|
Ravage
#16 |
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#16 Rechtsstaat in de knel
De manier waarop Nederland de rechtsstaat inperkt roept herinneringen op aan de Duitse reactie op de terreur van de Rote Armee Fraktion. Human Rights Watch maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in Europa.
Tekst Dirk Kloosterboer
In de New York Times zei minister Donner onlangs dat Nederland in de strijd tegen het terrorisme maatregelen neemt ,,die in veel andere landen ondenkbaar zouden zijn.'' Hij denkt dan bijvoorbeeld aan het strafbaar stellen van samenspanning, zodat mensen gestraft kunnen worden voor iets wat ze alleen maar van plan zijn te gaan doen. Een ander voorbeeld is het toestaan van geheim bewijsmateriaal van de AIVD. De rechter kan dit materiaal weliswaar toetsen, maar de verdachte en zijn of haar advocaat weten niet waar zij zich tegen moeten verdedigen. In het bewuste interview laat Donner weten dat hij het niet te gek zal maken. ,,We kunnen geen mensen arresteren omdat ze bepaalde kleding aan hebben.'' Kort daarvoor had hij echter in een toespraak gezegd dat terroristen op een andere manier moeten worden opgespoord dan gewone criminelen: ,,Uiterlijke kenmerken of de ideeën moeten al verdachte aanwijzingen op kunnen leveren.'' Bovendien had de minister in een interview met het Amnesty-blad Wordt Vervolgd al opgemerkt dat hij het niet zo nauw neemt met het principe van de gelijkheid voor de wet. Volgens Donner moet het mogelijk zijn om allochtone criminelen op een andere manier te straffen dan autochtonen, als dat effectiever is.
Duitse Herfst De angst voor het terrorisme is voor Nederland een relatief nieuw verschijnsel, maar Duitsland heeft het allemaal al eerder meegemaakt. Overigens stond daar de rechtsstaat al ter discussie voordat het terrorisme de kop opstak. Vanaf de jaren vijftig werden er verhitte debatten gevoerd over de invoering van wetten die de regering verregaande bevoegdheden zouden geven gedurende een noodtoestand. Het verzet werd aangevoerd door de vakcentrale DGB, die zich zorgen maakte over inperkingen van het recht om je te organiseren. Daarnaast speelde ook de studentenbeweging een belangrijke rol. Het studentenprotest richtte zich ook op andere onderwerpen, zoals de Vietnamoorlog. De politie reageerde hard en de situatie escaleerde. In 1967 doodde een politiekogel de student Benno Ohnesorg. Een jaar later werd studentenleider Rudi Dutschke neergeschoten door een rechts-extremist, die zich had laten inspireren door een hetze van de populaire pers. Een deel van de studentenbeweging ging twijfelen aan het nut van geweldloos protest, al bleef dit een minderheid. De groepering die later Rote Armee Fraktion (RAF) zou gaan heten, liet van zich horen. Eerst door middel van brandstichting, later met bomaanslagen en bankovervallen. Begin jaren zeventig werden de kopstukken van de RAF gearresteerd. Een nieuwe generatie terroristen probeerde in de 'Duitse herfst' van 1977 hun vrijlating af te dwingen, onder meer door middel van gijzelingen. In oktober pleegden de RAF-gevangenen volgens de autoriteiten zelfmoord, maar critici geloofden dat niet. De gegijzelde werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer werd niet lang daarna vermoord aangetroffen.
