cipierkantoortje te gaan, waar ik ditmaal cipiers aantref.
"Goeiemorgen, mag ik misschien een nieuw slot op mijn deur?"
"Waarom?"
"Nou het blijkt dat deze sleutel van mijn oude cel ook past op het slot van mijn nieuwe cel."
"Mondje dicht dan hè, zorg dat niemand erachter komt. Wat niet weet want niet deert", zegt de wat oudere cipier die overduidelijk hoopt dat de kous hiermee af is. Maar zo makkelijk laat ik mij de veiligheid van mijn spullen niet ontnemen.
"Ik weet het, en het déért mij!" antwoord ik.
"Tja," antwoordt de cipier hopeloos, "en wij weten het ook allang, en we hebben er ook al een aantal keer melding van gemaakt, maar het slot wordt niet vervangen. Ik wil er wel opnieuw melding van maken."
"Dat zou ik op prijs stellen ja. Dat anderen het niet weten vind ik gewoonlijk veilig genoeg, maar niet hier in een gevangenis."
De man maakt een aantekening terwijl ik het kantoortje uit loop.

’s Avonds drink ik limonade uit mijn metalen soepkom. Die is namelijk groter dan mijn kopje en dus hoef ik minder vaak water te halen. De limonadesiroop heb ik gisteren in het winkeltje gekocht. Ik baal er enorm van dat ze geen lollies verkopen. Ik ben behoorlijk verslaafd aan die fruitlollies en mijn laatste had ik halverwege dag één al op. Dag één... Het lijkt nog niet zo lang geleden. Toch heb ik er inmiddels al tien opzitten.

Terwijl in de hoek mijn enige overgebleven televisie (bij mijn verhuizing uit de tweepersoonscel naar de éénpersoonscel heb ik helaas een televisie moeten achterlaten), afgestemd op een muziekzender, wat geluid mijn kamer in laat stromen, dwalen mijn gedachten af naar Taïda Pasic. Ik hoorde op het Journaal dat ze niet langer in Nederland mag blijven. Waarschijnlijk zal ze dus, net als ik, ergens in de gevangenis zitten. En dat terwijl zij niet eens iets misdaan heeft.

Nu ben ik ook niet bepaald een beruchte crimineel, maar ik heb op z’n minst iets gedaan om hier terecht te komen, namelijk zwartrijden. Taïda deed helemaal niets dan naar school willen (veel kinderen willen dat juist niet, en als ze dan niet gaan krijgen ze straf. Taïda ging juist wèl, en wordt daarom het land uitgezet), en nu verblijft ze waarschijnlijk temidden van net zo’n ongeorganiseerd zooitje als ik. Want met alle gebreken die ik de afgelopen tien dagen al ben tegen gekomen, kan ik nu niet bepaald spreken van een goede organisatie.
Morgen is het weer wasdag, dus besluit ik maar vroeg naar bed te gaan. Ik ga slapen en ik word weer wakker. De elfde dag.

Perskaart

Het was natuurlijk te verwachten, ik word weer eens vroeg gewekt. Het is donderdag, en dus tijd om de was in te leveren. Ik besluit dat het nog lang geen tijd is om op te staan, en lever daarom alles in behalve mijn dekbedovertrek. Daar zal ik nog wel een paar uurtjes onder kunnen slapen.

Amper een kwartiertje later komen er twee cipiers binnen. Stelletje hufters, vorige week kwamen ze pas rond een uur of twaalf om te controleren. Ze doen het erom, ik weet het zeker!
"Die moet je ook inleveren", zegt één van de cipiers dwingend, terwijl hij naar mijn dekbedovertrek wijst. Met tegenzin lever ik alsnog mijn dekbedovertrek in. De cipiers blijven nog even vertwijfeld staan.
"Heb euh.... heb jij ook een perskaart?", vraagt de andere cipier voorzichtig. Verbaasd kijk ik de bewaker aan.
"Ja", antwoord ik, "hoezo?"
"Nou, die bleek tussen je spullen bij je fouillering te zitten, en ik vroeg me af waarom je die hebt. Bij welke krant werk je?"

