Ravage #13, 14 oktober 2005 m

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ravage   ● Archief    ● Overzicht 2005    ● Overzicht #13


Netwerken vormen tegenmacht

Canadese activisten beschrijven in Autonomous Media de diverse vormen van media die om de hoek komen kijken als je de wereld bij de kladden probeert te pakken. De schrijvers verhalen vooral over eigen ervaringen met moderne communicatiemiddelen en bieden inzicht in de mogelijkheden (en problemen) daarvan.

tekst Kees Stad

In het voorwoord beschrijft media-activist en -theoreticus Scott Uzelman het fenomeen autonome media. Dat is wat anders dan de aloude 'alternatieve media', die hoofdzakelijk gericht zijn op het geven van informatie die de commerciële media over het hoofd zien. Uzelman merkt op dat bij politieke strijd tegenwoordig de factor communicatie veel belangrijker is geworden dan vroeger en dat tegenwoordig (bijna) iedereen die aan een bepaalde campagne deelneemt, ook op de een of andere manier bij het mediawerk betrokken is.

Autonome media omvatten veelal experimenten met nieuwe technieken maar richten zich ook op het opbouwen van democratische(re) media-structuren en leveren daarmee impliciete kritiek op bestaande commerciële media. Dat betreft zowel de werkwijze, die breekt met het hiërarchische model bestaande uit hoofdredacteuren en dergelijke, als de vorm. Mediagebruikers kunnen de berichtgeving actief aanvullen waarmee het aloude eenrichtingsverkeer (wij zenden, u ontvangt) verdwijnt. Het publiek wordt niet langer beschouwd als een kluit passieve media-consumenten, maar als mensen van wie verwacht wordt dat ze in de communicatie participeren. Overigens stelt de schrijver ook vast dat de 'oude' alternatieve media en aanhoudende kritiek op de commerciële media belangrijk blijven (en vaak een rol blijven spelen).

Micro-zender

In het hoofdstuk over vrije radio's wordt het begrip Tijdelijke Autonome Radio (TAR) gehanteerd en wordt het groeiende gebruik van micro-zenders belicht. Die hebben een beperkt bereik en zijn vooral te gebruiken in dichtbevolkte stedelijke gebieden.

Dit kan korte tijd goed werken, zoals tijdens de opstand tegen de WTO-vergadering in Seattle in 1999, waarbij verschillende kleine radiozenders naast een grotere piraat en legale studentenradio's werden ingezet. Een van de zenders hing gewoon ergens in een boom. De radiomakers hadden in de weken ervoor de stad flink volgeplakt met stickers en stencils om mensen te attenderen op de radiofrequenties.

Marian van der Zon heeft in Autonomous Media ook oog voor de beperkingen van radio, zoals de instabiliteit van het medium dat vaak uitvalt of onvindbaar is of weggedrukt wordt door andere zenders. Maar een grappige constatering, die ook in andere hoofdstukken wordt gemaakt, is dat het effect van zo'n zender niet alleen afgemeten moet worden aan het bereik. Het feit dat mensen zelf aan de slag gaan met nieuws en wat ze daardoor over de thematiek en de techniek leren, is al even belangrijk. Je bent bij wijze van spreken je eigen publiek.

Hoe open is open?

Andrea Langlois beschrijft in het hoofdstuk 'How Open is Open' de ervaringen van de verschillende Indymedia's (oftewel IMC's, Independent Media Centers). Het bevat een interessante verhandeling over het ontstaan en de ontwikkeling van het IMC-netwerk, waarbij vaak ten onrechte wordt gedacht dat de IMC-ers alleen maar slim zijn omgegaan met de bestaande technologische mogelijkheden. Immers, ze hebben de technologische en praktische middelen die ze nodig hadden grotendeels ook zelf ontwikkeld en aangepast.

Maar wat vooral interessant is aan de bijdrage van Langlois is dat zij ook ingaat op de problemen die er opduiken bij pogingen om de informatiekanalen voor de gebruikers van Indymedia daadwerkelijk 'open' te maken en te houden, en dat er vervolgens verschillende oplossingen zijn bedacht nadat bleek dat ingrijpen noodzakelijk was. Nadat bijvoorbeeld verschillende IMC's werden beticht van antisemitisme of andere vormen van discriminatie, werd er wat aan het plaatsingsbeleid gedaan waardoor de medewerkers onherroepelijk meer macht hebben gekregen dan de gebruikers.

Maar Langlois komt tot een optimistische conclusie. Ondanks de vele problemen en het geruzie is hierdoor onder meer een bloeiende discussie over 'open publishing' ontstaan die de media-activisten gedwongen heeft om nauwkeuriger te omschrijven wat ze nu eigenlijk willen met het medium. Het heeft ook geleid tot een lawine van nieuwe technieken. 'Het probleem is niet dat je bepaalde besluiten moet nemen. Wat belangrijk is, is dat je die neemt op basis van principes die transparant zijn', aldus Langlois.