Draagvlak In de strijd tegen het terrorisme werden de rechten van burgers ingeperkt. Een voorbeeld is het Radicalenbesluit, een variant op de Berufsverbote die de Nazi's in de jaren dertig hadden uitgevaardigd. Op basis van vage verdenkingen konden mensen worden uitgesloten van de overheidsdienst, inclusief banen in het onderwijs. Van duizenden mensen werd de carrière geruïneerd, terwijl ze geen enkele wet hadden overtreden. Ook de rechten van verdachten werden ingeperkt. De gevangen RAF-kopstukken werd wekenlang het contact met hun advocaat onmogelijk gemaakt. Enkele verdachten werd zelfs vrijwel elk menselijk contact ontzegd. Sommige maatregelen werden mogelijk gemaakt met gelegenheidswetgeving, anderen waren simpelweg illegaal of op zijn minst in strijd met de geest van de grondwet. Dit laatste gold voor de gegevenskoppeling tussen de bestanden van de recherche en die van de veiligheidsdienst. De grondwet bepaalde juist dat politie en inlichtingendienst strikt gescheiden moesten zijn, om te voorkomen dat er een nieuwe Gestapo zou ontstaan. Onder de bevolking was er veel steun voor dit soort maatregelen. De angst voor het terrorisme leidde tot een groot draagvlak voor een autoritaire overheid. Ongeveer driekwart van de bevolking was bang voor politiek geweld, en een vergelijkbaar percentage steunde de inperkingen van de rechtsstaat. Tweederde van de bevolking was voorstander van herinvoering van de doodstraf. Rechtse politici maakten gebruik van de onrust onder de bevolking, linkse politici wisten niet altijd even goed wat ze met het onderwerp aanmoesten. In de woorden van een SPD-politica: ,,Er doet zich een verschrikkelijke aanslag voor. Men kijkt wat het CDU eist, streept de helft weg en dat is dan het sociaal-democratische beleid.''
Vraagtekens Vaak wordt gezegd dat stevige maatregelen nodig zijn om strijd tegen terreur te kunnen winnen. Het is echter de vraag hoe effectief deze maatregelen zijn. Regelmatig werken ze juist averechts, zoals de omstandigheden waaronder RAF-verdachten werden gevangen gehouden. Om hiertegen te protesteren werden talloze 'comité's tegen de isolatiefolter' opgericht, die weer functioneerden als recruteringskanaal voor een tweede generatie RAF-terroristen. Volgens Wil van der Schans, een deskundige op het gebied van inlichtingendiensten en werkzaam bij Buro Jansen & Janssen, zijn er ook bij de huidige Nederlandse aanpak vraagtekens te plaatsen. ,,Je kan je afvragen hoe zinvol het allemaal is. Als burger kunnen we de dreiging niet beoordelen. De overheid zou hier meer inzicht in moeten geven voordat zulke ingrijpende maatregelen gerechtvaardigd zijn.'' Van der Schans erkent dat de bevolking om harde maatregelen vraagt. ,,Mensen hebben het gevoel dat er een ernstige dreiging is, maar zo'n gevoel kan je ook heel gemakkelijk opkloppen. Probleem is dat er in Nederland geen gedegen onderzoek wordt gedaan naar terrorisme, waardoor we niet goed weten wat we ermee moeten.'' De maatregelen treffen een grote groep burgers, zo stelt Van der Schans, terwijl daar geen aanleiding voor is. ,,De verdachten van terreuraanslagen zijn vaak afkomstig uit een relatief kleine groep die eerder ook al bekend was bij de opsporingsinstanties. Dit betekent dat er aanleiding is voor gerichte opsporingsmaatregelen, in plaats van de ongerichte maatregelen waar nu sprake van is.''
Distantiëring In Duitsland ontstond in de jaren zeventig een klimaat waarin critici al snel werden neergezet als symphatisanten van terroristen. De schrijver Heinrich Böll zei hierover in 1977: ,,Plotseling mocht er niet meer genuanceerd gedacht worden. Er kwam een mechanisme op gang, waarbij iedereen vroeg: 'Wat vindt u van [de moord op] Schleyer?'. Iedereen moest zich openlijk van moord en terreur distantiëren. Ik hoef me echter niet van moord en terreur te distantiëren, omdat ik me nooit met moord en terreur heb geïdentificeerd.'' Het doet denken aan de manier waarop vandaag de dag aan moslims wordt gevraagd om zich te distantiëren van aanslagen waar ze niets mee te maken hebben. In de jaren zeventig richtte het wantrouwen zich echter niet op moslims, maar op de universiteiten. De strijd tegen het terrorisme werd aangegrepen om de inspraak van studenten terug te draaien en om bezuinigingen op het onderwijs door te voeren. Een SPD-politicus destijds: ,,Dat u nu het afschaffen van de studentenvertegenwoordigingen aanbiedt als een bijdrage tot de bestrijding van terroristen, is het laatste zout in de open wonde van de hogescholen. U schept daarmee een verbittering, die van veel jonge democraten tegenstanders van deze staat kan maken.'' Volgens critici leidde de combinatie van werkloosheid en een controlestaat tot apathie en cynisme. Heinrich Böll maakte zich zorgen dat een deel van de jeugd ,,niet meer aanspreekbaar wordt, verdwijnt in de illegaliteit en daar een potentieel wordt voor terrorisme.'' Op een congres, waar zowel tegen terrorisme werd gedemonstreerd als tegen de inperking van democratische rechten, werd een resolutie aangenomen: 'Alleen als jonge en sociaal geëngageerde mensen vertrouwen krijgen in de mogelijkheid de maatschappij door een permanente politiek van hervormingen te veranderen, zullen ze immuun worden tegen de preken voor geweld door valse profeten'.