Die vraag krijg ik natuurlijk wel vaker gesteld en dat irriteert me mateloos. Journalisten werken niet standaard voor kranten. De betere artikelen worden nog altijd gepubliceerd in tijdschriften, maar nooit word je gevraagd: ‘voor welk tijdschrift werk je?’.
"Voor Ravage Digitaal, de online voortzetting van het tijdschrift Ravage", antwoord ik. De bewakers kijken elkaar aan alsof ze zoiets al wisten. In een flits schiet de jongen in mijn gedachten voorbij die ik vorige week mijn kaartje heb gegeven.
"Is dat een links of rechts tijdschrift?", vraagt de cipier weer.
"Tja, veel mensen noemen ons links, behalve de linksen, die noemen ons rechts. Wat waarschijnlijk betekent dat we gewoon goed zijn."

Dit antwoord zint de cipier duidelijk niet. Hij lacht als een boer met kiespijn en complimenteert me met mijn ‘journalistiek verantwoorde antwoord’. Hij laat het er verder maar bij en verlaat samen met zijn collega mijn cel. Mijn bed is nu kaal en van slapen zal dus niet veel meer komen. Maar ook deze week geen boete.

Als ik ‘s middags een vriend van me bel, vertelt hij dat hij inmiddels mijn post heeft gekregen die ik hem halverwege vorige week heb gestuurd. Hij woont hier amper 20 kilometer vandaan, maar het lijkt wel alsof mijn brief via Portugal is gegaan, zo lang heeft ie erover gedaan. En de envelop bleek open gemaakt. Dat weten we dus ook weer: geen vertrouwelijke dingen versturen via de post.

De hele middag heb ik hoofdpijn. En ondanks dat ik aan het eind van de middag twee aspirines heb gekregen van de bewaking, heb ik het ook de hele avond. Ik besluit dus maar weer vroeg naar bed te gaan. Ik ga slapen en word weer wakker. De twaalfde dag.

Groot-Bankenbosch

Nadat ik deze ochtend mijn uitgaande post weg heb gebracht, zie ik een briefje aan de kantoordeur hangen. ‘Dinsdag 25 april geen bezoek mogelijk’, staat erop vermeld. Vervelend, want ik krijg altijd op dinsdag bezoek. Ik klop daarom maar aan om te informeren.

"Goeiemorgen. Waarom is het bezoekuur dinsdag vervallen?"
"Er is een presentatie in de zaal"
"Een presentatie? Wat voor presentatie?"
"Niet zo nieuwsgierig jij", zegt de cipier die zich en passant schijnt te bedenken dat het vrij logisch is dat ik zo nieuwsgierig ben.
"Ik weet ook niet wat voor presentatie, er is gewoon een presentatie."
Het doet er ook niet toe. Wat er meer toe doet is dat onze bezoekuren ervoor geschrapt worden. Zou zoiets vaker voorkomen?
"Ja dat komt regelmatig voor", antwoordt de cipier. Daar zit je dan maar mooi mee.

Het is een warme middag. De zon schijnt dan wel niet volop, maar het weer is bepaald niet onaangenaam te noemen. Ik besluit dan ook weer eens lekker buiten te gaan zitten met mijn rug tegen het stenen omhulsel van het paviljoen. De paviljoens zien er een beetje uit als tijdelijke gebouwtjes, van die opgestapelde portocabins met een buitenmuurtje eromheen gemetseld. Als je ze zou zien, zou je niet snel vermoeden wat er werkelijk schuil gaat achter de naam Bankenbosch-gevangenis.