Cultuurkraken

Ex-Adbusters-medewerker Tom Liacas behandelt het ogenschijnlijk platbesproken thema culturejamming (cultuurkraken), oftewel het 'spelen met en ondermijnen van ons omringende uitingen van communicatie en interactie, zoals reclame, logo's, publieke manifestaties, winkelketens'. Niet nieuw maar enorm opgebloeid binnen de rafelranden van de globaliseringsnetwerken.

Liacas merkt op dat het fenomeen wat gladgestreken en smetteloos dreigde te geraken door de professionele Media Foundation van Adbusters-oprichter Kalle Lasn. Maar in Slovenië ontstond bijvoorbeeld het Memefest (www.memefest.org) met een interactieve website en een jaarlijks festival waar ook plaats is voor minder politiek correct gekraak.

Maar over het effect van cultuurkraken twijfelt Liacas toch. Hoe subversief is de zoveelste 'adbust' van een reclamebord, en in hoeverre zet het mensen daadwerkelijk aan om zelf actief te worden? Ook hier concludeert de schrijver dat het belangrijker is dat er een groepje gevormd wordt dat ingrijpt dan dat het tot concrete resultaten leidt. 'Zodra we een reclamecampagne zagen die ons tegenstond, wisten we dat we binnen een week wat konden maken om die te lijf te gaan. Het daadwerkelijk veranderen van de structuur die deze cultuur produceert en die ons tegenstaat, zal wat meer tijd vergen', aldus Liacas.

Oorlogsspektakel

Andrea Schmidt heeft geprobeerd onafhankelijke berichtgeving te verzorgen over de oorlog in Irak. Ze ging erheen en heeft met schaarse middelen gepoogd anders te berichten dan de doorsnee media. In Autonomous Media beschrijft ze vooral hoe moeilijk dat was vanwege de hopeloze situatie ter plaatse.Zij concludeert achteraf dat het bijna onmogelijk is om dat goed te doen. Schmidt is grotendeels in dezelfde val getrapt waarin ook mainstream journalisten terecht zijn gekomen. In plaats van zich te richten op het doorgeven van de meningen van de Irakezen zelf, heeft ze zich toegelegd op het beschrijven van hetgeen zich om haar heen afspeelde, waarbij ze min of meer automatisch inzoomde op dezelfde spektakels van bomaanslagen en militaire aanvallen.

Verschil was er natuurlijk wel, al was het maar omdat ze zich niet liet 'beschermen' door het Amerikaanse leger en zelf bepaalde waar ze naartoe ging. Maar de mogelijkheden waren - ook door de gevaarlijke omstandigheden - beperkt. Bovendien stond ze onder dezelfde tijdsdruk als mainstream journalisten om vaak en snel berichten te versturen. Ook onafhankelijke journalisten worden vaak betaald door organisaties die vooral productiewerk willen zien. Het alternatief volgens de schrijfster is het opbouwen van duurzame samenwerkingsverbanden met mensen uit de lokale bevolking, die hun aandeel moeten krijgen in de berichtgeving. Daarvoor moet je ook werken aan een internationale solidariteitsbeweging die dat als een van haar taken ziet en die op een transparante manier communicatiekanalen aanlegt. En dat is allerminst eenvoudig, zeker temidden van een verschrikkelijke oorlog.

Daklozen

Een - vanuit Europees oogpunt bezien - verrassend hoofdstuk gaat over daklozenkranten. Deze zijn de laatste jaren in veel steden overal op de wereld ontstaan. Het hoofdstuk is geschreven door Isabelle Mailloux-Beïque, die zelf in Montreal op straat leefde en aanvankelijk geen enkele band met actiegroepen had. Ze beschrijft hoe ze voor het eerst contact maakte met activisten toen ze doodnerveus aan een vergadering deelnam van het Indymediacenter ter voorbereiding van de protesten tegen de FTAA-top in Quebec in 2001.Sindsdien draait ze daarin volop mee en is ze communicatie gaan studeren. Ze besloot een onderzoek te gaan doen onder de verkopers van de lokale daklozenkrant in Montreal, L'Itinéraire genaamd. Deze krant is ontstaan nadat daklozen in samenwerking met sociaal werkers een eigen lokaal openden. De krant moet voortdurend alle zeilen bijzetten om te overleven.

