Ravage #12, 23 september 2005 m

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ravage   ● Archief    ● Overzicht 2005    ● Overzicht #12


Paradox van vrijheid

De ethiek van de hoofddoek

Het is wrang te moeten constateren dat het dragen van een hoofddoek verdedigd wordt door intellectuelen die een beroep doen op het liberale ideaal van tolerantie. De islam is een intolerante ideologie bij uitstek, waarin vrouwen als tweederangs burgers worden beschouwd, betoogt Floris van den Berg.

Is het dragen van een hoofddoek een ethische kwestie? Ja, maar niet in de zin hoe er doorgaans over wordt gedacht. Er zijn mensen die zich ergeren aan hoofddoekjes. Toch is ergernis over kleding van anderen geen reden tot een ethische beschouwing. Ergernis is de individuele reactie op de (wan-)smaak en stijl van anderen. Kleding is een individuele keuze.

De hoofddoek is een ethische kwestie omdat het het zichtbare gedeelte is van het islamitische indoctrinatieproces. Een proces waaraan jonge kinderen worden blootgesteld. Hoofddoekjes maken deel uit van het memeplex van de islam. De hoofddoek is een keuze van de ouders, de familie. Ook moslima's die zeggen de hoofddoek uit vrije keuze te dragen, ondergaan sociale druk: zonder islamitische familie zou de hoofddoek geen issue zijn.

Omdat er vrouwen en meisjes zijn die lijden onder het juk van de islam staat de hoofddoek symbool voor een veel belangrijkere kwestie: moeten individuen door de overheid beschermd worden tegen religieuze indoctrinatie en een beknotting van hun rechten?

Sharia

'Wie in een democratisch land geboren is, kan niet weten hoe moeilijk het is voor iemand die in een islamitische theocratie leeft zich rechten voor te stellen die hemzelf volkomen normaal voor komen. Ik zou het als ieder menselijk wezen hebben verdiend in een democratisch land geboren te zijn; ik heb dat geluk niet gehad en ben dus opstandig ter wereld gekomen.' Aldus Chahdorrt Djavann, een Iraanse vrouw die tijdens het totalitaire theocratische Iran gedwongen werd te leven volgens de Sharia en zodoende een sluier moest dragen. 'Ik heb tien jaar een sluier gedragen. Het was de sluier of de dood. Ik weet waar ik het over heb', zo begint zij haar vlammend manifest 'Weg met de sluier!'.

Djavann ergert zich aan de islamitische gemeenschap in westerse democratieën en het kordon van politiek correcte geëngageerde intellectuelen, met name in Frankrijk, die met een beroep op het recht op vrijheid van godsdienst ervoor kiezen, er zelfs voor strijden, om een hoofddoek te mogen dragen. Voor Djavann staat de hoofddoek symbool voor de onderdrukking van de vrouw door de islam. Onderdrukking zoals die in het theocratische fundamentalistische Iran en in Afghanistan onder de Taliban in extreme mate werd gerealiseerd.

Djavann interpreteert het dragen van hoofddoeken in liberale democratieën als een protest, een verzet tegen het Westen en een pleidooi voor een islamitische samenleving. 'Van mijn dertiende tot mijn drieëntwintigste was ik gedoemd een onderworpen moslima te zijn. (...) Waarom wordt een moslimjongen eigenlijk niet gesluierd? Kunnen zijn lichaam en haardracht geen begeerte bij de andere sekse opwekken?'

Tien jaar lang heeft Djavann geleden onder de religieuze terreur van de islam in Iran. Toen vluchtte ze naar Frankrijk, bakermat van de individuele vrijheid. Maar juist in Frankrijk is er beroering ontstaan over de toename van het aantal hoofddoekjes. Djavann is woest over het absurde beroep op de notie vrijheid, terwijl het tegenovergestelde daarvan wordt beoogd: de islam dwingt meisjes en vrouwen tot het dragen van de hoofddoek. Er is in haar ogen geen sprake van autonome vrijheid.

Hirsi Ali

Ook Ayaan Hirsi Ali, afkomstig uit Somalië, heeft geleden onder islamitische indoctrinatie. Zij vindt het kortzichtig om met een beroep op vrijheid de hoofddoek te dragen. 'Er spreekt in ieder geval geen mededogen uit met hun onderdrukte moslimzusters in andere landen. In die zin heeft het bijna iets wreeds', zei ze op een bijeenkomst van Opzij in het kader van Internationale Vrouwendag.

