Ravage Digitaal 29 april 2006 Print deze pagina
 

www.ravagedigitaal.org

Winnaar verkiezingen Congo erft brandend huis

De voorbereiding voor de verkiezingen in Congo, die vóór 30 juni 2006 - het einde van de ‘transitie’ - , moeten plaats vinden, heeft grote vertraging opgelopen. Pas eind februari was het parlement gereed met de behandeling van de Kieswet. Volgens de voorlopige ‘kalender’ van de onafhankelijke kiescommissie zijn vóór eind juni alleen de eerste ronde van de verkiezing van de president en de verkiezingen voor een nieuw parlement mogelijk. Onderwijl woedt de oorlog in Oost-Congo voort.

tekst Nico Dekker

Het enthousiasme voor de verkiezingen onder de bevolking is groot. Vooral eenvoudige mensen verwachten van de nieuwe gekozen leiders verbetering van hun leefsituatie, en in de aanloop van de verkiezingen zullen de kandidaten weinig doen om deze mensen hun illusies te ontnemen. Een smet op het proces vormt de gang van zaken rond de politieke partij UDPS. Onbegrijpelijke manoeuvres van de leider Tshisekedi hebben ertoe geleid dat duizenden aanhangers, vooral in Kasai en Kinshasa, zich niet hebben laten inschrijven in het kiesregister. Verder staat de leider zelf niet kandidaat voor het presidentschap, hoewel hij wellicht de enige zou zijn die Joseph Kabila van een overwinning kan afhouden.

Hoewel boze jonge UDPS-ers aangetoond hebben voor flinke ongeregeldheden te kunnen zorgen, wordt de vreedzame afloop van het verkiezingsproces vooral bedreigd door militaire acties uit de achterban van de vice-presidenten Jean-Pierre Bemba (MLC) en Ruberwa (RCD), op het moment dat ze hun huidige macht moeten opgeven. Het zal een krachtproef worden voor de VN-macht, de MONUC, die met 17.000 blauwhelmen, vooral geconcentreerd in Noord- en Zuid-Kivu en Ituri, zal moeten proberen militaire avonturen in de kiem te smoren en het land voor uiteenvallen te behoeden.

Daarnaast heeft de EU op verzoek van de leiding van de Verenigde Naties besloten rond de verkiezingsdatum van 30 juni een kleine, maar goed bewapende, ‘snelle interventiemacht’ ter beschikking te stellen: circa 400 franse soldaten in Kinshasa en nog ongeveer 1.200 andere EU-soldaten, op afroep, in naburige landen.

Die interventiemacht wekt in de Congolese pers gemengde reacties op: is het aantal manschappen niet te klein voor als het echt misgaat, of gaat het dan alleen om het evacueren van buitenlanders? Of, heeft men in het Westen wellicht al uitgemaakt wat de uitslag van de verkiezingen behoort te zijn en moet de interventiemacht helpen die zo nodig af te dwingen door protesten tegen fraude de kop in te drukken? Zelfs de Congolese bisschoppenconferentie maakt zich hierover zorgen, en roept de internationale gemeenschap op "zich ervan te onthouden een uitkomst van de verkiezingen op te leggen, maar het volk te steunen in zijn vrije keuze van nieuwe leiders".

Veiligheid

In Oost-Congo wordt nog steeds oorlog gevoerd. Eenheden van het nationale leger, de FARDC, opereren daar doorgaans gezamenlijk met die van MONUC. In Ituri, tegen Congolese rebellengroepen, thans onder de vlag van de Congolese Revolutionaire Beweging (MRC), en ook tegen het ‘Verzetsleger van de Heer’ (LRA) uit Oeganda, dat onder druk van het leger is uitgeweken naar het Congolese Garamba-park. In Kivu, vooral tegen de FDLR, het leger van Rwandese Hutu die zich al twaalf jaar in Congo in het leven houden door het exploiteren van mijnen en het beroven van de lokale bevolking.