Het blad wordt door de makers duidelijk gezien als een strijdbaar orgaan, dat vooral moet gaan over de politieke en sociale oorzaken van hun armoede. Bovendien wordt de inhoud ook samengesteld door de daklozen zelf, die 'straatjournalisten' worden genoemd. Het blad is ook een middel om wat inkomen te verwerven, maar het politieke doel staat voorop. Dat maakt het blad veel interessanter dan de Europese varianten, die vaak door een of andere hulpinstantie van bovenaf georganiseerd zijn. Dat verschil signaleert de schrijfster ook, en geldt tevens voor andere vergelijkbare bladen op het Amerikaanse continent. Voor de verkopers is het een belangrijk verschil; het is hún krant en ze zijn onderdeel van een strijdbaar collectief dat wat aan hun eigen problemen probeert te doen. Ze zijn niet alleen verkopers, maar ook zelf journalisten, waardoor de verhouding met het publiek verandert. En ze hebben keiharde kritiek op het functioneren van de commerciële kranten die niet of slecht berichten over hun problemen en de oorzaken daarvan.

Video

'Screening the Revolution' handelt over het fenomeen video-activisme. Het beschrijft de sterk toegenomen rol van videomakers bij het verslaan van acties en opstanden en signaleert enkele belangrijke effecten. Zo zijn er vaak dermate veel mensen met videocamera's bij acties aanwezig, dat gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven vastgelegd worden. Dit doorbreekt wederom het aloude model dat één filmer bepaalt hoe iets voor het nageslacht wordt vastgelegd.

Videoproducties komen steeds vaker tot stand via een samenwerkingsverband van tientallen verschillende filmers, die elkaar soms alleen via email kennen. Ook praktisch heeft het nut, zoals bij rechtszaken van mensen die gearresteerd worden en met de videobeelden kunnen aantonen dat de voorgeschotelde politieversie niet klopt.Schrijver David Widgington wijst verder op het belang van het ontstaan van videocollectieven. Deze registreren niet alleen, maar produceren ook films en organiseren vertoningen. Bovendien kunnen groepen die acties organiseren of een thema aan willen snijden hun hulp inroepen. Als voorbeeld voert hij zijn eigen collectief Les Lucioles op, dat zelf films maakt en zich openstelt voor producties van derden en regelmatig videobanden maakt vol korte filmpjes die op druk bezochte bijeenkomsten vertoond worden.

Widgington geeft ook voorbeelden van andere videoprojecten die gezorgd hebben voor zichtbaarheid van politieke conflicten, zoals het Witness-project, en initiatieven om lokale publieke kanalen te benutten. Als een van de weinigen in Autonomous Media gaat hij ook in op het probleem van de overdaad aan informatie die er aan het ontstaan is. Sommigen stellen dat de mens daardoor dreigt te verzuipen in informatie en niet meer weet waar hij of zij die moet zoeken. Media-activisten moeten volgens de schrijver juist actief omgaan met de verscheidenheid aan bronnen - inclusief degene waar je het misschien niet helemaal mee eens bent. Deze bronnen dienen aangeprezen te worden bij het publiek als praktisch alternatief voor de 'monolitische commerciële verdraaiers van feiten die doorgaan voor nieuwsverschaffers'.

Weblogs

Ten slotte besteedt het boek aandacht aan de veelbelovende ontwikkeling van weblogs, waarmee het berichtgevingsmonopolie al helemaal doorbroken wordt. Dawn Paley beschrijft een groot aantal voorbeelden die aangeven hoe daarmee berichten de wereld inkomen die anders onbekend zouden zijn gebleven. Ze voert daartoe niet alleen de bekende Bagdad Blogger op, maar ook de minder bekende bibliothecaresse die op www.librarian.net verhaalt over de problemen die bibliotheken ondergaan tengevolge van privatisering en censuurmaatregelen.

De schrijfster signaleert eveneens het probleem van de overkill aan blogs, maar beschrijft daarbij dat er juist veel naar elkaar wordt doorgelinkt of geordend, waardoor er weer een soort autonome structuur binnen de informatievoorziening ontstaat. Paley wijst bovendien op het feit dat er een soort 'blog- etiek' aan het ontstaan is die bloggers voorschrijft hoe ze met nieuws en geruchten om moeten gaan, waardoor de geloofwaardigheid van de informatie wordt vergroot. Ze ziet de kracht van het bloggen vooral in het beschikbaar stellen van allerhande informatie en de uitwisseling ervan, en bejubelt de diversiteit en het feit dat je daadwerkelijk zelf verslaggever bent.

Het boek eindigt met wat wijze woorden over de potentie van zelforganisaties en netwerken op het gebied van media-activisme. Participatie is daarbij het toverwoord. Het gaat er vooral om de netwerken uit te breiden en sterker te maken. Zo ontstaat er langzaam maar zeker een 'communicatieve tegenmacht'. Netwerkers van de wereld, verenigt U!

Autonomous Media, activating resistance & dissent. Cumulus Press Montreal 2005, 168 pagina's, 13 euro, www.cumuluspress.com

 

Naar boven