Veenhuizen III, één van de dwanggestichten uit 1823

Groot Bankenbosch is een half-open inrichting met een kleine gesloten afdeling, waar ik verblijf. De half-open afdeling is voor lang gedetineerden die hun laatste jaartjes uitzitten. Onze gesloten afdeling is voor kortgestrafden, met een straf van maximaal 40 dagen. Het maakt onderdeel uit van een gevangenisdorp, Veenhuizen, wat uit drie grote gevangenissen en een paar kleintjes bestaat. Veenhuizen heeft een rijke gevangenis-geschiedenis. Opgericht door Generaal van den Bosch in de negentiende eeuw als weldadigheid voor landlopers. Weldadigheid, maar dan wel door ze een half jaar op te sluiten. Landloperij was in die tijd namelijk strafbaar.

In grote kolonnes trokken gevangenen in die tijd ’s ochtends naar de boeren in het dorp om op het land te werken. Het hele dorp, dat ‘liefkozend’ ook wel Hollands-Siberië werd genoemd, was eigendom van de staat. Boeren pachtten de grond en verbouwden groente, gevangenen hielpen met de verzorging van de gewassen en de oogst.

Tegenwoordig is daar niet veel meer van over. De meeste arbeid die hier nu wordt verricht is hamertje-tik. Alleen gevangenen van de half-open inrichting op locatie Groot-Bankenbosch werken nog tussen de prei. Veenhuizen is dan nu ook wel wat groter dan vroeger. Bovendien gebruikt de overheid Veenhuizen voor een van de grootste wapenopslagen van het land. De bevolking van Veenhuizen klaagt niet, justitie is hun brood. Ook nu nog werkt bijna elke inwoner van Veenhuizen bij justitie. Waaronder de aardige cipiers die mij dit vertelden. Eén van de twee is zelfs in Veenhuizen geboren, en is blijkbaar meteen voorbestemd om voor justitie te gaan werken.

Hij raadde me ook aan om vooral eens een kijkje te nemen in het museum Gevangenisdorp Veenhuizen, zodra ik vrij zou komen. In dat museum is van alles te zien over zo’n 120 jaar gevangenis op de Drentse kleigrond. Althans, dat is wat hij me verteld heeft. Zoals ik al verwacht had, mocht ik er van hem nu niet heen.

Omdat ik deze week aardig wat fanmail heb gekregen, heb ik vanavond flink wat tijd nodig om terug te schrijven. Gelukkig heb ik vanuit verschillende kanten volop postzegels toegezonden gekregen. Alsof het is gepland begint op het moment dat ik de laatste brief klaar heb, Underworld met ‘Born Slippy’ op televisie. Deze muziektelevisiezender is tegenwoordig een stuk beter aan het worden dan vroeger. Helaas begint daarna de reclame. Het is al laat en ik besluit daarom maar naar bed te gaan. Ik ga slapen en word weer wakker. De dertiende dag.

De cipier

Zaterdag (22 april), dus vroeg op voor het eten. Om vijf voor twaalf sta ik netjes in de rij voor mijn vegetarische macaroni. Niet dat ik die direct zal eten, ik ben net wakker en nog niet in de stemming voor warm eten. Ik warm het vanavond wel weer op.

Na mijn eten boven gebracht te hebben, besluit ik van het warme weer en de weinige zon te gaan genieten. Twee cipiers lopen rondjes langs het hek. Vreemd, dat hebben ze nog nooit gedaan. Het duurt ook niet lang, na drie rondjes houden ze het voor gezien. Een andere cipier komt bij me zitten en we raken in gesprek. Ik ben nog altijd geïnteresseerd in hoe de paviljoens zijn gebouwd. De cipier bevestigt mijn vermoeden dat ze bestaan uit twee portocabins. "Vijftien jaar geleden hier neergezet als tijdelijke oplossing", vertelt hij. "Toen tien jaar later de tijdelijke vergunning van de gemeente Noorderveld verliep, is er een stenen muurtje omheen gebouwd en een definitieve vergunning aangevraagd. Al zal die wel niet helemaal in orde zijn."