Ook Hirsi Ali ziet de hoofddoek als symbool voor de onderdrukking van de vrouw. Zij pleit voor emancipatie van moslimvrouwen en wil huiselijk geweld, dat onder islamitische burgers veel meer voor komt dan bij niet-islamitische vrouwen, bestrijden. 'Sociaal-democratie betekent opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. Dat zijn nu vooral de vrouwen en kinderen in moslimkringen. Ze hebben niet dezelfde grondrechten die Nederlandse vrouwen en kinderen hebben.'

In 1997, vijf jaar voor zijn kandidaatstelling voor de Tweede Kamer verkiezingen, publiceerde Pim Fortuyn een boek over de islam in Nederland, getiteld 'Tegen de islamisering van onze cultuur'. Hierin uitte hij zijn zorgen over het botsende karakter van de islam met de liberaal-democratische waarden van de Nederlandse rechtsstaat. 'Voor een ieder die wil zien, is duidelijk zichtbaar dat veel islamitische vrouwen worden gehinderd zich te ontplooien in het publieke domein. Het dragen van lange jurken en hoofddoekjes is heel wat minder onschuldig dan het lijkt', schreef Fortuyn.

Volgens Fortuyn is het wel duidelijk dat er voor een islamitische vrouw minder ontplooiingsmogelijkheden zijn dan voor niet-islamitische vrouwen. 'Deze vrouwen blijven daardoor steken in een sociaal isolement, in elk geval ten opzichte van mannen in het algemeen en ten opzichte van mannen van oorspronkelijk Nederlandse afkomst in het bijzonder. Het is een grote hindernis voor culturele, mentale en sociale integratie. Aan economische integratie komen dergelijke vrouwen niet eens toe.'

Fortuyn pleitte ervoor om de emancipatie van moslims te bevorderen door een Verlichtingsproces. De staat heeft volgens hem de taak om individuen te beschermen tegen inperking van zijn of haar ontplooiingskansen. Fortuyns pleidooi stond destijds haaks op het door de Nederlandse overheid gevoerde multiculturele beleid van integratie met behoud van eigen identiteit en cultuur. Inmiddels

lijkt het tij enigszins gekeerd en worden er onder andere verplichte inburgeringscursussen aangeboden.

Pragmatisme

Een andere reactie op islam en emancipatie en in het bijzonder het Franse hoofddoekverbod komt van de Iraanse Marjane Satrapi. Net als Djavann is ook Satrapi vanwege de islamitische terreur in haar geboorteland gevlucht vanuit Iran naar Frankrijk. Satrapi maakt stripverhalen, de Persepolis-reeks, over haar ervaringen in Iran.

Satrapi is tegen het Franse hoofddoekverbod op scholen, puur op pragmatische gronden. Het werkt het weigeren van leerlingen die de hoofddoek blijven dragen in de hand, hetgeen de ouders goed uitkomt omdat die toch al tegen gemengde scholen zijn. 'Als zo'n meisje al een kans heeft op redding en emancipatie dan is het via het onderwijs. Gun haar die kans!', aldus Satrapi.

Ik vraag me hierbij af of het gerechtvaardigd is om vanuit pragmatisch oogpunt intolerantie te tolereren. In een liberale democratie moeten meisjes naar school. En als er een hoofddoekverbod is, moeten ze naar school zonder hoofddoek. De scholen moeten er alles aan doen om (verbaal) geweld door (islamitische) jongens te voorkomen. Er moeten vertrouwenspersonen komen waar meisjes kunnen melden als hen wat wordt aangedaan. Het onderwijs moet daarom strikt seculier zijn en zich actief inzetten voor emancipatie (van vrouwen, homo's, atheïsten, joden). De liberale staat kortom, moet het aandurven om voor onderdrukte individuen op te komen. Ze moet kiezen voor het individu, niet voor de groep.

Het hoofddoekverbod in Frankrijk betreft alleen het dragen van opzichtige religieuze symbolen op scholen, niet op universiteiten waar volwassenen geacht worden zelf een autonoom oordeel te kunnen vellen aangaande hun religieuze overtuiging. Het idee is dat kinderen de ruimte moeten krijgen zich los van ouders te kunnen ontwikkelen in vrijheid en, als ze volwassen zijn, een weloverwogen keuze kunnen maken.