Soldaten van het FARDC, het nationale leger van Congo

Tenslotte opereert het FARDC alléén in Noord-Oost Katanga in de buurt van het Mweru-meer, waar zich Mai-Mai noemende bendes – overblijfsel van het verzet tegen de Rwandese invasie van 1998 - dood en verderf zaaien. De operaties van de FARDC hebben de situatie alleen maar verergerd, zodat nu meer dan 150.000 mensen ontheemd zijn en in, volgens Artsen zonder Grenzen, mensonwaardige omstandigheden proberen te overleven. Het Wereld Voedsel Programma van de VN is begonnen met voedsel-droppings, omdat de wegen onbegaanbaar zijn. De hoop is nu gevestigd op een nieuw contingent van MONUC, bestaande uit soldaten uit Benin, dat in aantocht is.

Helaas is de FARDC nog steeds geen professioneel leger. Er zijn slechts zeven ‘gebrasseerde’, door buitenlandse instructeurs getrainde, brigades, terwijl het er inmiddels achttien hadden moeten zijn. De overige soldaten vormen meer een bedreiging voor de veiligheid dan een bescherming voor de bevolking.

Inmiddels is onder EU-toezicht begonnen met de reorganisatie van het leger, met name ook het systeem van soldijbetaling. Volgens de Franse generaal Joanna die dit project (genaamd Eusec) leidt, is vastgesteld dat er circa 100.000 soldaten zijn (in plaats van 340.000, zoals de legerleiding beweerde), wat betekent dat, zonder verhoging van het budget, de soldij kan worden opgetrokken van $10,- tot $ 23,- per maand. Als dit geld nu werkelijk bij de soldaten terechtkomt, en niet grotendeels in de zakken van de commandanten verdwijnt, kan de betrouwbaarheid van het leger ook toenemen.

De grootste bedreiging van de vrede in Kivu komt niet van de FDLR, maar van voormalige RCD-militairen die niet wensen te integreren met de rest van de FARDC. Een flink aantal van hen heeft zich verenigd rond de voormalige RCD-generaal Nkunda, tegen wie een internationaal arrestatiebevel wegens oorlogsmisdaden loopt. Zijn legermacht is zwaar bewapend, en het is algemeen bekend dat hij zijn orders van president Kagame van Rwanda krijgt. Hoewel MONUC zegt te weten waar Nkunda zich bevindt en beweert sterk genoeg te zijn hem te arresteren, ziet men daarvan af zolang de Congolese regering daartoe geen opdracht geeft; dezelfde regering dus die het arrestatiebevel tegen Nkunda heeft uitgevaardigd!

Eind februari maakte de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, mr António Guterres, samen met vertegenwoordigers van het Wereld Voedsel Programma en van UNICEF een rondreis in het gebied. Na afloop zei Guterres tot ambassadeurs van donorlanden in Kinshasa dat "de schaal, de complexiteit en de aard van het probleem zodanig zijn, dat al onze hulpbronnen gezamenlijk haast ontoereikend zijn om ze oplossen". Hij waarschuwde voor "het reusachtige risico dat het conflict opnieuw begint", en benadrukte dat de problemen van de DRC in de aanloop van de verkiezingen niet zijn op te lossen zonder ook die van Rwanda en Burundi aan te pakken.

Economie

Hoewel daar met het oog op de komende verkiezingen door de politieke machthebbers liever niet over wordt gesproken, is het een feit dat het economisch programma van de regering van vier jaar bezuinigingen en structurele aanpassing op een echec is uitgedraaid. Het eindpunt van het door de internationale financiële instellingen opgelegde programma wordt niet gehaald, en daarmee vervalt de in het vooruitzicht gestelde vermindering van de buitenlandse schuld met 90 procent.


Een kopersmelterij in Lubumbashi

Met het in april 2002 gestarte economisch programma verplichtte de Congolese regering zich tot een beleid van stabilisering (lage inflatie, stabiele wisselkoers), sociaal en economisch herstel en het op gang brengen van ontwikkeling. De verrichtingen werden halfjaarlijks gecontroleerd door een team van deskundigen van het IMF. Bij voldoende beoordeling volgden nieuwe giften en leningen om de staat draaiende te houden. Tegelijk werd gewerkt aan het beleidsdocument DSRP (Document de Stratégie pour la Réduction de la Pauvreté) dat volgens zijn titel ten doel heeft in aansluiting op het PEG de bestrijding van de armoede voor jaren zeker te stellen.