Parallelen Rutger Groot Wassink, die onderzoek deed naar de RAF, ziet parallelen met de huidige situatie in Nederland. ,,Een belangrijke overeenkomst is de angst onder de bevolking. Ondertussen doet de regering het voorkomen alsof je met extra bevoegdheden het terrorisme zou kunnen uitbannen, terwijl dat een illusie is. Je komt hiermee op een hellend vlak. Het lijkt misschien in Nederland nog mee te vallen met de inperking van burgerrechten, het gaat in kleine stapjes. Maar dit soort maatregelen zijn moeilijk terug te draaien.'' Een deel van de Duitse samenleving sprak zich destijds uit tegen de inperkingen van de rechtsstaat. Schrijvers lieten van zich horen, evenals studenten. Ook de vakbonden protesteerden. Het onderwijzend personeel werd getroffen door het Radicalenbesluit, en de vakbond IG Metall maakte zich zorgen over een uitbreiding van deze maatregel naar het bedrijfsleven. Amnesty International deed onderzoek naar de omstandigheden waaronder de RAF-verdachten werden vastgehouden. De organisatie kreeg hierover scherpe kritiek te verduren, het werd opgevat als partij kiezen voor terroristen. In Nederland blijft het verzet tegen de inperkingen van de rechtsstaat vooralsnog grotendeels beperkt tot de juridische hoek. Een bekende critica is de advocate Britta Böhler, die verschillende verdachten van terrorisme heeft verdedigd en onlangs het boek 'Crisis in de Rechtsstaat' publiceerde. Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten organiseert op 8 april volgend jaar een congres in Den Haag over terrorisme en mensenrechten.
Averechts Ook Human Rights Watch maakt zich zorgen over de ontwikkelingen die zich voordoen in Nederland en in andere Europese landen. Senior-onderzoeker Julia Hall: ,,Ik ontken niet dat er sprake is van een dreiging. Overheden hebben de plicht om hiertegen actie te ondernemen. Het probleem is alleen dat men automatisch terugvalt op de harde aanpak, omdat men denkt dat de bevolking dit wil. Het ontbreekt momenteel aan een goede analyse van hoe je op een evenwichtige manier om kan gaan met de dreiging van terrorisme.'' Het risico van de huidige aanpak is dat hele bevolkingsgroepen als potentiële terroristen worden neergezet. Hall: ,,Op die manier pakt je beleid averechts uit. Als eerste zal je moeten accepteren dat je in een multiculturele samenleving leeft, dat is gewoon een feit. Je zult alle groepen in de samenleving moeten betrekken bij de strijd tegen terrorisme, in plaats van ze van je te vervreemden.'' Achteraf zijn veel mensen van mening dat de Duitse antiterreurmaatregelen uit de jaren zeventig onverstandig zijn geweest. Willy Brandt kreeg al na een paar jaar spijt dat hij het Radicalenbesluit had ingevoerd. De voormalige minister van Binnenlandse Zaken Gerhart Baum zei onlangs in het programma Nova: ,,Bij de bestrijding van het terrorisme hebben we de rechtsstaat die we wilden verdedigen, beschadigd. Veel meer dan nodig was.'' Over vijf jaar trekt minister Donner in zijn memoires dezelfde conclusie.
Met dank aan Wiebe Stuive
|