Uitlokking

Het is typerend dat de argumenten voor het dragen van de hoofddoek zelden religieus van aard zijn. Een vrouw van Turkse komaf, die studeert aan de Islamitische Universiteit in Rotterdam, zegt in NRC Handelsblad dat ze een hoofddoek draagt om aan te tonen dat ze hersens heeft en niet alleen mooie haren. 'Mooie haren leiden af van wat ik te zeggen heb.'

Dit is geen religieus argument, het is een persoonlijke opinie, die echter wel past binnen de islam. Het is een rationalisatie van een contingent gebod. Niemand wil graag worden beticht van irrationeel of volgzaam gedrag, dus leidt dat tot dergelijke kronkels. Als mooie haren afleiden van de boodschap dan zijn er ook andere opties, zoals een lelijk kapsel, kaal scheren, een muts.

Op de website islamenburgschap.nl meldt ene Saffia het volgende over het onderwerp 'Zelfrespect en hijab': 'Waarom klagen zoveel [niet-moslims] over de hoofddoek en over de klederdracht van de moslim? Persoonlijk denk ik dat wij moslims de niet-moslims onbehaaglijk laten voelen omdat de meeste Nederlandse vrouwen hun best doen om zo veel mogelijk respect af te dwingen door een zo kort mogelijk mini-rokje te dragen waaronder een miniscuul slipje, een naveltruitje en het liefst een zo diep mogelijk decoletee. (...) Alles om met de andere sexe te flirten en dan boe en aah roepen dat hier in het westen één op de vier vrouwen bij de geboorte gegarandeerd is op minimaal een verkrachting of aanranding, hetzij door pa zelf, oom, broer buurman of ander gewillige 'vlees-keurder'.'

Ook dit is geen religieus argument, maar een aanklacht tegen opdringerig seksueel gedrag van mannen, ook moslimmannen blijkbaar. In de eerste plaats stelt Saffia dat niet-moslim vrouwen zich bewust zo kleden om mannen te verleiden. Dat is onzin. Maar zelfs als het zo was, zelfs als vrouwen zich wel uitdagend en erotisch zouden kleden, dan nog is dat de keuze van de vrouw en is dat geen expliciete toestemming om haar seksueel te bejegenen.

Emancipatie moet van twee kanten komen, maar met name van de mannen. De vraag is of Saffia haar hoofddoek zou afleggen in gezelschap van geciviliseerde mannen, of heeft ze een achterdocht tegen alle mannen? Ze noemt zichzelf een 'bekeerde moslim', dus heeft de hoofddoek wel degelijk met de islam te maken, maar ze draagt er geen religieuze argumenten voor aan. Het is altijd warrig en incoherent (per definitie) als mensen hun gedrag een religieuze fundering proberen te geven.

Verplichting

Op de website van het project 'hoofddoekdiscriminatie' (www.hoofddoek.tk) wordt een beroep gedaan op de vrijheid van godsdienst, maar er wordt ook melding gemaakt van een religieuze plicht: 'Wij vinden dat bij het besluit om een hoofddoek te gaan dragen iedere vorm van dwang door de omgeving uit den boze is. Het gaat hier om een religieus voorschrift waaraan een vrouw zich uit innerlijke overtuiging moet onderwerpen.'

Die laatste zin is beangstigend. Er is sprake van het algemene 'een vrouw', waarmee vaag alle vrouwen lijken te worden bedoeld, die zich 'uit innerlijke overtuiging' moet onderwerpen. De vraag is waar dat gebod op berust. Het is in ieder geval niet liberaal.

Er bestaat onder de geleerden van alle islamitische scholen consensus dat het dragen van een hoofddoek voor moslima's die de puberteit hebben bereikt verplicht is. Daarbij moet de vrouw er op letten dat door haar overige kleding haar lichaamsvormen niet worden geaccentueerd. Als een vrouw uit religieuze overtuiging een hoofddoek draagt, is dat een individuele keuze. Een vrouw dwingen tot het dragen van een hoofddoek is net zo zinloos als iemand dwingen in die Ene God te geloven.

Kortom, het is een individuele keuze die tegelijkertijd een religieuze plicht is: je hebt als moslima de keuze om je aan een verplichting te houden. Dit is tenminste een eerlijk religieus argument: het staat in de koran en daarom moet het. Dit is een vorm van de goddelijke gebodstheorie. Trouwens, je kunt iemand wel degelijk dwingen in 'die Ene God' te geloven. Dat is precies wat er gebeurt als ouders het virus (meme) van god overdragen aan hun kinderen. Die dwang wordt kennelijk niet altijd onderkend.