Eind 2004 ging het mis: de inflatie steeg, de binnenlandse prijzen vlogen omhoog, de wisselkoers steeg van 400 naar 500 Congolese franc per dollar. De oorzaak is duidelijk: de uitgaven van de regering voor haar eigen functioneren overschreed verre de grenzen van de rijksbegroting. De onmogelijke samenstelling van de overgangsregering volgens het model ‘1+4’ maakte de besteding van de middelen onbeheersbaar. Niet het landsbelang maar dat van de eigen ‘composant’ en de eigen uitgangspositie bij de verkiezingen waren doorslaggevend.

Met de categorische afwijzing door de internationale donoren, van de eindversie van het DSRP, waaraan jarenlang was gewerkt, was de afgang van de regering compleet. Na jaren van voortvretende verpaupering is het Congolese volk dus weer terug bij af. De externe schuld waarvan rente en aflossing nu reeds 25 procent van de begroting uitmaken, blijft als een molensteen om de nek hangen. De machthebbers weten niet beter dan bij het IMF nieuwe bezuinigingen te bepleiten in ruil voor nieuwe kredieten. De winnaar van de verkiezingen erft een brandend huis!

Mijnbouw

Bij het begin van de ‘transitie’ in 2003 heeft een breed samengestelde parlementaire commissie onder voorzitterschap van Christophe Lutundula de opdracht gekregen onderzoek te doen naar de mijncontracten die door de regering in Kinshasa en door rebellenleiders met buitenlandse bedrijven zijn afgesloten. Het omvangrijke rapport kwam in juni 2005 gereed en verdween onmiddellijk in de bureaulade om pas in februari 2006 openbaar te worden gemaakt.

Na lezing is de consternatie bij de machthebbers begrijpelijk. De sinds 1997 afgesloten contracten in alle delen van het land zijn door de onderzoekers nageplozen op legitimiteit, handhaving van de contractverplichtingen, evenwichtigheid in de verdeling van voor-en nadelen tussen partijen, rol van overheidsfunctionarissen e.d. De conclusie dringt zich op: veel contracten behoren direct te worden ontbonden omdat de wettelijke regels zijn genegeerd; anderen zijn leonisch in de zin dat wat ze de gemeenschap opleveren in geen verhouding staat tot wat ingebracht wordt van Congolese zijde (bijvoorbeeld bij mijnconcessies) en moeten daarom worden herzien; verscheidene functionarissen dienen te worden vervolgd wegens corruptie, enzovoorts.

De meeste informatie heeft betrekking op de diamantwinning in Kasai, de koper/kobalt winning in Katanga en de goudwinning in Ituri. Weinig is te vinden over de contracten die door het RCD-bewind in Kivu zijn afgesloten rond de winning van coltan, cassiteriet e.d. De lokale autoriteiten weigerden iedere medewerking en bedreigden de commissieleden als ze zich ter plaatse wilden laten informeren; de documenten worden bewaard in de Rwandese hoofdstad Kigali en waren ontoegankelijk voor de commissie.

De Commissie Lutundula doet speciale aanbevelingen met betrekking tot de mogelijke redding van wat over is van Gecamines, het enorme mijnbedrijf in Katanga dat ooit de kurk vormde waarop de staat dreef. Deze betreffen de rijke (nog niet vergeven) concessiegebieden van Kamoto en Tenke-Fungurume; alleen de laatste al heeft reserves ter waarde van 90 miljard dollar! Door deze adequaat te beheren kan Gecamines weer een bron van welvaart voor Congo worden.

Het zijn juist deze concessies die na juni 2005 (terwijl het rapport in de bureaula lag) door de regering, met medeweten van de Wereldbank, in joint-venture gegeven zijn aan enkele multinationals zodat Congo er weinig of geen profijt van trekt. De 15 miljoen dollar die Congo van de mijnonderneming Phelps-Dodge kreeg voor de mijnrechten van Tenke-Fungurume vormen een flagrant voorbeeld van de verkwanseling van het nationale erfgoed.

Auteur Nico Dekker is werkzaam voor Werkgroep Congo-Ned, dat informatie verspreidt over Centraal-Afrika, in het bijzonder de DR Congo, en levert zodoende een bijdrage aan de verbetering van de leefsituatie van de bevolking aldaar. Website Congo-Ned

 

Naar boven