Ik keek hem aan. "Wat klopt er niet aan dan?", vraag ik.
"Die tussendeuren die jullie ’s avonds opsluiten zijn niet in orde. Deze week zijn die vervangen, weet je wel? Dat was omdat de oude waren afgekeurd door de brandweer. Maar die nieuwe deuren trap je zo in. Officieel zitten ze er ook niet om jullie op te sluiten, maar voor de beheersbaarheid. Op deze manier kunnen ze op een paar man na ’s avonds al het personeel naar huis sturen."

Ik herinner me inderdaad dat deze week alle deuren aan het einde van de gangen zijn vervangen. ’s Avonds zitten die op slot, maar echt stevig zijn die deuren niet. Het zijn gewoon deuren, van die deuren die je bij een kraakactie in nog geen vijf minuten open hebt. "Bovendien", gaat hij verder, "is er helemaal geen toezicht meer na jullie insluiting. Er hangen wel twee lullige cameraatjes in de gang, maar niemand die naar de beelden kijkt. Ja, als er iets gebeurt ’s nachts, dan gaan we de volgende dag de video bekijken. Dus als er ’s ochtends ineens iemand bont en blauw rondloopt, is de dader de volgende dag aan de beurt." En ook als iemand brand sticht in de gang, heeft hij een probleem. Maar wel pas nadat het gebouw afgebrand is, concludeer ik.

De cipier heeft wel meer te klagen. Zo was er vroeger voor de gevangenen in De Wissel veel meer aan voorzieningen geregeld. "Een paar jaar terug stond er een foto in de krant gemaakt hier op De Wissel, die bij minister Donner erg over kwam als ‘een feestje’. Hij vond dat niet kunnen in een gevangenis waar mensen immers hun straf uitzitten. In werkelijkheid was er helemaal geen feestje. We hadden gewoon een viskar op bezoek en de gevangenen stonden met de cipiers een harinkje te happen. Maar sinds de publicatie van die foto worden we financieel enorm gekort. De enige dagelijkse voorziening die we nu nog hebben voor de gevangenen, is de sportvoorziening, en ook die zal er binnenkort aan moeten geloven."

Ook over de arbeidsomstandigheden is de beste man niet bepaald te spreken. "Als de arbeidsinspectie hier komt controleren, zal de hele zaak ogenblikkelijk worden afgekeurd." Toch zal de aardige cipier niet snel ontslag nemen. "Ik heb ook in de Bijlmer gewerkt. Dan zit je achter dik glas en moet je naar de luchtplaats om te zien wat voor weer het is. Hier is de sfeer , zowel voor de gevangenen als onder de medewerkers, een heel stuk beter. En dat motiveert."

Deze cipier heeft een hoop te vertellen. Bovendien een hoop wat mij interesseert. En niet alleen mij. Naarmate zijn verhaal vordert, komen er steeds meer mensen bij zitten. Het nadeel is wel dat het nooit lang kan duren voordat ze zich met het gesprek gaan bemoeien, met ‘gerelateerde onderwerpen’ aan komen zetten en het gesprek al spoedig ergens anders over gaat. Bollocks.

Die avond spendeer ik achter het scherm van mijn televisietoestel. Terwijl mijn sokken en onderbroek over de radiator hangen te drogen van hun douchebeurt, kijk ik naar de film Offers. Wanneer die is afgelopen trek ik mijn onderbroek weer aan. Ik ga slapen en ik word weer wakker. De viertiende dag.

Hoe het komt weet ik niet, maar net als gisteren krijg ik het helemaal uit mijzelf voor elkaar om op tijd op te staan voor het warme eten om twaalf uur. Blijkbaar raak ik al helemaal gewend aan het gevangenisleven. Vandaag staat wortelsalade op het menu. Dat heeft een voordeel: op brood zeer geschikt als ontbijt. Ik eet een paar boterhammen met wortelsalade. Lekker is anders, maar voor gevangenismaatstaven is het verukkkelijk. Ik besluit vervolgens verder te gaan met waar de zondag voor bedoeld is: in bed blijven.

Geplaatste reacties

 

Lees verder in deel 3

Lees ook deel 1 van Peters dagboek

 

 

 

Naar boven

 

 

Zwarte Kat

 

 

 

hghg