Harde dobber

De vraag of de overheid een regeling moet treffen met betrekking tot het verbieden van bepaalde kleding op sommige plaatsen die voortkomt uit een levensovertuiging, is een casus waarin fundamentele uitgangspunten van de rechtsstaat, democratie, liberalisme, vrijheid en levensbeschouwing aan de orde zijn. De hoofddoek is een duidelijk zichtbaar fenomeen in de publieke ruimte aan de hand waarvan een fundamenteel debat over de problemen van het samenleven aan de orde kan komen.

Het hoofddoekvraagstuk is een harde dobber voor een liberale samenleving waar individuele vrijheid hoog in het vaandel staat. De draagsters van een hoofddoek kunnen zich te allen tijde beroepen op de vrijheid om hun godsdienst. Er bestaan bijna geen wettelijke beperkingen op het dragen van kleding, alleen op het niet dragen ervan en, volgens mij, op het dragen van haatuitdragende symbolen zoals het swastika teken.

Een liberale staat, een open samenleving, wil burgers zo vrij mogelijk laten om te doen en laten wat ze willen en om zich te kleden hoe ze maar willen. Kledingvoorschriften en (informele) tradities over het uiterlijk hebben heel lang belemmerend gewerkt. Zo mochten mannen tot aan de jaren vijftig van de vorige eeuw geen lang haar hebben, was de stropdas verplicht, was het dragen van een lange broek door de vrouw lange tijd taboe en is het dragen van een rok door de man dat nog steeds.

De (religieus) culturele druk tot het confirmeren aan vrij beperkte kleding- en gedragscodes was tot in de jaren zestig van de vorige eeuw erg groot, zoals de vrijheid om met je uiterlijk te doen wat je wilt dat momenteel mode is. Zelfs in de werksfeer is er, in vergelijking tot andere landen, een grote mate van vrijheid. Als we de hoofddoek in deze traditie plaatsen, het recht om je te kleden zoals je wilt, dan is er geen enkele reden waarom de overheid zich speciaal met de hoofddoek zou moeten bemoeien en niet met bijvoorbeeld rastahaar, skinheads of punkers (mowhawks, hanenkammen).

Identiteit

Er is onderscheid tussen loze kledingconventies en kledingvoorschriften op basis van een levensbeschouwing. In die laatste categorie moet dan weer de individuele levenshouding onderscheiden worden, zoals het type; de gothic, punker, skinhead, skater, kakker, et cetera. Deze trend betreft het zoeken van (meestal) jongeren naar een identiteit, die vaak afwijkt van die van de ouders.

En anderzijds de kledingvoorschriften waarbij er sprake is van dwang van de ouders en de sociale groep op basis van levensbeschouwelijke regels. In Nederland zijn er nog de orthodoxe gereformeerden waar kledingvoorschriften gelden als lange rokken voor de vrouwen en geen make-up, platte schoenen, taboe op de spijkerbroek. De hoofddoek kan in deze laatste categorie vallen.

Als kleding communicatie in de weg staat, kan dat in bepaalde gevallen aanleiding geven tot het opstellen van voorschriften. Het gaat dan met name om gezichtsbedekking, zoals de sluier. Het communiceren op school, tijdens de les, verloopt met een sluier moeizaam en daarom kan de sluier in deze situatie verboden worden.

Middelbare scholen worstelen met de vraag wat te doen met meisjes die hoofddoekjes dragen en met name meisjes die hun gezicht (met de nichaab) of zelfs hun hele lichaam verhullen (met de chador). Schoolreglementen passen zich meestal post hoc aan aan de laatste modegrillen van pubers. Zo moeten er regelingen zijn over MP3 players en mobiele telefoons. Als een school zou besluiten in het schoolreglement bepalingen hieromtrent op te nemen zou dat niet uitmonden in een nationale discussie.

Symbolen

Een probleem was er wel met de zogenaamde 'bomberjacks', de jassen van skinheads. Deze skinheads hebben een speciale kledingcode met onder meer kistjes en het beruchte jack met een Nederlands vlaggetje. Het probleem is dat een deel van de skinheads bekend staat om hun vreemdelingenhaat en zelfs neo-nazistische inclinatie. In Duitsland zijn de skinheads berucht vanwege het molesteren van buitenlanders.

Mogen scholen deze kledingdracht verbieden? In ieder geval is dat verbod er gekomen. Het argument zou kunnen luiden dat er een algemeen bekende samenhang is tussen de kledingdracht en vreemdelingenhaat en dat zodoende deze kleding haatzaaiend is. Een voorbeeld van meer recente aard is het dragen van Lonsdale kleding. Wie op dit pad gaat komt op een 'slippery slope' terecht. Sommige rap- en rockmuziek hebben ook politiek incorrecte teksten, moet dit dan ook worden verboden?

Een mogelijke oplossing zou zijn: óf alle mogelijke symbolen te verbieden en alleen neutrale kleding te gedogen (maar dan heeft de conciërge een zware taak), óf terug naar het schooluniform. Wat je zou willen, de utopie van de liberaal, is dat mensen, pubers, zich vanuit zichzelf, onder toeziend oog van hun ouders, ethisch neutraal of in ieder geval niet ethisch aanstootgevend kleden.

Dan zie ik echter weer problemen. Wat te denken van bijvoorbeeld stickers van het Dierenbevrijdingsfront of de Vegetariërsbond? Dat zijn groeperingen die ethisch te verdedigen praktijken voorstaan, maar die niet algemeen aanvaard zijn en dus als aanstootgevend ervaren kunnen worden. Als ethicus ben ik geneigd om symbolen of referenties naar ethische standpunten inhoudelijk te beoordelen, dus het een wel (bijv. Greenpeace) en het ander niet (bomberjack, Mao, hoofddoek, kruisketting).

Dwang

Als een hoofddoek door ouders en de sociale omgeving aan hun minderjarige dochters wordt opgelegd dan is er sprake van dwang. Om een dergelijk gedrag te rechtvaardigen kan een beroep worden gedaan op het recht van de vrijheid van godsdienst. Hetgeen zoiets wil zeggen als: 'het recht om mijn kinderen te indoctrineren in aantoonbaar onjuiste en onrechtvaardige opvattingen'.

De angel van de discussie over godsdienstvrijheid zit erin dat de juridische documenten, de grondwet en de UVRM, expliciet melding maken van de vrijheid van godsdienst. Er staan tal van andere rechten in maar in geval van tegenspraak is er toch sprake van een patstelling. Pas als het recht op godsdienstvrijheid uit de juridische documenten zou worden geschrapt kan de discussie over de rol van godsdienst in de openbare ruimte en het onderwijs goed gevoerd worden.

Nederlandse liberale intellectuelen, zoals Herman Philipse, Ayaan Hirsi Ali, Paul Cliteur en (een deel van) de Franse intelligentsia, maken zich zorgen over de dwang die aan meisjes wordt opgelegd om een hoofddoek te moeten dragen. Zo zijn er in Nederland islamitische scholen waar het dragen van hoofddoeken verplicht is, zoals er gereformeerde scholen (en zelfs bejaardentehuizen) zijn waar het dragen van rokken voor vrouwen verplicht is vanuit een religieuze (waan)overtuiging.

In wellicht alle religieuze tradities is er sprake van een dubbele moraal, een voor mannen en een voor vrouwen. De moraal voor vrouwen is strenger en wordt door de mannen opgelegd. Eerwraak bijvoorbeeld is een zaak van mannen tegen vrouwen. Dat de moslims wel en de orthodoxe gereformeerden en orthodoxe (pijpenkrul) joden niet de aandacht krijgt die het verdient, is een tekortkoming van de voorvechters van bevrijding van de moslima's: deze relatief kleine religieuze groepen blijven grotendeels uit het zicht van het publieke domein en zijn nogal in zichzelf gekeerd.

Slachtofferpolitiek

Bij veel cultureel en religieus gedrag is er sprake van slachtofferpolitiek. Het sanctioneert dat er slachtoffers zijn doordat het via een levensbeschouwing de sympathie beperkt tot een selecte groep. Religie, etniciteit, taalgroep en huidskleur zijn factoren die meespelen in de bevooroordeling van de eigen (sub)groep, en vaak lopen verschillende groepen door elkaar. Zo zijn moslims vaak anti-homo en anti-joods en tegelijkertijd hebben ze een onderdrukkende houding tegenover moslimvrouwen.

De moslimcultuur, met andere woorden, draait om het perspectief van de volwassen moslimman die het hoofd is van zijn gezin. De heteroseksuele moslimman bevindt zich in een bevoorrechte positie. In verreweg de meeste culturen komen mannen of bepaalde groepen mannen (aristocraten) er het beste vanaf in die zin dat ze meer vrijheden en meer zeggenschap hebben over de levens van vrouwen. De positie van vrouwen in de geseculariseerde westerse samenleving is uniek in de geschiedenis van de mens. Wellicht omdat dit de eerste cultuur is die zich onder het juk van religie heeft weten te ontworstelen.

Door het hoofddoekje te verbieden op scholen wordt voorkomen dat een religieus geïnspireerd beeld wordt gevormd over vrouwen en seksualiteit. Doordat sommige vrouwen een hoofddoek dragen en anderen niet, wekt dat de suggestie dat er twee soorten vrouwen zijn: kuise islamitische vrouwen en uitdagende westerse vrouwen die hun seksualiteit als het ware te koop aanbieden.

Ook kunnen voor bepaalde functies kledingvoorschriften gelden, bijvoorbeeld waarbij een uniform wordt gedragen. Als het gaat om overheidsfuncties waarin de overheid als neutraal optreedt dan is het zaak dat het uiterlijk van de gezagsdrager ook neutraal is. Dit geldt zodoende voor beroepen als politieagent en met name de rechterlijke macht.

Vanuit liberaal perspectief kunnen hoofddoeken en andere door de ouders verplichte religieuze kleding worden verboden op scholen (al is het in de praktijk moeilijk om de rokken en het taboe op spijkerbroeken op gereformeerde scholen te doorbreken). Een verbod op bijzondere onderwijs, door middel van afschaffing van Artikel 23 van de grondwet, zou veel beter zijn. Want dat biedt kinderen een veel grotere uitvlucht voor de indoctrinatie van de ouders.

Op openbare scholen worden geen specifieke religie opgedrongen en wordt het kind wel geïnformeerd over verschillende soorten religies en levensbeschouwingen. In zoverre de staat optreedt in het belang van alle burgers is het van belang dat het individu dat deze rol vertegenwoordigt geen blijk geeft van zijn/haar specifieke levensovertuiging.

Religiekritiek

Het is wrang te moeten constateren dat het dragen van een hoofddoek verdedigd wordt vanuit kringen van relativerende met postmodernistische ideeën besmette intellectuelen die een beroep doen op het liberale ideaal van tolerantie. De islam is een intolerante ideologie bij uitstek, waarin vrouwen als tweederangs burgers worden beschouwd en homo's worden aangeduid als misdadigers, abortus is verboden, et cetera.

In het debat over de hoofddoek zijn er twee verschillende stramienen te ontwaren. Enerzijds die van de politieke filosofie; het liberale debat waarin het draait om de vraag hoe groot de vrijheid van het individu zou moeten zijn en of de overheid de vrijheid van het individu mag beperken. Anderzijds gaat het om de vraag of er redenen zouden kunnen zijn dat vrouwen een hoofddoek zouden moeten dragen: van wie moet dat en waarom?

Dit inhoudelijke debat, deze religiekritiek, wordt liever buiten het publieke debat gehouden. Toch stemmen de conclusies van beide soorten kritiek grotendeels overeen. Vanuit liberaal perspectief moet het individu zoveel mogelijk beschermd worden tegen ideologische indoctrinatie en zodoende moet er voor kinderen ruimte blijven om van levensovertuiging te veranderen, met name omdat religieuze levensovertuigingen de vrijheid van individuen dwars kunnen zitten. Ook moet de overheid neutraal zijn om alle burgers gelijk te kunnen bejegenen.

Het hoofddoekvoorschrift valt of staat met de erkenning van de autoriteit van de koran en die berust alleen op traditie, niet op enig redelijke argumentatie. Er kunnen geen ethische plausibele redenen aangegeven worden dat een vrouw een hoofddoek zou moeten dragen. Moslima's lijden onder de islam. Verlichting - van moslims in het Westen - door onderwijs is een hoopvolle gedachte, maar religie-memen, het bolwerk van indoctrinatie, zijn sterk.

Omdat de islam, net als alle religies, onzin is en het mensen niet verrijkt maar beperkt en zelfs onderdrukt, ben ik tegen de hoofddoek, ook in de privé-sfeer, al is dat vanuit liberaal perspectief niet te verbieden. Toch sluit ik me, hopend op het verdwijnen van alle religie en me bewust van het feit dat een verbod de liberale principes ondergraaft, aan bij Chahdortt Djavann: 'Weg met de sluier!'

Floris van den Berg is filosoof en werkzaam op de Universiteit Utrecht. Dit essay is in z'n oorspronkelijke staat te lezen op de website: www.liberales.be

 

Naar boven